Samenvatting Ontwikkelingspsychologie Keil
Week 1
H2 BIOLOGIE VAN ONTWIKKELING
Basis van ontwikkeling
Input > genen, omgeving & resulterende patronen van gen-omgeving interacties
Constraints > behoefte aan levensvatbaarheid tijdens ontwikkeling, behoefte aan
gespecialiseerde cellen voor bepaalde functies in lichaam, en behoefte aan opeenvolgende
processen
DNA-molecuul > genen: van iedere ouder de helft
- Structurele sequentie: bepaalde lichaamsstructuur/chemische reactie
- Regulatoire sequentie: bepalen of en hoeveel bepaalde proteïnen actief worden
DNA opgeslagen in celkernen als chromosomen: allemaal samen = genoom
Chromosomen in paren > iedere ouder draagt 1 chromosoom bij aan kind (XX of XY)
Environmental niches > plaats die soort of populatie in ecosysteem inneemt
Genen > produceren eiwitten die cellen maken of reguleren welke genen aan en uit staan
Ø Bestaat uit DNA (dubbelstrengs molecuul, bestaand uit vier verschillende chemische
basissen (A, C, T, G)
Ø Baseparen
o A&T
o C&G
Ø Structurele volgorde: regelt verzameling van bepaalde eiwitten (spieren, enzymen)
Ø In meeste organismen: DNA-moleculen zitten in celkern verpakt als chromosomen
o Gehele set van chromosomen = genoom
o Mens heeft 46 chromosomen > 23 paren
Ø Allelen: één gen is opgebouwd uit twee allelen. Alle variaties van een bepaald gen
die kunnen bestaan op bepaalde plek op chromosoom.
o Verschillende allelen voor bloedtype A, B, O
o Ouders zelfde allel voor bepaald gen > individu is homozygoot voor dat gen
§ Ouders dragen A-allel > kind is homozygoot (AA/aa) en heeft type A
bloed
§ Ouders verschillend allel > kind is heterozygoot voor dat gen (Aa)
§ Ene allel is dominant over ander allel: recessief
§ Heterozygoot: codominant > beide allelen gelijktijdig uitgedrukt (AB)
1 allel is dominant, bijvoorbeeld A > O: levert bloedgroep A
1 allel is recessief, bijvoorbeeld O: alleen als je twee O erft (OO): bloedgroep O
Chromosomen
Ø Vrouwen twee X-chromosomen
Ø Mannen X- en Y-chromosoom > dus vader bepaalt geslacht van kind!
Prenatale omgeving
- Ook invloed van moeders’ externe omgeving (voeding, caffeïne, alcohol)
- Of wanneer moeder ziek wordt > geboortedefecten mogelijk
, - Geluiden van buitenaf
- Buik moeder hard aangeraakt
Genotype = genetische informatie gecodeerd als bepaalde genen in DNA
Fenotype = manier waarop genetische informatie tot uiting wordt gebracht (anatomische
structuren, biochemische processen, gedrag)
Ø Genen + omgeving = fenotype
Regulatieve cascade: serie van interacties waarbij kleine veranderingen in activiteit van één
gen invloed kan hebben op andere genen > kan weer invloed hebben op meer genen
Meiose > niet correct gedaan: genetische fouten zoals trisomy 21 (heeft 3 chromosomen ipv
2 in 21ste chromosoompaar)
Trisomie 21 = syndroom van Down
Tweeling modellen > uitrekenen hoeveel genen & omgeving bijdragen aan fenotypen
Epigenetische regulaties bepalen in hoeverre een gen ‘aan’ of ‘uit’ gezet wordt (via
methylatie op DNA-basepaar): meiose en mitose processen
- Monozygote tweelingen: bevruchte eicel splits op in twee verschillende cellen:
identieke tweelingen
- Dizygote tweelingen: twee spermacellen bevruchten twee eicellen
Prenatale ontwikkeling > voedsel en bescherming in uterus
- Chorion: beschermend membraan om vlies
- Placenta: voeding & zuurstof, afvalproducten afvoeren
- Navelstreng: levert bloed aan, verwijdert afval uit organisme
Vanaf moment bevruchting!
