Esther Weverink, S4096738
Personen met beperkingen
Samenvatting deel 2: colleges 8 t/m 14
Inhoud samenvatting deel 2:
1
, Esther Weverink, S4096738
STOF BIJ COLLEGE 8
Multidisciplinaire Richtlijn Probleemgedrag bij volwassenen met een verstandelijke
beperking. Blz. 22-41
Richtlijn-Probleemgedrag-bij-volwassenen-met-een-VB-DEF.pdf (nvavg.nl)
Zie bij college 6!!
Boek (klapper): Handboek psychodiagnostiek en beperkte begaafdheid.
Hoofdstuk 1 – uitgangspunten, begrippen en praktische aanwijzingen
1.1 inleiding
We bespreken het classificeren met enkele gangbare systemen inzake psychische stoornissen en het
gebruik van in de psychodiagnostiek bij onze doelgroep relevante instrumenten. Het testresultaat
blijft steeds een onderdeel van de psychodiagnostiek en wellicht het belangrijkste onderdeel, maar
bij de persoonlijke advisering kunnen de gegevens buiten de test om niet worden gemist. Zonder
deze extra gegevens zal men slechts tot globale en veelal onjuiste beslissingen en adviezen komen.
Psychodiagnostisch adviseren blijft het adviseren van personen in hun historische achtergrond en in
hun actuele levensomstandigheden. Psychodiagnostiek is meer dan het afnemen van tests, het
bepalen van scores en het toepassen van formules.
Psychodiagnostiek = handelingsgerichte diagnostiek omschrijven we als een besluitvormingsproces
waarbij de diagnosticus psychische problemen bij kinderen onderkent, analyseert, zoekt naar
mogelijke verklaringen voor die problemen en oplossingen adviseert.
Fasen binnen het model van handelingsgerichte diagnostiek
1. Intakefase
2. Strategiefase
3. Onderzoeksfase
4. Integratiefase
5. Indicatiestellingsfase
6. Adviesfase
Nut diagnostiek: meten is in ieder geval meer weten
1.2 de termen verstandelijke beperking en zwakbegaafdheid
In de geschiedenis zijn er heel veel termen geweest voor mensen met een verstandelijke beperking
(idioten, zwakzinnigen, etc.). Dit was kwetsend, dus we moesten overstappen naar een andere term.
Voor onze terminologie is belangrijk dat de term ‘handicap’ volledig verviel. In het ICF-model staan
bepaalde factoren centraal: menselijk organisme, activiteiten,
participatie, externe factoren, persoonlijke factoren.
Voor de terminologie moeten we ons richten op de beperking.
Deze is het meest objectief vast te stellen en dient als nimmer
uit het oog te verliezen basis voor de hulpverlening. Van belang is nog dat beperkingen voor kunnen
komen zonder aanwijsbare stoornis. De terminologie is nu: ‘verstandelijke beperking’. Het liefst
gebruiken we de term algemene ontwikkelingsbeperking, maar dit is voor nu nog iets te ver.
2
, Esther Weverink, S4096738
Classificatie en definiëring van een verstandelijke beperking zijn er niet eenvoudiger op geworden. Er
zijn bepaalde regels om iemand te classificeren met een diep, ernstig, matig en licht verstandelijke
beperking. Dit heeft met IQ en met sociale-redzaamheid te maken.
1.3 over de noodzaak van psychodiagnostiek bij mensen met een beperkte begaafdheid
De psychodiagnostiek bij zwakbegaafde mensen wordt regelmatig verwaarloosd. Toch hebben veel
mensen met een verstandelijke beperking extra problematiek, in de vorm van psychische
stoornissen. Verder is de frequentie van voorkomen van diverse bijkomende beperkingen bij deze
doelgroep hoog (bijv. motorische, visuele en/of gehoorbeperking). Voor deze gevallen is een vorm
van specifieke aandacht en bejegening noodzakelijk en dit is alleen mogelijk als er onderzoek is
gedaan naar de mogelijkheden, beperkingen en beweegredenen van de betrokken persoon. Door
weinig aansluiting bij de persoon, kan overvraging ontstaan.
- Overvraging is een afstemmingsprobleem; de eisen en verwachtingen in de omgeving zijn
lange tijd niet in overeenstemming met iemands cognitieve, maar vooral ook emotionele en
sociale mogelijkheden.
Conclusie: mensen met een beperkte begaafdheid hebben recht op volledige en zorgvuldige
psychodiagnostiek. Onthoudt men hun deze, dan pleegt men weinig respectvolle, zelfs deficiënte
zorg.
1.4 waarom gebruik van een classificatiesysteem voor psychische stoornissen?
Er werd vaak gedacht dat mensen met een verstandelijke beperking zijn zoals ze zijn en dat hier
allerlei vormen van probleemgedrag ‘van nature’ bijhoren. Deze extra problemen worden niet als
alleenstaande bijkomende problemen gezien, maar het wordt gezien alsof het bij de persoon en bij
de verstandelijke beperking hoort. Dit kan diagnostic overschadowing en diagnostich
underrepresentation als gevolg hebben.
