Begrippen Circulatie 21 + 22
Normaalwaarden:
Cardiac output: 4-8L L/min
Cardiac index: 2,4-4 L/min
SVR: 900-1200
PVR: 150-250
MAP: 65
CVD: 0-5
Wiggedruk (PAWP): 8-12
SaO2 = Arteriële zuurstofsaturatie, zuurstof gebonden aan hemoglobine in het arteriële systeem.
PaO2 = Arteriële zuurstofspanning, ongebonden zuurstof in arteriële systeem.
ScvO2 = Centraal veneuze zuurstofsaturatie, zuurstof gebonden aan hemoglobine in vena cava.
- Gemeten door bloedmonster uit jugularis of subclaviakatheter. Normaalwaarde 72%.
SvO2 = Gemengd veneuze zuurstofsaturatie, zuurstof gebonden aan hemoglobine in arteria
pulmonalis.
- Gemeten uit SG-katheter, normaalwaarde 75% (60-80%).
Voor de zuurstoftransportcapaciteit is met name de arteriële zuurstofsaturatie (SaO2) van belang,
90% is voldoende. De vrije zuurstoffractie (PaO2) is verwaarloosbaar.
Verschil ScvO2 en SvO2:
- ScvO2 meet veneuze saturatie van bloed uit de bovenste lichaamshelft, vena cava superior.
Saturatie blijft lang hoog om cerebrale perfusie te waarborgen.
- SvO2 meet veneuze saturatie vanuit gehele lichaam, vena cava superior, vena cava inferior
en de sinus coronarius. Saturatie daalt bij shock door toename gastro-intestinale
consumptie!
- Normale situatie = SvO2 > ScvO2.
- Bij shock = ScvO2 > SvO2 5%. Komt door meer extractie in buikorganen waardoor SvO2 daalt.
,Cardiac output (CO) = slagvolume (SV) x hartfrequentie (HR)
Cardiac index (CI) = Cardiac output (CO) : lichaamsoppervlak (BSA)
Begrippen CO en CI worden vaak door elkaar gebruikt. Dit is niet juist en kan verwarrend zijn.
Variabelen zoals cardiac output en slagvolume kunnen geïndexeerd worden door
betreffende getal te delen door het lichaamsoppervlak (body surface area, BSA). Hierdoor
zijn alle waarden voor alle patiënten min of meer vergelijkbaar.
Formule arteriële zuurstof content
- CaO2 = (Hb x 2,14 x O2-sat) + (PaO2 x 0,0031)
Zuurstofaanbod (DO2) = hoeveelheid O2 die per minuut het linkerventrikel verlaat. 1000 ml/min.
- DO2 = CO x (1,38 x Hb x SaO2) + (0,003 x PaO2)
Zuurstofverbruik (VO2) = hoeveelheid O2 die het weefsel onder normale omstandigheden gebruikt in
1 minuut. 250 ml/min.
- VO2 = CO x (1,38 x Hb x SaO2 – SvO2) + (0,003 x PaO2)
Zuurstofextractie = relatie tussen zuurstofaanbod en zuurstofverbruik.
- VO2 / DO2 = (SaO2 – SvO2) : SaO2
- Normaalwaarde 28-34%.
Belangrijkste parameters zijn Hb, SaO2 en CO.
Eerste compensatiemechanisme bij toegenomen VO2 is verhoogde CO, in tweede instantie
pas verhoogde zuurstofextractie.
Zuurstofdissociatiecurve geeft zuurstofspanning weer in bloed en weefsels
- Verschuiving curve naar rechts = O2-afgifte neemt toe.
- Verschuiving curve naar links = O2-afgifte neemt af.
Basale hemodynamiek
Bloeddruk is een druk parameter.
Cardiac output is een flow parameter.
Flow zegt iets over weefselperfusie!
Iemand met een hoge bloeddruk kan in shock zijn terwijl iemand met een lage bloeddruk niet
in shock hoeft te zijn!
Systemische vaatweerstand (SVR) = weerstand in het perifere vaatbed.
Cardiac output (CO) = hoeveelheid bloed die het hart per minuut uitpompt (4-8L).
- MAP = SVR x CO
- CO = SV x HR
Slagvolume (SV) van het hart is afhankelijk van aantal factoren, preload, contractiliteit en afterload.
- Preload = gemiddelde wandspanning over de ventrikels aan het eind van de diastole. Zegt
iets over de vullingstoestand van de ventrikels.
- Contractiliteit = vermogen van de hartspier om samen te trekken. Contractiekracht van het
myocard. In onafhankelijk van de preload en nagenoeg onafhankelijk van de afterload.
- Afterload = gemiddelde wandspanning aan het eind van de systole, is de druk in het
linkerventrikel tijdens de systole. Sterk afhankelijk van de perifere weerstand in het arteriële
vaatbed.
Preload
, - Normaal slagvolume = 60-80 ml.
- Factoren die preload beïnvloeden: positieve drukbeademing, onder- of overvulling,
diastolische dysfunctie, klepgebreken, hartfalen oftewel verminderde EF, ritmestoornissen.
- Beïnvloeden preload: vulling, bètablokkers, inotropie, ontwateren.
Afterload
- Factoren die afterload linkerventrikel beïnvloeden = SVR (arterieel systemisch) 900-1200
normaalwaarde.
- Factoren die afterload rechterventrikel beïnvloeden = PVR (pulmonaal vaatbed) 150-250
normaalwaarde.
- Factoren die afterload over algemeen beïnvloeden: RR, vasoconstrictie/dilatatie,
mechanische ondersteuning IABP, medicatie, klepgebreken.
Contractiliteit
- Factoren die contractiliteit beïnvloeden zijn:
Positief inotroop (contractiekracht) zoals B1-receptor stimulerende stof zoals
adrenaline of calcium.
Negatief inotroop zoals O2-gebrek, calcium instroomremmers zoals verapamil,
nifedipine of bètablokkers.
Circulatie beïnvloeden door:
- Vullen: vocht, erytrocytenconcentraat, PC
- Knijpen: vasopressie
- Pompen: inotropie