Ø Week 3-4 Week 5-8 v.a. 11 wk
o Ectoderm Ogen, oren, neus Schoppen, buigen
o Mesoderm Armen, benen, vingers Handen/mond openen
o Endoderm Reageert op aanraking Duimzuigen
Ø Week 13-26 Week 27-42
o Moeder voelt beweging 22-26: foetus levensvatbaar
o Vernix & lanugo (laagje & donshaar) Hersenschors groter
o Neuronen brein aanwezig Foetus langer wakker
ste
o V.a. 20 week: toename gliacellen Begin persoonlijkheid
o Hersenen 10x zo zwaar worden
Embryo > midden 2de week tot einde van 8ste week. Bevruchte eicel hecht zich aan
baarmoederwand.
3de week > eerste tekenen van benen en armen
Na drie weken: cellen gaan differentiëren. Cellen die identiek genetisch materiaal hebben,
nemen verschillende rollen aan die bijdragen aan ontwikkeling van lichaam
Neurulatie: beginnende hersenvorming, klaar in week 4. Neurale tube wordt zowel brein en
ruggengraat. Als dit niet goed sluit > defect > bijv spina bifida, waarbij een deel van de
ruggengraat uitsteekt
,4-8 weken > grote veranderingen in lichaamsstructuur. Na 4 weken is embryo ongeveer 3
mm. Bij einde week 8 is embryo groter dan 25 mm.
18 dagen > hart begint met kloppen, bloed pompen door circulatoire systeem
9de week tot geboorte > foetus. Ontwikkeling tenen, vingers, vier-delige hart.
12 weken > meeste delen van lichaam zijn functioneel. Spieren zorgen voor bewegingen,
nieren maken urine.
Cephalocaudale ontwikkeling > van hoofd naar voet
Successieve differentiatie. Cellen eerst differentiëren in drie verschillende groepen:
- Spieren > cellen kunnen eerst elke spier worden, maar later differentiëren ze in een
of twee typen spier. Nog later specialiseren ze zich in bepaalde delen van specifieke
spieren.
- Organen
- Botten
Drie weken of nog eerder geboren dan 37 weken > premature baby
Ø Kan gewicht hebben dat past bij duur van zwangerschap
Ø Fysieke of mentale stress. Mentaal: ontstekingen en immuun responsen.
Ø Infecties bij moeder of foetus
Ø Roken en drinken, drugs
Dismature baby
Ø Uitgerekend of te vroeg
Ø Gewicht te laag voor duur zwangerschap
o Couveuse (beademing, voedingssonde, intraveneuze medicatie)
o Stimulatie
o Oudertraining
Zuurstoftekort door:
- Afknelling navelstreng
- Ruptuur placenta
- Rh+ baby, Rh- moeder (antistoffen) > kan leiden tot:
o Hersenschade
o Mentale problemen
o Spasticiteit
Vroegtijdige geboorte > geassocieerd met hoger risico op onregelmatigheid in ontwikkeling
van hersenen.
1. Verstoren patronen van neurale groei
2. Het probleem dat vroegtijdige geboorte heeft veroorzaakt (bijv infectie), kan direct
schade toebrengen aan hersenen
3. Ook geassocieerd met cognitieve problemen (geheugen, aandacht, taalvaardigheden)
Diversiteit uit uniformiteit
Homeoboxe genen: clusters van genen > activeren/onderdrukken gen-expressie. Spelen
belangrijke rol in bepalen van lichaam
,Homeobox = 180-baseparen volgorde in DNA van verschillende soorten dieren (van
fruitvliegjes tot muizen tot mensen)
Seksuele differentiatie: eerste paar weken na bevruchting
Ø Bepaalde door hormonen: gereguleerde door complexie interacties tussen genen
Ø Extern > begint eerder bij mannen dan bij vrouwen
Ø Hoog level van testosteron: embryo ontwikkelt mannelijke karakteristieken
Ø Hoog leven oestrogeen: embryo ontwikkelt vrouwelijke karakteristieken
Ongunstige invloeden op ontwikkeling van embryo en foetus
1957-1962: zwangere vrouwen namen medicijn voor ochtendmisselijkheid: thalidomide.
Meest voorkomende effecten
Ø Ernstig onvolgroeide ledematen en soms zelfs geen ontwikkeling van ledematen.
