Europees recht
Een inleiding
Major 3.3
Internationaal en Europees recht
,Hoofdstuk 1 – Europese samenwerking
1.1 Vormen van samenwerking
Landen die met elkaar willen samenwerken moeten een verdrag met elkaar sluiten. Een verdrag is
een schriftelijke overeenkomst tussen landen. Dit verdrag treedt in werking na goedkeuring van
beide landen (= ratificatie).
Soorten samenwerkingsvormen:
• Intergouvernementele samenwerking à Een organisatie die niets kan doen zonder
toestemming van alle lidstaten.
• Supranationale samenwerking à Een organisatie die op een aantal gebieden kan handelen
zonder toestemming van alle lidstaten.
• Federale samenwerking à Een overkoepelende staat die op veel gebieden de
handelingsbevoegdheid van de lidstaten overneemt.
De eerste initiatieven in Europa waren vooral gericht op economische samenwerking, zoals:
• Vrije handelszone à Tussen de lidstaten werden alle douanerechten afgeschaft.
• Douane-Unie à De lidstaten schaffen onderlinge douanerechten af en wordt er een
gemeenschappelijk buitentarief gehanteerd ten aanzien van producten die afkomstig zijn uit
niet-lidstaten.
• Gemeenschappelijke markt à Heeft als doel de bestaande binnenmarkten van lidstaten te
vervangen door een Europese binnenmarkt. Vrij verkeer van goederen, diensten personen
en kapitaal moet worden afgeschaft.
• Economische en monetaire unie à De gemeenschappelijke markt wordt uitgebreid met een
gezamenlijke munt en een gezamenlijk begrotingsbeleid.
1.2 Eerste initiatieven tot Europese samenwerking
In 1944 werd in London een verdrag tussen België, Nederland en Luxemburg getekend om na de
oorlog een douane-unie tot stand te brengen. In 1947 leidde dit verdrag tot oprichting van de
Benelux.
In 1948 werd de OEEC (=Organisation for European Economic Co-operation) opgericht. Deze
organisatie kwam tot stand op aandrang van Amerika, 18 Europese landen (waaronder Turkije)
werden lid van de OEEC. Deze organisatie was vooral gericht op het formuleren van een gezamenlijke
aanpak van economisch herstel en het houden van toezicht op de hulp. De OEEC werd in 1961
vervangen door de OECD (=Organisation for Economic Co-operation and Development). Naast de
oorspronkelijke OEEC-landen werden de Verenigde Staten en Canada ook lid.
De Raad van Europa werd in 1949 opgericht en deden 10 landen mee: België, Nederland, Luxemburg,
Denemarken, Engeland, Frankrijk, Ierland, Italië, Noorwegen en Zweden. Momenteel zijn dit 47
Europese landen, inclusief Rusland en Turkije. De meest succesvolle activiteit is de bescherming van
mensenrechten, om dit te verwezenlijken is het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
(EVRM) afgesloten.
In 1950 kwam het initiatief om te komen tot een geheel nieuw soort organisatie: de Europese
Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS).
1.3 De EGKS
De Franse minister van Buitenlandse zaken (Robert Schuman) lanceerde in 1950 een voorstel om te
gaan samenwerking binnen een nieuwe organisatie, de EGKS. Dit voorstel werd op basis van een plan
gedaan met doel om toekomstige gewapende conflicten tussen Duitsland en Frankrijk onmogelijk te
maken. Andere Europese landen werken ook aangemoedigd zich bij dit initiatief aan te sluiten. In
deze periode was de Kolen- en Staalsector een belangrijk deel. Kolen vormen in die tijd de
2
,belangrijkste bron van energie en staal was nodig voor het maken van wapens, machines, schepen,
etc.
Uit het voorgestelde verdrag zou een organisatie ontstaat die tot taak zou krijgen om een
gemeenschappelijke markt voor kolen en staal tot stand te brengen. In 1951 werd het verdrag door 6
landen getekend: Frankrijk, Duitslang, Nederland, België, Luxemburg en Italië. Dit verdrag trad in
1952 in werking, er werd een supranationale organisatie geboren. Het bestuur van de EGKS werd
opgedragen voor de Hoge Autoriteit. Jean Monnet was de eerste president.
In 2002 is een einde gekomen vaan de activiteiten van deze organisatie, want de EGKS is tot stand
gebracht voor een periode van 50 jaar.
1.4 De EEG
Na de mislukkingen van de EGKS werd er een comité ingesteld, onder leiding van de Belgische
minister van Buitenlandse zaken (Paul- Henri Spaak). Dit comité kwam met het voorstel om een
organisatie op te richten die tot taak zou hebben om een gemeenschappelijke markt te creëren. Aan
de hand van dit idee werd er in 1957 het EEG-verdrag (= Europese Economische Gemeenschap) door
6 EGKS-lidstaten ondertekend en trad in 1958 in werking. De belangrijkste opdracht was binnen 12
jaar een economische markt instellen die het gehele economische leven omvat, inclusief de kolen- en
staalsector.
