Hoofdstuk 1
De internationale handel kan eenvoudig worden omschreven als alle uitwisselingen van goederen en
diensten die de nationale grenzen overschrijden. De ontwikkeling van internationale handel hangt
samen met verschillen in productieomstandigheden en het verschil tussen de vraag en het aanbod
van goederen en diensten. Uitgangspunt bij het economische denken, en dus ook bij internationale
handel, zijn rationeel en doelmatig handelende mensen die hun onbegrensde behoeften willen
bevredigen met schaarse, aanwezige middelen.
Absolute kostenverschillen treden dus op bij de productie van vergelijkbare goederen in
verschillende landen. Zoals dat elektronische apparaten in Azië goedkoper kunnen worden
geproduceerd dan in de VS of Europa, maar in de VS kan weer efficiënter onderzoek worden gedaan
naar nieuwe mogelijkheden in de bedrijfstak elektronica.
Comparatieve kostenverschillen daartegen ontstaan als er tussen 2 landen verschil is in de
verhouding van het ene product t.o.v. kosten van een andere producten. Indien een bepaald land
t.o.v. een ander land voor alle geproduceerde goederen een absolute kostenvoordeel heeft, kan er
toch handel tussen deze landen ontstaan op basis van comperatieve kostenverschillen. Een land legt
zich toe op de productie van dat product waarvan de kosten in verhouding of in vergelijking tot een
ander product het laagst zijn. De comperatieve kostenverschillen worden toegeschreven aan de
volgende factoren:
- Verschil in productiefactoren tussen landen
- Het niveau van ontwikkeling van een land
- Geografische ligging
- Invloed van de virtualisering van de economie
- Kunstmatige voordelen
Via het model Porters Diamond analyseert men de verschillen in concurrentiekrachten tussen
landen:
- Factorvoordelen: hierbij maakt men onderscheid tussen enerzijds basisfactoren als
grondstoffen, klimaat, ligging en geschooldheid van de arbeidskrachten. En aan de anderzijds
de meer ontwikkelde factoren als moderne telecommunicatie, ICT, elektronische
infrastructuur etc.
- Vraagfactoren: de nationale vraag bestaat uit de samenstelling van de binnenlandse vraag.
Dus welke factoren bepalen de uiteindelijke vraag?
- Nationale concurrentieverhoudingen, strategie en structuur. Dit betreft de aard van de
concurrentieverhoudingen, het aantal concurrenten en de mate van concurrentie.
- Netwerken met elkaar verbonden sectoren of bedrijfstakken. Door een netwerk van
toeleveranciers, afnemers en ondernemingen zelf ontwikkelt zich een nieuwe waardeketting
van nieuwe technologieën, waardoor bedrijfstakken veranderen en ondernemingen buiten
bedrijfstakken gaan opereren.
Hieronder een paar belangrijke begrippen op het gebied van export:
- Export: uitvoer van in het land gemaakte producten
- Wederinvoer: invoer met toegevoegde waarde van producten die eerst uitgevoerd werden
(metaalproducten).
- Doorvoer: betreft goederen die fysiek naar Nederland komen, in het vrije verkeer worden
gebracht, maar eigendom blijven van een buitenlandse ingezetene.
- Wederuitvoer: uitvoer van invoer met meestal weinig toegevoegde waarde (bloemen).
- Doorvoer: verder vervoeren van goederen die fysiek naar Nederland komen en vrij worden
verhandeld. Maar eigendom blijven van buitenlandse ingezetene (containervervoer).
1
, - Invoer: vallen goederen die fysiek naar Nederland komen en in het vrije verkeer worden
gebracht.
- Exporteren: goederen uit het vrije verkeer Nederland fysiek verlaten en door een
Nederlandse ingezetene aan het buitenland worden verkocht, of goederen na bewerking in
Nederland het land weer verlaten.
Voor Nederland liggen de invoer en de uitvoer, inclusief de wederuitvoer maar exclusief de
doorvoer, sinds jaren boven 50% van het BBP. In de laatste jaren zelfs boven de 60%. Als we de
wederuitvoer niet meetellen en alleen kijken naar de binnenlandse geproduceerde uitvoer, dan
ligt dat percentage altijd nog boven de 40%. Met export, invoer en wederuitvoer wordt de
Nederlandse handelsprestatie verdiend.
Bij vrijhandelspolitiek vindt de internationale handel volledig plaats volgens de wetten van vraag en
aanbod.
Voordelen:
- Ze leidt tot een efficiënte concurrentie en daarmee tot technische innovatie.
- Ze lokt geen tegenmaatregelen uit die kunnen leiden tot een handelsoorlog
- Ze leidt tot stabilisatie van prijzen, landen en organisaties.
- Er zijn internationaal bekende spelregels die zonder willekeur worden toegepast, iedereen
weet bij voorbaat waaraan hij zich heeft te houden.
Nadelen:
- In de theorie wordt er geen rekening gehouden met conjunctuurbewegingen en de invloed
van emotionele, culturele en religieuze invloeden op het gedrag en de mogelijkheden van de
ondernemingen.