Ø Defecten interne organen, genitaliën en zenuwstelsel
Ø Teratogenen: interne of externe omgevingsfactoren die problemen kunnen
veroorzaken voor ontwikkeling in prenatale periode
o Ergste effecten tussen 2-8 weken (centrale zenuwstelsel meest kwetsbaar,
maar ook hart ledematen, ogen, genitaliën)
o Wanneer en hoelang teratogenen binnen komen, maakt veel uit! Effect hangt
af van:
§ Dosis
§ Erfelijkheid
§ Aanwezigheid andere negatieve invloeden
§ Leeftijd bij blootstelling:
• Sensitieve periode
• Zygote: weinig invloed
• Embryo: sterke invloed
• Foetus: enige invloed, met name op hersenen, ogen,
geslachtsdelen
o Effecten alcohol
§ FAS (fetal alcohol syndrome)
§ P-FAS (partial fetal alcohol syndrome)
§ ARND (alcohol-related neurodevelopmental disorder)
o Geboorte > APGAR
§ Appearance, Pulse, Grimace, Activity, Respiration
Breinontwikkeling
Zowel prenatale als adolescente periode > grote veranderingen in brein
Prenataal
- Vitale structuren (hartslag aansturen)
- Basale bewegingen aansturen & herkennen van stimuli
- Algemeen principe: later ontwikkelde structuren remmen eerdere af
Niet alleen groei, maar ook leggen van verbindingen belangrijk! (Bijvoorbeeld nieuwe cellen)
Ø Meest essentiële structuren en systemen ontwikkelen als eerst
Ø Later-ontwikkelende breinstructuren neigen om eerder-ontwikkelende
breinstructuren te remmen.
, o Als nieuw systeem ontwikkelt > neiging om bestaande systemen onder meer
verfijnde controle te brengen
Ø Soms geldt ‘minder is meer’. Verschillende hersengebieden rijpen en worden
verfijnder door processen van wegsnijden ipv proliferatie en groei
Ø Snelheid en hoeveelheid communicatie tussen verschillende hersengebieden stijgt in
loop van ontwikkeling
Structuren in brein: drie hoofddelen
- Hersenstam: reguleert hartslag, ademhaling, slikken, bloeddruk, spijsvertering en
andere automatische processen
- Kleine hersenen: coördinatie van beweging en integratie van sensorische informatie
met actie
- Grote hersenen: basale ganglia (vrijwillige & niet vrijwillige bewegingen), bulbus
olfactorius (verwerkt geurinformatie), en hersenschors
o Hersenschors: meest recente geëvolueerde gebied van brein (high-level
thought). Rechter- en linkerhalfrond > communicatie dmv centraal pad =
corpus callosum
§ Elk halfrond is verdeeld in vier kwabben, verantwoordelijk voor
verschillende functies:
§ Frontale kwab: planning, probleem-oplossend, gedachten en emoties
reguleren. Motorische activiteit, grammatica v talen begrijpen
§ Pariëtale kwab: verwerken en interpreteren van aanrakingen,
integreren van visuele en ruimtelijke informatie, verwerken van
sommige aspecten van betekenissen van woorden
§ Temporale kwab: auditieve informatie, andere aspecten van
taalbetekenis, cruciale componenten van geheugen
§ Occipitale kwab: visuele informaties.
Neuronen en neurotransmitters
Ø Neuron: omgeven door membraan, scheidt cel inhoud van omgeving.
o Nucleus: bevat genetisch materiaal
o Informatie overbrengen naar ander neuron
o Dendrieten: bevat receptoren, die chemische signalen van andere neuronen
ontvangen. Aantal dendrieten verschilt per neuron.
o Axon: buisachtig.
