RECHT IN DE CREATIEVE INDUSTRIE
Creative Business HVA, tentamenstof recht in de creatieve industrie
Samenvatting: boek Recht in de Creative Industrie, Ilse van der Laar-Wijdeven, 2017 (Blz. 1 t/m 8)
Samenvatting: Hoorcolleges (Blz. 9 t/m 14)
Hoofdstuk 1 Inleiding in het recht
De creatieve industrie verbeeldt ideeën, creëert innovaties en biedt oplossingen voor
maatschappelijke problemen. Een creatieve professional moet op de hoogte zijn van rechten en
plichten.
1.2 Functies van het recht:
1. Normatieve functie: ethische normen, wat wenselijk goed of fout gedrag is. Sommige krijgen
ook een strafbaarstelling, zoals bij diefstal bijvoorbeeld.
2. Instrumentele functie: Bijv. verkeersregels.
3. Aanvullende functie: als mensen afspraken vergeten te maken, kunnen ze terugvallen op de
wet. Bijv. bij een band die vergeet afspraken te maken over royalty’s, zegt de wet dat er
gezamenlijk auteursrecht is. Dus moeten ze hun royalty’s evenredig verdelen.
4. Geschil oplossende functie: wanneer 2 of meer partijen hun conflict niet kunnen oplossen,
bepaalt de rechter.
1.3 Waar vinden we recht?
Rechtsbronnen:
1. DE WET
De wet is een geschreven regel, ook wel de codificatie van regels.
Wetten in formele zin zijn gemaakt door de formele wetgever (regering en de Staten-
Generaal). Ook lagere wetgevers (gemeente/provincies) kunnen wetten opstellen. Wetten in
materiële zin: de wet bevat algemeen verbindende voorschriften (avv’s). Avv’s zijn regels die
voor iedereen gelden.
Artikel 1 van de grondwet (verbod op discriminatie) is zowel een formele als materiële wet
Artikel 28 van de grondwet (De toestemmingswet voor een huwelijk van een lid van het
koninklijk Huis) is géén wet in materiële zin, wel in formele zin.
Provinciale en gemeentelijke wetten zijn niet in formele zin, maar wel in materiële zin.
2. DE JURISPRUNDENTIE
Het recht wat voortkomt uit de rechtspraak, ook wel rechterrecht of jurisprudentie. Deze
taak is voor rechters.
3. HET VERDRAG
Afspraak gesloten door staten onderling en/of volkenrechtelijke organisaties (bijv. de
verenigde naties). Een verdrag is een belangrijk onderdeel van het internationaal recht.
Een verdrag kan de volgende inhoud hebben:
1. Staten kunnen hun rechten/plichten vaststellen. Bijv. het UNESCO-verdrag waarin staat
dat kunst blijft behoren tot het cultureel erfgoed van dat land.
1
, 2. Rechten over hun burgers, bijv. een verdrag over kinderarbeid.
3. Internationale organisaties (bijv. de Verenigde Naties) /internationalen tribunalen (bijv.
International Criminal Court) oprichten.
- Het transformatiesysteem = de regels uit een verdrag zijn pas geldig nadat het land
deze heeft omgezet in eigen wetten.
- Het incorporatiesysteem = regels uit het verdrag zijn direct van toepassing, dit
systeem heeft NL.
4. HET GEWOONTERECHT
Gewoonterechtelijke regels zijn niet gecodificeerde regels (ook wel ongeschreven regels). Ze
staan niet in de wet, rechters kunnen deze wel meenemen in hun beslissing. Een voorbeeld is
de vertrouwensregel in het staatsrecht, deze houdt in dat het kabinet het vertrouwen van de
Tweede Kamer nodig heeft om te kunnen regeren. Het gewoonterecht is een gedragslijn, een
voorbeeld is ook een hand geven bij een koopovereenkomst.
1.4 De rechtszekerheid
In de wetten worden open normen gebruikt, deze wetten zijn zo ruim opgeschreven dat zij door
rechters in tijdgeest kunnen worden geïnterpreteerd.
1.5 Nederlands recht
- Privaatrecht: wetten en regels die gelden voor en tussen burgers onderling, burgers en bedrijven en
bedrijven onderling. Burgers worden ‘natuurlijke personen’ genoemd in het recht en
bedrijven/organisaties ‘rechtspersonen’.
Twee rechtsgebieden hiervan:
1 Het verbintenissenrecht gaat over overeenkomsten.
2 Het intellectueel-eigendomsrecht gaat over auteursrecht, merkenrecht etc.
(Zo is er ook het ondernemingsrecht, personen-en-familierecht, en het arbeidsrecht.)
- Publiekrecht: wetten en regels die gelden tussen burgers en overheidsorganen, en
overheidsorganen onderling.
Rechtsgebieden:
1 Het staatsrecht geeft regels over de organisatie van de Nederlandse staat, bijv. hoe een nieuw
kabinet tot stand komt.
2 Het Strafrecht bepaalt welke feiten strafbaar zijn en wat de straf is.
3 Het bestuursrecht gaat over regels waar de overheid zich aan moet houden bij het nemen van
beslissingen.
1.6 Hoe handelen we het recht?
De privaatrechter en het proces:
Start bij de rechtbank met een eiser, gedaagde/verweerder, en rechter. Rechter doet een vonnis.
Partij die het niet eens is met vonnis kan in hoger beroep bij gerechtshof, gerechtshof doet een arrest
Partij die niet eens is met arrest kan in cassatie gaan bij de Hoge Raad. Die kijkt of arrest van het
hof goed volgens wet is. (Dit alles duurt 1,5 tot 2 jaar).
De voorzieningenrechter behandelt spoedeisende zaken.
1.7 Grondrechten
Grondrechten = mensenrechten. Bijv. verbod op discriminatie, en recht van meningsuiting.
- Nationale en internationale grondrechten
- Klassieke grondrechten beschermen de burger tegen de overheid. Dit zijn artikelen 1 t/m 18 v.d
grondwet.
- Sociale grondrechten geven de overheid de opdracht voor het functioneren van de maatschappij,
artikelen 19 t/m 23.
2