- Diagnostic overshadowing: gedrag dat veel voorkomt bij mensen met een verstandelijke
beperking, maskeert verschijnselen behorend bij een vorm van psychopathologie. Er wordt
gedacht dat het gedrag bij de verstandelijke beperking hoort en niet dat het een bijkomende
stoornis is
- Diagnostic underrepresentation: Het ontbreken van bepaald gedrag, bijv. taal, beperkt onze
mogelijkheid om verschijnselen als echolalie te constateren.
Beide bovenstaande dingen kunnen leiden tot overschatting of onderschatting van eventuele
bijkomende problematiek. Het gebruik van een classificatiesysteem voor psychische stoornissen
(DSM of ICD) kan enorm helpen om de aandacht te richten op vormen van gedrag en reageren die
mogelijk helemaal niet zo vanzelfsprekend zijn voor het verschijnsel beperkte begaafdheid op zich.
Gebruik van een dergelijk classificatiesysteem leert ons gerichter en beter kijken en het dwingt ons
onze waarnemingen expliciet te maken en te ordenen. Ook maakt het je bevindingen overdraagbaar
naar andere medewerkers en disciplines.
Vier opmerkingen zijn nog belangrijk
- Classificatie is niet gelijk aan diagnostiek! Classificeren is een label toekennen op basis van
bepaalde afgesproken criteria en dit is een onderdeel van het diagnostisch proces.
- Op beide classificatiesystemen (DSM en ICD) valt dingen op aan te merken. De
toepasbaarheid is voor mensen met een laag functioneren matig.
- Het probleem van de beperkte bruikbaarheid van de DSM en ICD voor mensen met een VB
kan ten dele opgelost worden door een aantal belangrijke criteria door middel van een
3
, Esther Weverink, S4096738
instrumentele aanpassing geschikter te maken juist voor deze populatie mensen. Ook zou je
de classificatiesystemen zelf kunnen aanpassen. Het moet beter aansluiten bij de doelgroep.
- We willen niet altijd dat de DSM of ICD categorisering gehanteerd wordt, want er kan over
een aantal jaar een veel beter systeem voorhanden zijn. Op dit moment achten we de DSM
en ICD als minst slechte, dus daarom hanteren we die nu.
We geven de voorkeur aan de DSM boven de ICD:
- De criteria waaraan een beeld moet voldoen om in een categorie ondergebracht te kunnen
worden, zijn bij de DSM overzichtelijker weergegeven mét aanwijzingen omtrekt het aantal
criteria waaraan ten minste voldaan moet worden
- In de DSM is het assenstelsel weg en zijn er specificaties mogelijk binnen een stoornis
1.5 de keuze van de te bespreken instrumenten
Er is een groot aanbod tests en schalen, schooltoetsen, persoonlijkheidsvragenlijsten, etc. Veel van
de instrumenten zijn echter niet bruikbaar voor deze doelgroep. Er zijn veel medewerkers die slechte
kwaliteit instrumenten of zelfs verouderde instrumenten nog steeds gebruiken. Bij mensen met VB
moeten we problemen test en schalen toe te passen die aan zo hoog mogelijke eisen voldoen:
- Psychometrische basiskwaliteit
o Hoge betrouwbaarheid en validiteit en voordoen van zo recent mogelijke normen
gebaseerd op duidelijk omschrijven normgroepen
- Optimale toepasbaarheid in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking
- Voldoende praktische hanteerbaarheid
o Korte afneemduur, doe-plezier uitlokkend, etc.
Instrumenten moeten worden beoordeeld door de COTAN. Ze worden op categorieën beoordeeld:
1. Uitganspunten van de testconstructie
2. Kwaliteit van het testmateriaal
3. Kwaliteit van de handleiding
4. Normen
5. Betrouwbaarheid
6. Begripsvaliditeit
7. Criteriumvaliditeit
Wij hanteren ook nog een criterium voor bespreking/aanbeveling dat niet direct met de
instrumenten zélf te maken heeft:
- Beperkte kwantiteit toe te passen tests, schalen en vragenlijsten
o Klein aantal instrumenten die frequent gebruikt worden. Zo kan je beter vergelijken
met individuen, betere mogelijkheid tot lange termijn vergelijking, grotere
eenduidigheid en een betere basis voor centrale registratie en onderzoek
We moeten proberen om zo goed mogelijke testen te gebruiken, maar dit is niet altijd voorhanden
en mogelijk. We moeten dus beseffen en accepteren dat op duidelijk subjectievere basis verkregen
informatie ook een waardevolle aanvulling kunnen vormen op objectief meetbare informatie. We
streven naar een volledig pakket instrumenten op cognitief, sociaal en emotioneel gebied, voor
zoveel mogelijk categorieën mensen uit de zorgsector.
1.6 tests versus schalen; vragenlijsten
4