In de adolescentie is er een piek in risicogedrag.
Vroege adolescentie (10-13): fysiek groeien, volwassen worden op seksueel gebied.
Sociale identiteitsvorming.
Midden adolescentie (14-18): experimenteren met (risico) gedrag, persoonlijke
identiteitsvorming.
Late adolescentie (19-24): beoefenen van volwassen rollen.
Tijdens de adolescentie is er een groei in het brein (witte en grijze massa). De witte massa
gaat over de connectie tussen verschillende hersengebieden. Pruning: het elimineren van
synaptische verbindingen. Wat je niet gebruikt gaat weg. In de adolescentie neemt het lange
termijngeheugen toe en neemt de capaciteit om abstract te denken toe. Daarom zijn
adolescenten in deze periode vaak kritisch naar hun ouders. Het brein van adolescenten heeft
een hoge plasticiteit. De verschillende hersengebieden ontwikkelen op verschillende tempo’s.
Zo ontwikkelt emotioneel gebied veel sneller dan rationele gebieden.
Effective motivational brain: tijdens vroege en midden adolescentie is het reward centrum
overactief. Daardoor zijn adolescenten gevoeliger voor beloning en straffen.
Het rationele brein ontwikkelt langzamer dan het emotionele brein bij adolescenten. Het
relationele brein richt zich op lange termijn doelen en response inhibition.
Verklaring risicogedrag bij jongeren:
Maturation imbalance model: het toenemen van risicogedrag komt door dit model.
Er is een verhoogd beloningsgevoeligheid en een onvolwassen impulscontrole. Deze
combinatie zorgt voor meer risicogedrag. Ze handelen op emotioneel motivationeel
gebied en niet op lange termijn.
Dobs: risicogedrag van jongeren heeft te maken met de evolutietheorie. Het is een
functioneel proces van volwassen worden.
Risicogedrag: gedragingen die een risico vormen voor gezondheid, psychologische
gesteldheid, cognitieve en psychosociale ontwikkeling.
,Algemene proces van verslaving: contact met een middel -> experimenteren met middel ->
geïntegreerd gebruik excessieve gedrag -> verslaving.
Andere factoren die invloed hebben op verslaving zijn:
Eigenschappen van het middel
Culturele en sociale normen (bijvoorbeeld in islamitische landen is überhaupt drinken
al een risico terwijl in de westerse wereld 1 glas per dag prima is).
Wetenschappelijke kennis: wat weten we over het middelen gebruik (nu 18+, vroeger
16+)
Psychoactive-effect: in welke mate wordt het zenuwstelsel beïnvloed en worden
waarnemingen, stemming en bewustzijn beïnvloed. Dit kan resulteren in craving en loss of
control.
Sommige middelen zijn verslavender dan anderen.
1. Hallucinogenen: lsd/paddo’s
2. Downers (depressant): verminderen arousal stimulation. Acohol GHB en heroine.
3. Uppers (stimulant): Nicotine, speed, amfetamine.
Canabis en XTC hebben gecombineerde effecten.
Drank en drugsgebruik in Nederland: roken onder jongeren is vergelijkbaar met anderen
landen. Zwaar drinken en het gebruik van cannabis is in Nederland hoger dan in andere
landen.
Wanneer is iets een verslaving:
- Intentioneel: richten zich op causaliteit in het verslavingsproces.
- Extentioneel: DSM5
Twee onderliggende principes van de ontwikkeling van verslaving:
1. Positieve bekrachtiging: gedrag komt vaker voor als het leidt tot iets positiefs
2. Negatieve bekrachtiging: gedrag komt vaker voor als iets negatiefs wordt weggehaald.
Toename gevoeligheid in het beloningssysteem: Drugs -> dopamine -> beloning -> brein
krijgt gevoeligheid naar drug toe. Hoe een verslaving werkt: en afname in het aantal
dopaminereceptoren. Daarbij worden de bestaande receptoren minder gevoelig voor
dopamine.
, 1. Tolerantie
2. Withdrawal symptomen
3. Een afname in gevoeligheid van natuurlijke instinct (minder zin in seks, minder
eetlust)
Rational dicision making models: risicogedrag wordt gezien als een rationele keuze. Je
maakt een afweging tussen de voor en nadelen.
Theorie of planned behavior: attitudes, subjectieve norm en zelf efficiency bepalen de
intentie en de intentie bepaalt het gedrag.
Duale procesmodellen (systeemdenken): risicogedrag komt niet door rationele beslissingen
maar door implicite irrationele processen. Systeem 1&2 (Gladwin).
Systeem 1: koude systeem. De ratio, top down denken, analytisch en expliciet denken.
Systeem 2: warme systeem. Emoties, Bottom up denken. Impliciete processen.
Duale procesmodellen van risicogedrag: sociale context, houding, norm, intentie,
bereidheid en impliciete cognities bepalen het risicogedrag. De impliciete cognities zijn lastig
te meten maar het is niet onmogelijk (implicit association test). Dit is geen waterdichte
methode.
Impliciete en automatische processen spelen dus een rol in alle fasen van het
verslavingsproces.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper zoehalder. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,99. Je zit daarna nergens aan vast.