- Er wordt grote waarde gehecht aan de werking van de comparatieve kosten en er wordt
geen rekening gehouden met de beperkingen van deze werking.
- Ontwikkelingslanden stellen bovendien dat internationale vrijhandel per definitie de
ontwikkelingslanden discrimineert, waardoor hun groeimogelijkheden worden belemmerd.
Bij nieuw protectionisme, ook wel zachte protectie genoemd. Deze maatregelen bestaan uit op kartel
gelijkende overeenkomsten, overeenkomsten om de markt te verdelen, subsidies van de overheid
aan binnenlandse bedrijven en vrijwillige exportbeperkingen.
Hoofdstuk 2
De motieven voor internationalisering kunnen worden verdeeld in omzet-georiënteerde motieven
(nieuwe marktkansen) en kostengeoriënteerde motieven (wereldwijde concurrentie, schaal- en
kosten voordelen).
Howard V. Perlmutter is een belangrijke grondlegger van een aantal basisconcepten met betrekking
tot het internationaliseringsproces. Hij kwam tot de conclusie dat er 4 typen ondernemingen zijn:
- Etnocentrisch: de organisatie is sterk georiënteerd op het thuisland.
- Polycentrisch: tegenpool van etnocentrisch. Het management is er van bewust dat alle
buitenlandse markten van cultuur verschillen.
- Regiocentrisch: het management gaat ervan uit dat op mondiaal niveau wezenlijke
verschillen bestaan tussen de regio’s. Daarom wordt bij het opstellen van internationaal
beleid rekening gehouden met de externe invloeden en de verschillen op regionaal niveau.
- Geocentrisch: hierbij gaat men ervan uit dat er zowel essentiële verschillen als
overeenkomsten bestaan tussen de thuismarkt en de buitenlandse markten. Geen enkel land
wordt superieur gesteld aan de andere landen.
Hoofdmotieven voor een onderneming om te internationaliseren zijn:
- Ondernemingsdoelstellingen: continuïteit, winststreven en groei.
2
, - Omzetgroei
- Human resources: een onderneming die groeit, is beter in staat om kwalitatief goed
personeel aan te trekken.
- Volg-klantoverwegingen: het volgen van belangrijke klanten.
- Situationele overwegingen: bepaalde landen hebben aantrekkelijke regelingen voor
vestiging.
- Concurrentieoverwegingen: als een onderneming zich probeert te vestigen in de thuismarkt
van een belangrijke concurrent.
In de fasering van internationalisering onderscheidt Root 6 fasen:
1. Het uitbreiden van de sales afdeling naar het buitenland.
2. De productie naar het buitenland verplaatsen.
3. Een eigen buitenlandse productie en zelfstandige vestiging.
4. Het besluitmoment of een onderneming dat zij moet besluiten dat verkoop en productie
overwegend op andere locaties dan de thuismarkt te laten plaatsvinden.
5. De onderneming wordt multinational. De bedrijfsactiviteiten vinden plaats op verschillende
(buitenlandse) locaties.
6. De fase van de mondiale integratie. Uitbreiding vindt alleen nog plaats d.m.v. acquisities en
fusies. Acquisities zijn het resultaat van het niet noodzakelijkerwijs op basis van wederzijdse
overeenstemming in elkaar opgaan van twee niet-gelijkwaardige ondernemingen. Fusies
daarentegen zijn het resultaat van het samengaan van 2 gelijkwaardige ondernemingen.
Het Uppsala internationalization model:
Fase 1: geen reguliere exportactiviteiten (sporadische export)
Fase 2: Export via onafhankelijke vertegenwoordigers (exportmodi)
Fase 3: Oprichting van een dochteronderneming voor buitenlandse verkoop
Fase 4: Buitenlandse productie / productie-eenheden
Belangrijke termen op het gebied van export naar het buitenland:
- Welke term verwijst naar verschillen in taal, cultuur en politiek systeem, die de stroom
tussen het bedrijf en de markt verstoren? Psychic distance
- De wrijving tussen koper en verkoper, die wordt verklaard door opportunistisch gedrag
wordt transaction costs genoemd.
- Welke term verwijst naar een onderneming die vanaf haar ‘geboorte’ snel globaliseert
zonder voorafgaande internationalisering op lange termijn? Born Global
Blue Ocean Strategie:
Het ontwikkelen van overtuigende (meeslepend) waarde-innovaties die onbetwiste
(onbetwist) marktruimte creëren.
Duidelijke focus (bedkwaliteit, hygiëne, kamerrust, prijs)
Verschillende (unieke) waardecurve
Goede slogan (uitstekend hotel, lage kosten)
Blue Ocean:
De onbemande markt, waar concurrenten nog niet gestructureerd zijn en de markt relatief
onbekend is.
Een marktruimte die wordt gecreëerd door een niet-bediende groep klanten te identificeren
en hen vervolgens een overtuigende (meeslepend) nieuwe waardepropositie te bieden
Red Ocean:
Sterke onderlinge concurrentie in volwassen industrieën resulteert vaak in niets anders dan een
bloedige rode oceaan van rivalen die vechten om een krimpende winstpool.
3