o Vaak meerdere dendrieten en maar één axon (wel verschillende uitsteeksels)
Ø Neurotransmitter: in kleine bolletjes aan einde van axon
o Vervoeren signalen tussen openingen tussen neuronen
o Communicatie tussen neuronen gaat via synapsen: smalle openingen tussen
axon-uiteinden van één neuron en dendrieten van de ander
Neuronen geketend aan elkaar > axon-uiteinden in synapsen: scheiden van dendrieten van
andere neuronen > smal uiteinde van axon van presynaptisch neuron laat neurotransmitter
vrij in synaps > chemische signalen worden opgevangen door receptoren van dendrieten van
postsynaptisch neuron
Chemische signalen > kunnen een elektrisch signaal creëren = actiepotentiaal
,Snelheid hangt af van of axon omgeven is door myeline = vettige substantie (functioneer
beetje hetzelfde als een rubberen isolatie die elektrische geleiding langs een draad stuurt)
Ontwikkeling van neuronen
1. Proliferatie > creatie van zenuwcellen en dentritische takken
2. Migratie > ontwikkelende neuronen bewegen door hersenweefsel naar uiteindelijke
posities
3. Consolidatie > verminderen van aantal connecties tussen neuronen, scherpstellen
van structuur en functie
4. Myelinatie > versnelt transmissie van informatie over axonale schacht van neuron
PUBERTEIT = periode van onrust en stress
- Groeispurts
- Eetproblemen, depressie, zelfmoord, overtreden vd wet
- Meisjes eerder dan jongens
- Andere lichaamsverhoudingen
o Jongens: schouder, spieren
o Meisjes: heupen, vet
§ Door geslachtshormonen!
Groei skelet
- Bepalen van lichamelijke rijpheid mbv ontwikkeling skelet
- Epifyse: zachte delen met groeiplaten
- Culturele & geslachtsverschillen
Motorische ontwikkeling
Ø Toename coördinatie
Ø Grove en fijne motoriek
Ø Toename spierkracht
Primaire en secundaire geslachtskenmerken
Ø Vrouw: menstruatie relatief laat > na groeispurt, borstgroei, en schaamhaar & okselhaar
Ø Man: groeispurt later, voorafgaand aan groei geslachtsorganen en spermarche. Daarna
gezichts- en lichaamshaar en baard in keel
Ø Erfelijkheid, voeding, algemene gezondheid en vroege familieervaring dragen bij aan
timing van puberteit. Menstruatie vertraagd bij vrouwen waar slechte voeding is en
infectiezieken. Eerdere menstruatie bij Afrikaans-Amerikaanse dan Caucasian-
Amerikaanse meisjes door erfelijkheid en omgeving
Snelle rijping positief?
Ø Meisjes vroeg rijp: vaker gepest
Ø Jongens vroeg rijp: vaker populair
Psychologische impact van puberale evenementen
In algemeen: jongens minder sociale steun dan meisjes voor fysieke veranderingen van
puberteit
- Meisjes reageren met gemixte gevoelens, maar degenen die al info en steun hebben
ontvangen van familie zijn er meer positief over
, - Jongens ontvangen dus minder steun en reageren op spermache met gemixte
gevoelens
- Hogere hormoonlevels in puberteit zorgt voor grotere humeurigheid
- Negatieve humeurigheid gelinkt aan groter aantal negatieve levensgebeurtenissen,
zoals moeilijke omgang met ouders, bepaalde gebeurtenissen op school, uitmaken
met vriendje/vriendinnetje
- Negatieve gebeurtenissen gestegen vanaf jeugd tot adolescentie
Verandering in slaappatroon > levert bijdrage aan humeurigheid
- Gaan opeens later naar bed (door schermtijd bijv)
Tieners nu: meer sociale activiteiten, parttime baantjes, kamer met TV, computer en
telefoon > veel minder slaap dan tieners van voorgaande generaties
- Grotere kans op depressieve mood
- Weinig behalen op school
- Verhoogd risico op drinken en roekeloos rijden
Jonge adolescenten
Ø Hoogtepunten: met vrienden spenderen, zelfgekozen activiteiten
o Op vrijdag- en zaterdagavonden
o Tieners die in avonden thuis zijn tijdens weekend > alleen voelen
Ø Dieptepunten: gestructureerde omgevingen (klas, baan, geloof)