Tegelijkertijd trad het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
(EGA) in werking, deze organisatie werd ook wel aangeduid als Euratom. Omdat de Europese
gemeenschappen (EGKS, Eeg en EGA) supranationale organisaties zijn die bevoegdheden van de
lidstaten hebben overgenomen, moeten deze organisaties beschikken over instellingen die zijn belast
met wetgeving, bestuur en rechtspraak. In het begin hadden de gemeenschappen verschillende
instellingen die zich met deze taken bezig hielden, maar dat was niet efficiënt en werd er een verdrag
gesloten waarbij de instellingen van de EEG de taken van de andere gemeenschappen hebben
overgenomen. Als gevolg hiervan werden de Commissie, de Raad, het Europees Parlement en het Hof
van Justitie de belangrijkste instellingen van de Europese Gemeenschappen.
1.5 Van EEG naar EG
In 1970 diende de gemeenschappelijke markt volgend het EEG-verdrag voltooid te zijn, maar was in
1970 nog niet voltooid. Mede om die reden werd er een nieuw verdrag gesloten, de Europese Akte,
waarbij het bestaande EEG-verdrag gewijzigd. In de herziene tekst van het EEG-verdrag werd een
nieuwe datum afgesproken: 31 december 1992. Al snel na inwerkingtreding van de Europese Akte
werd een datum geprikt om nieuwe vormen van samenwerking af te spreken. Dit zou in 1992 leiden
tot het Verdrag betreffende de Europese Unie (=Verdrag van Maastricht). Dit verdrag trad op 1
november 1993 in werking en bevat 3 belangrijke componenten:
• Herziening EEG-verdrag;
• Intergouvernementele samenwerkingsvormen;
• Oprichting van de Europese Unie.
3
, 1.5.1 Herziening EEU-verdrag
De EEG kreeg als gevolg van de herziening een grote hoeveelheid nieuwe niet-economische taken
kreeg, werd deze organisatie omgedoopt tot Europese Gemeenschap (EG). Naast deze
naamsverandering kwamen er ook vernieuwingen:
• De taak om een economische en monetaire unie (EMU) tot stand te brengen
Deze opdracht heeft aangezet dat de euro in zoveel mogelijk lidstaten is gaan gelden tot
gemeenschappelijke munt.
• Nieuwe bevoegdheden voor niet-economische aangelegenheden
Zoals: sociale politiek, onderwijs, cultuur, consumentenbescherming en milieu. Deze
bevoegdheden werden onderworpen aan het subsidiariteitsbeginsel.
• De instelling van een burgerschap van de Unie
Dit burgerschap verleent aan alle ingezetenen van de EG diverse rechten, zoals het recht om
voor onbeperkte tijd in een andere lidstaat te verblijven.
1.5.2 Intergouvernementele samenwerkingsvormen
• Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)
• Samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken (SJBZ)
Deze samenwerkingsvormen kregen een intergouvernementeel karakter en was de tijd voor
supranationale samenwerking nog te vroeg.
1.5.3 Oprichting van de Europese Unie
Deze organisatie was niet bedoeld om de supranationale activiteiten van de EG over te nemen.
Om de constructie te
begrijpen werd er
veelal gekeken naar
een tempel met 3
zuilen. Het dak stond
voor de Europese Unie
en de zuilen stonden
voor de
samenwerkingsvormen
binnen de EU. De in
Maastricht opgezette
Europese Unie bestond
dus uit 3 pijlers: de
supranationale EG-pijler en de intergouvernementele pijlers GBVB en SJBZ.
1.6 Van EG naar EU
In 1997 werd in Amsterdam overeengekomen om een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (RVVR)
te creëren. In Nice kwamen de lidstaten in 2001 niet verder dan afspraken over geringe
verbeteringen. In 2005 sneuvelde in Frankrijk en in Nederland het uit 2004 daterende verdrag met de
naam grondwet van Europa.
Na deze nederlaag werd in 2007 in Lissabon een nieuwe tekst opgesteld. In dit verdrag werd een zeer
grondige herziening van de bestaande verdragen afgesproken. Het Verdrag van Lissabon trad op 1
december 2009 in werking. De aangebrachte wijzigingen hebben 2 verdragsteksten opgeleverd:
• Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU)
Hierin staan vooral algemene bepalingen inzake de EU nieuwe stijl opgenomen.
• Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
Hierin staan vooral bepalingen inzake beginselen, taken en bevoegdheden van de EU nieuwe
stijl.
Na alle wijzigingen gaat het EEG-verdrag verder als het VWEU. In de VEU is veel gewijzigd, maar is de
naam behouden.
4