Bloed, bloedproducten en stolling
Bloed en bloedproducten en stolling
Een volwassene heeft tussen de 5 en 6 liter bloed.
Bloed bestaat uit rode bloedcellen (45%), witte bloedcellen, trombocyten (5%) en plasma (50%).
Plasma bestaat uit water (90%), eiwitten, elektrolyten, glucose, voedingsstoffen.
Bloed.
Samenstelling en functie van bloed.
Rode bloedcellen: zorgen voor het zuurstof transport in het lichaam.
Witte bloedcellen: voor het afweersysteem.
Trombocyten: voor de bloedstolling en mogelijk ook afweer.
Plasma: heeft meerdere functies waarvan de belangrijkste zijn: transport van voedingsstoffen,
hormonen en afvalproducten. Speelt ook een belangrijke rol in de homeostase van het lichaam,
oftewel de noodzaak om alles zoveel mogelijk gelijk te houden in het lichaam. Zoals pH en
temperatuur. Plasma bestaat uit water, plasma-eiwitten (zoals albumine, fibrinogeen, enzymen en
hormonen) en overige stoffen zoals elektrolyten en aminozuren.
Waardes:
Hematocriet (HT): is de verhouding tussen de bloedcellen.
Dus het percentage rode bloedcellen in het bloed. Normaal tussen de 42 en 46 procent.
- Normaal waarde HT vrouw: 0.36 – 0.47 liter / liter bloed.
- Normaal waarde HT man: 0.41 – 0.51 liter/ liter bloed.
HB (hemoglobine): de meting van het hemoglobine-gehalte (de hoeveelheid zuurstof-dragende
proteïne) van het bloed.
- Normaal waarde HB vrouw: 7,5 - 10.0 mmol/liter bloed
- Normaal waarde HB man: 8,5 – 11.0. mmol / liter bloed.
Trombocyten normaal waarde: 150-400, trombocyten leven 5-7 dagen.
Hematopoëse. (Hema = bloed, poëse = maken)
Bloed wordt gemaakt binnen in de botten in het beenmerg. Botten zijn niet massief, maar hebben
een holte binnen in, waarin bloedcellen gevormd worden.
Hematopoëse begint met een hematopoëitische stamcel die nog alle bloedcellen kan worden.
Hieruit ontstaan twee groepen cellen. De Myeloïde stamcellen en de Lymfoïde stamcellen
Myeloïde stamcel wordt uiteindelijk:
- een erytrocyt,
- een megakaryocyt, die stukjes celmembraan afstoot die trombocyten worden oftewel
bloedplaatjes.
- een Monocyt/macrofaag.
- Neurofiel
- Basofiel
- Eosinofiel
Lymfoïde stamcel worden:
- T-lymfocyt
- B-lymfocyt
Samen heten dit witte bloedcellen oftewel leukocyten.
1
, Bloed, bloedproducten en stolling
Erythropoëse. (erytro = rode bloedcelen, poëse = maken)
Een van de weinige cellen in ons lichaam zonder celkern. Hierdoor blijft er meer ruimte over voor
hemoglobine en het zuurstof wat hieraan vast bindt.
Erytrocyten worden gemaakt in het beenmerg, daarna verhuizen ze naar het bloed om zuurstof te
vervoeren.
Levensduur: relatief kort, zo’n 120 dagen.
Daarna zijn ze verouderd en moeten worden afgebroken. Dit gebeurt in een cel genaamd macrofaag,
een afweercel.
Macrofagen zitten in de milt, de lever en het beenmerg. Ze eten de erytrocyt op en breken hem af.
Hierdoor komt hemoglobine vrij, dit wordt gesplitst in globine, wat wordt hergebruikt in erytropoëse.
En heem, waarvan het ijzer ook wordt hergebruikt, en billirubine, dat via de lever en galwegen in de
darm terecht komt en zo wordt uitgescheiden.
Via voedsel krijgen we nieuwe voedingsstoffen binnen zoals aminozuren, suikers, vetten, vit b12,
foliumzuur en ijzer. Dit wordt onderandere gebruikt voor de erythropoëse.
Hierbij is een stimulerende stof nodig om het proces op gang te krijgen. Dit gebeurt door in de
nieren geproduceerde hormoon erytrhopoëtine, oftewel EPO.
Bloedgroepen.
Bloedgroepstelsels: ABO en rhesus.
Wordt bepaalt door de antigenen die op de rode bloedcellen zitten, dit is genetisch bepaald, samen
met de aangeboren antistoffen tegen de andere bloedgroepen.
Rode bloedcellen (erytrocyten):
- Functie: Erytrocyten bevatten het zuurstof transporterende eiwit hemoglobine. Zorgt voor
de gaswisseling. Maar heeft ook een rol bij de stolling.
- Bij een tekort: Door een tekort aan erytrocyten ontstaat bloedarmoede. Bij een tekort wordt er
minder zuurstof door het lichaam getransporteerd. Hart en longen moeten harder werken.
- Verschijnselen: Bleekheid, vermoeidheid, duizeligheid, hoofdpijn, kortademigheid en
hartkloppingen, tachycardie, dorst, orthostatische hypotensie en/of bewustzijnsverlies.
- Oorzaken tekort: ontstekingsprocessen of onderliggende chronische ziekten die de bloedaanmaak
onderdrukt, chronisch bloedverlies en soms acuut bloedverlies.
- Compenseren met bloedtransfusie: Hoeft niet altijd.
- Indicaties:
- patiënten met chronische anemie met symptomen van anoxie, moeten altijd worden
getransfundeerd
- iedere patiënt met een HB <3 mmol/l
- Bij een acute of chronische anemie wordt de 4-5-6 flexinorm gebruikt om te bepalen of er
een indicatie is voor transfusie en wat de streefwaarde na transfusie moet zijn.
- Bijwerkingen toediening erytrocytenconcentraat:
- Koorts,
- acute hemolytische transfusiereactie
- bacteriële besmetting,
- transfusie gerelateerde acute longbeschadiging (TRALI),
- vaatovervulling.
- 1 zakje verhoogt het hemoglobinegehalte van de ontvanger met ongeveer 0.6mmol/l
- Transfusies moeten vanzelfsprekend overeenkomen met de ABO-bloedgroep en de resusfactor van
de patiënt.
- Gefiltreerde erytrocyten: Wordt toegepast door leukocyten zo veel mogelijk te verwijderen.
2