Tieners met steunende familie en goede relaties > meer positieve en minder negatieve
gemoedstoestand
Puberteit > weerstand bieden tegen tijd met familie spenderen en meer argumentatief
Ø Meer psychologische afstand tussen ouder en kind
Ø Tieners meer in staat om te redeneren: kan voor conflict zorgen
Ø Ouders willen kind beschermen tegen risicovolle situaties: kan voor conflict zorgen
Vroegrijpe jongens en laatrijpe meisjes hebben positiever lichaamsbeeld en passen zich
goed aan tijdens adolescentie
o Tegenovergestelde = vroegrijpe meisjes en laatrijpe jongens ervaren
emotionele en sociale moeilijkheden, waarbij meisjes volharden in jonge
volwassenheid
Hormonale invloeden op groei
Groeihormonen (GH) > hypofyse: gereguleerd door hypothalamus
Verdubbeling in puberteit
TSH (thyroïde-stimulerende hormoon): stimuleert hersengroei, ook effect op functie GH
Seksuele rijping door geslachtshormonen
- Oestrogeen
- Androgeen
Emotionele ontwikkeling
Schommelingen, stressgevoeligheid, ouder-kind relatie verandert, psychische problemen
kunnen ontstaan
,Invloeden groei
1. Erfelijkheid
2. Voeding
3. Gezondheid/infecties
4. Emotionele verwaarlozing
Puberteit en Gezondheid
Stelen begint vaak op jonge leeftijd door
- Cognitieve ontwikkeling
o Moeite met plannen
o Beperkt aanpassingsvermogen
o Snel afgeleid
- Emotionele ontwikkeling
o Op ontdekking
o Risicogedrag
o Ongeremd en impulsief
o Gevoelig voor emoties
- Sociale ontwikkeling
o Zichzelf centraal (zoektocht identiteit)
o Focus meer op leeftijdsgenoten (& minder op ouders)
Bepalende factoren voor manier waarop adolescent reageert op fysieke verandering tijdens
puberteit
- Reactie omgeving
- Stemming
- Ouder-kindrelaties
- Fysieke aantrekkelijkheid
Risicofactoren ontwikkelen eetstoornis adolescent
- Vroege start met puberteit
- Ontevreden met lichaamsbeeld
- Veel aandacht voor gewicht & dun zijn in thuissituatie
- Geregeld diëten volgen
- Eetstoornis ontwikkelen bij
o Meisjes die vroeg in pubertijd komen, ontevreden met lichaamsbeeld zijn,
opgroeien in familie waar dunheid benadrukt wordt
o Anorexia nervosa: bij meisjes die perfectionistisch zijn en overbezorgde,
controlerende moeders en emotioneel verre vader hebben
o Bulimia nervosa: vaak geassocieerd met gebrek aan zelfcontrole en
ontkoppeld ouderschap
Kenmerken anorexia nervosa & boulimia nervosa
- Anorexia nervosa
o Dwangmatige angst om dik te worden
o Extreem vervormd lichaamsbeeld (zichzelf zwaar vinden, zelfs bij extreem
ondergewicht)
o Ernstige lichamelijke gevolgen
o Krachten binnen gezin, persoon & grotere cultuur
, o Probleem ontkennen of minimaliseren
- Boulimia nervosa
o Strikt dieet, overmatig bewegen, eetaanvallen > opzettelijk braken &
laxeermiddelen
o Invloed door erfelijkheid, persoonlijke & familiefactoren
o Depressief & schuldig over abnormale eetgewoonten
Ø Vroege, frequente seksualiteit
o Gelinkt aan factoren als economische nadelen, slecht ouderlijk toezicht en
gevaarlijke buurt
o Veel seksueel actieve tieners: geen ervaring met consequente anticonceptie
o Adolescente cognitieve processen en slechte sociale ondersteuning voor
verantwoordelijk seksueel gedrag > oorzaak zwangerschap
§ Resulteert in hoge scores van Soa’s onder U.S.-tieners
§ Armoede, persoonlijke eigenschappen > jonge zwangerschap
§ Tiener ouderschap geassocieerd met: drop-out, verlaagde kansen op
trouwen, grotere kans op scheiden, lange termijn economisch nadeel
§ Voorkomen met seksuele voorlichting, toegang tot anticonceptie, en
programma’s met academische en sociale bevoegdheid die vroege
zwangerschappen voorkomen
Ø Ontwikkeling homeseksualiteit
o Biologische factoren > erfelijkheid, prenatale hormoonlevels
o Lesbische, homo, en biseksuele tieners hebben te maken met speciale
