Rechtseconomie Werkgroepuitwerkingen (2021)
Tutorials Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
Week 1: Welvaart, markten en overheid
Week 2: Onrechtmatige daad
Week 3: Onvolledige mededinging
Week 4: Eigendomsrecht en Overeenkomsten
Week 5: Overeenkomsten & Geschilbeslechting
Week 6: Milieurecht
Week 7: Strafrecht
,Week 1: Welvaart, markten en overheid
Probleem 1
Bereken het consumentensurplus voor een prijs van 2 en
van 0.
Uitwerking: consumentensurplus is het verschil dat
mensen zouden willen betalen en wat zij daadwerkelijk
hebben betaald.
Consumentensurplus = ½ keer hoogte x breedte.
(10 euro – 2 euro) keer 80.000 delen door ½
Dus bij een prijs van 2 = ½ X 80.000 X 8 = 320.000
Dus bij een prijs van 0 = ½ X 100.000 X 10 = 500.00
Bij een prijs van 2 = 320.000
Bij een prijs van 0 = 500.000
Probleem 2
Je bedrijf produceert luxe airlinemaaltijden. KLM
betaalt je $ 10 per maaltijd. Het aantal maaltijden per
dag is afhankelijk van het aantal werknemer-uren per
dag (zie tabel).
a) Als het loon $ 15 per uur is en uw dagelijkse vaste kosten voor het gebouw $ 60
bedragen, wat is dan de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden?
Kijken wanneer MO = MK. MO = 10 dollar per maaltijd = gegeven.
,b) Als het loon $ 15 per uur is en uw dagelijkse vaste kosten voor het gebouw $ 30
bedragen, wat is dan de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden?
Nog steeds loon van 15 per uur, vaste kosten zijn lager, namelijk 30.
c) Wat is de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden als er een belasting van $ 10
wordt geïntroduceerd? (loon $ 15 per uur, vaste kosten voor het gebouw $ 60)
De vaste kosten veranderen, belasting heeft invloed op winst, maar niet op de
hoeveelheid maaltijden die je produceert met je bedrijf.
d) d) Wat is de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden als er een belasting van $ 2
wordt geïntroduceerd per maaltijd? (loon $ 15 per uur, vaste kosten voor het gebouw $
60)
, Arbeidskosten veranderen. Als je iets produceert moet je belasting betalen, hoe meer
productie, des te meer belasting. De beste mogelijke output is hier dus 15.
Probleem 3
Wat is het winstmaximaliserende niveau van output
en hoeveel winst zal dat opleveren als de Prijs per
koffie $0.50 is?
Uitwerking: Winstmaximalisatie = Marginale
opbrengst = Marginale kosten (MO = MK)
We hebben hier informatie over een koffieshop. De
vraag is wat kost ons dat en hoeveel koffies kunnen wij
verkopen?
Als informatie is aangewezen dat wij een prijs per kopje kunnen realiseren van 0,50 cent. Bij deze prijs
verkopen wij 260 kopjes koffie. MO = 0,50 cent. MO = MK op 260 (je draait verlies).
We moeten echter 1,18 euro krijgen voordat wij echt winst maken. Zelfs bij een prijs van. 0,68 cent
hebben we nog steeds onze GTK niet terug, alleen de GVK kunnen wij betalen. Bij een prijs van 0,50
kunnen wij de constante kosten kunnen wij dus niet helemaal terug betalen. We moeten er ten minste
voor zorg dat wij ons GVK terug krijgen, die kunnen we nu ook niet terug betalen.
Mocht de prijs 1,18 zijn: dan zou je break-even draaien. Je wilt als bedrijf ALTIJD boven je GVK uitkomen.
Voor een korte periode kan je soms onder de GTK uitkomen (beter dan helemaal stoppen), maar onder de
GVK = not done, dan kan je zelfs je grondstoffen niet betalen. Dus bij een prijs van 0,50 = stoppen met de
productie!
Winst kan in de economie zowel
positief als negatief zijn.
Probleem 4
Bereken het producentensurplus = Is de blauwe overvlakte. Uitwerking: 12 x 3 x ½ = 18.000.