Vermogensrecht
REvM2 Vermogensrecht 2020-2021
HOOFDSTUK 1: VERBINTENISSENRECHT: PLAATSBEPALING
Een verbintenis is iets wat je volgend het recht verplicht bent om te doen of te laten. Zo’n
verplichten heet een prestatie. Bij een verbintenis zijn minimaal twee partijen betrokken. Een
verbintenis is dus een juridische relatie tussen twee, of meer, partijen, waarbij de ene partij
verplicht is tot een op geld waardeerbare prestatie waarop de andere partij recht heeft.
Een verbintenis kan ontstaan uit de wet, maar ook uit een overeenkomst.
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en een aanvaarding. Hieruit moet
blijken dat de wil van beide partijen overeenstemt. Er moet dus sprake zijn van een
wilsovereenstemming. Als een verbintenis wordt nagekomen, houdt het op met bestaan. Dit
heet het tenietgaan van een verbintenis.
Prestatie van een verbintenis wordt het object genoemd. Jij en de tegenpartij worden
rechtssubjecten genoemd. Zij zijn drager van rechten en plichten. De partij die een prestatie
moet verrichten, is de schuldenaar (debiteur). De partij die recht heeft op de prestatie is de
schuldeiser (crediteur).
Als een verbintenis niet of niet goed wordt nagekomen heet dat een wanprestatie.
De belangrijkste bron van verbintenissen, na overeenkomsten, is de onrechtmatige daad.
Het verschil met de overeenkomst is dat er maar één verbintenis ontstaat bij onrechtmatige
daad. Bij de overeenkomst zijn dat er twee. Ook ontstaat een onrechtmatige daad uit een
gebeurtenis en de overeenkomt ontstaat als er sprake is van een wilsovereenstemming.
Een verbintenis kan ook ontstaan door een rechtmatige daad. Van zo’n rechtmatige daad
zijn drie voorbeelden:
1. Zaakwaarneming
2. Onverschuldigde betaling
3. Ongerechtvaardigde verrijking
Onder vermogen verstaan we alles wat een natuurlijk persoon of een rechtspersoon bezit
en op geld waardeerbaar is. Het vermogensrecht valt uiteen in het goederenrecht en het
verbintenissenrecht.
Enkele beginselen van het verbintenissenrecht zijn:
- Contractsvrijheid: partijen zijn vrij om overeen te komen wat zij willen, zolang dit niet
expliciet verboden is of in strijd komt met de openbare orde of de goede zeden.
- Pacta sunt servanda: overeenkomsten moeten worden nagekomen.
- Vormvrijheid: alles mag op de manier zoals partijen dat willen, tenzij de wetgever hier
expliciet van afwijkt.
- Redelijkheid en billijkheid: verstand en rechtsgevoel
- Bijzonder gaat voor algemeen
HOOFDSTUK 2: RECHTSFEITEN
Rechtsfeiten zijn alle feiten waar het recht gevolgen aan bindt. Het zijn dus feiten met een
rechtsgevolg. Een rechtshandeling is een bewuste menselijke handeling. Iemand die een
rechtshandeling verricht, wil dus dat er een bepaald gevolg tot stand komt.
1
, Overeenkomsten waaruit verbintenissen voortvloeien heten verbintenisscheppende
overeenkomsten of obligatoire overeenkomsten.
Een wederkerig overeenkomst is een overeenkomst waarbij beide partijen een verplichting
op zich nemen. Bij een niet-wederkerige overeenkomst is er sprake van een overeenkomst
tussen twee partijen waaruit slechts één verbintenis ontstaat. Dit wordt ook wel een
eenzijdige overeenkomst of eenzijdige rechtshandeling genoemd. Een overeenkomst tussen
twee partijen heet daarom ook een tweezijdige rechtshandeling. Deze overeenkomst
bestaat uit een aanbod en een aanvaarding.
Blote rechtsfeiten zijn feiten waaraan rechtsgevolgen zijn verbonden, zonder dat van een
menselijke handeling sprake is. Denk hierbij bijvoorbeeld aan als iemand achttien jaar wordt
en daardoor volledig handelingsbekwaam wordt, waardoor hij ook het stemrecht krijgt.
Artikel 3:33 BW
“Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een
verklaring heeft geopenbaard.”
Het moet hierbij dus gaan om een bewuste verklaring (wil). Dit is niet voldoende. De wil
moet gericht zijn op een rechtsgevolg. Hierbij verandert de rechtspositie, dus het geheel
aan rechten en verplichtingen die je op dat moment hebt. Het rechtsgevolg moet ook een
kans hebben om in te kunnen treden.
Een gerichte verklaring moet de andere partij hebben bereikt om haar werking te hebben.
Als dat niet het geval is, kan de rechtshandeling nooit rechtsgevolgen hebben. Bereik
hebben is het eerste moment waarop redelijkerwijs kennis wordt genomen van de
verklaring.
Jo. is een afkorting voor juncto, dat Latijn is voor in verbinding met.
HOOFDSTUK 3: WILSONTBREKEN, NIETIGHEID EN VERNIETIGBAAR
Een rechtshandeling die tot stand is gekomen onder invloed van bedreiging, bedrog of
misbruik van omstandigheden is vernietigbaar. De overeenkomst heeft volgens de wet even
bestaan, maar wordt daarna snel vernietigd.
Een rechtshandig die nietig is, heeft volgens de wet niet bestaan.
Een wel op rechtsgevolg gerichte wil en verklaring, maar iemand wil daar geen geldigheid
aan toekennen —> nietig
Als bij de verklaring de wil ontbreekt, spreekt men van wilsontbreken. In zo’n geval komt er
toch een rechtshandeling tot stand als de tegenpartij niet hoefde te vermoeden dat er bij de
verklaring sprake was van wilsontbreken.
Objectief: onbevooroordeeld, onbevangen, zonder zich door eigen gevoel of voorkeur te
laten beïnvloeden.
Subjectief: persoonlijk, volgens eigen mening, partijdig.
Er zijn ook gevallen waarin in sprake is van een geestelijke stoornis bij heet aangaan van
een overeenkomst. Een meerderjarige met zo’n geestelijke stoornis wordt dat onder
curatele gesteld. Zo’n persoon wordt handelingsonbekwaam. Ook dronkenschap en
drugsgebruik kunnen onder geestelijke stoornis vallen. Als in zo’n geval een wil tot stand
komt, is die rechtshandeling vernietigbaar. Eenzijdige, ongerichte rechtshandelingen zijn
dan direct nietig.
2