uitdagingen in tot stand brengen van positieve seksuele identiteit
Week 2
H3, 4, 5 Keil
H3 DE WERELD GAAN WAARNEMEN
Eerste levensjaar > perceptuele ontwikkeling en leren
Feedback-loops tussen kind en omgeving > een ervaring veroorzaakt verandering in toestand
van het kind > invloed op hoe volgende ervaringen van kind worden verwerkt
Groei van gebieden visuele cortex
- Vroege ervaring met visuele patronen > ondersteunen patroonperceptie
- Groei in cortex > ondersteunt patroonperceptie met hogere resolutie
o Verdere ontwikkeling in visuele cortex
Essentieel vermogen om te categoriseren
- Maakt perceptie en cognitie nog efficiënter
- Een deel van wat we leren toepassen op hele categorieën dingen
Visie
- Contrast tussen gevoel en perceptie
- Zintuiglijke informatie wordt geregistreerd
- Perceptie: interpreteren van zintuiglijke input (begrijpen dat bepaalde vormen en
contouren een gezicht vormen, ene object lijkt verder weg dan andere, bepaalde
geluidspatronen herkennen)
, VISIE
Menselijke visuele systeem
- Twee ogen
- Hoornvlies, lens, iris, netvlies met tweedimensionaal, lichtgevoelig oppervlak
- Oogzenuw die visuele informatie lijkt te dragen van netvlies naar hersenen
Verschillen waarnemen in helderheid en scherpte
- Pasgeborenen hebben vermogen om helderheid te onderscheiden: vormen basis
voor perceptuele vaardigheden op een hoger niveau
- Baby’s 2 dgn: verschillen waarnemen tussen lampen met verschillende helderheid
- Baby’s 4 mnd: relatieve helderheidsniveaus in afbeelding beoordelen door twee
aangrenzende gebieden te vergelijken
- Cruciaal onderdeel = waarnemen van dergelijke relaties om werkelijke helderheid
van een object dat onder verschillende lichtomstandigheden te bepalen
Patronen onderscheid > door gezichtsscherpte = scherpte van het zich gebaseerd op
vermogen om contrasten in de wereld te zien die lijnen, vormen en schaduwen
vertegenwoordigen
- Voorkeursmethode: baby’s kijken misschien liever naar sommige displays dan naar
andere. Wanneer baby’s twee soorten beeldschermen tegelijk krijgen en ze liever
naar een dan naar andere kijken, suggereert dit dat ze verschil tussen twee kunnen
detecteren.
- Gewenningsmethode: creëert in wezen voorkeuren, opzettelijk dit verveling creëren
als manier om een voorkeur te ontwikkelen voor nieuwe stimulus. Grijs paneel eerst
interessant > herhaaldelijk tonen en verwijderen > baby raakt verveeld & gewend
aan prikkel. Dan komt er tweede paneel > kijken of er hernieuwde interesse is.
- Optokinetische nystagmus-methode: springen vd ogen terwijl ze continue
opeenvolging van objecten volgen die voorbijstromen. Paneel met verticale strepen
van links naar rechts voor baby > bepalen hoe fijnkorrelig streeppatroon moet zijn
voordat ogen vd baby stoppen met springen van streep naar streep (één homogeen)
- Visueel opgeroepen potentiaal methode: elektroden aan hoofdhuid van baby om
hersenactiviteit te meten en bepalen op welk punt de veranderende gestreepte
patronen die baby op scherm bekijkt, niet langer overeenkomstige veranderingen
veroorzaken in elektrische activiteit van hersenen.
Astigmatisme > stimuli op verschillende oriëntaties waargenomen met verschillende niveaus
van scherpte. Is te wijten aan vervormingen in lens vh oog of hoornvlies, maar is bij baby’s
normaal.
Ø Oogbal heeft in kindertijd onregelmatig vorm en netvliesoppervlak
Ø Klein deel vh licht dat netvlies bereikt = scherp
Ø Naarmate kind ouder wordt, groeit oogbal en ontwikkelt een meer bolvormige vorm
o Vermindert het astigmatisme
Visuele ervaring en hersenontwikkeling
Ø Ook afhankelijk van input in de vorm van visuele ervaring
Ø Onderscheid tussen optische scherpte, scherpte vh beeld op het netvlies en
verwerkingsscherpte: hoe goed verwerkt visuele cortex vd hersenen dit