Samenvatting ontwikkeling talent en motivatie
Hc 1
Leerdoel 1: wat is positieve psychologie?
Positieve psychologie = de wetenschappelijke studie naar wat individuen en
gemeenschappen in staat stelt te gedijen (thrive)
Leerdoel 2: wat zijn belangrijke thema’s in de positieve psychologie?
Drie brede domeinen van menselijke ervaringen:
1. Positieve subjectieve states
2. Positieve individuele karaktertrekken (traits)
3. Positieve instituties
The Good Life (volgens het boek):
1. Positieve connecties met anderen: vermogen om lief te hebben, altruïsme,
vermogen om te vergeven, aanwezigheid van spirituele connecties (diepere
betekenis en doel)
2. Positieve individuele karaktertrekken: integriteit, vermogen om te spelen (play) en
creatief te zijn, deugden (moed, nederigheid)
3. ‘Levens regulatie’ kwaliteiten: gevoel van autonomie, hoge mate van zelfcontrole,
aanwezigheid van wijsheid als gids voor gedrag
Complete mental health: flourishing/floreren. Er wordt
veel gekeken naar welke mensen het uitzonderlijk slecht
doen (DSM), dit model wil ook kijken naar mensen die het
uitzonderlijk goed doen (floreren). Twee kenmerken:
1. Mate van welbevinden: emotioneel, psychologisch en
sociaal
2. Mate van mentale stoornissen
Kritiek Thompson: bij de categorisatie van de DSM wordt
een kleine groep mensen ingedeeld met een mentale
stoornis, de rest van de mensen wordt gezien als
gezond/optimaal functionerend. Bij dit model is het
andersom: maar een klein deel van de mensen wordt gezien als optimaal
functionerend (floreren), de rest van de mensen functioneren minder goed. Dit is een
negatieve manier van classificeren.
Belang van positieve emoties: onafhankelijkheid van positieve en negatieve emoties
is belangrijk om mee te nemen in behandeling bij bv depressie. Verbetering in
positieve emoties lokt verbetering in negatieve emoties uit, niet andersom! Er wordt
nog steeds veel gefocust op negatieve emoties in onderzoek terwijl positieve dus net
zo belangrijk kunnen zijn.
Leerdoel 3: geschiedenis van de positieve psychologie en welbevinden
Grieken:
Aristoteles: golden mean = vermijden van emotionele extremen. Elke deugd heeft
een optimaal middelpunt. Eudaimonie = gelukkig als je betekenisvol leven hebt
Hedonisme = streven naar individueel, zintuigelijk genot en het vermijden van pijn
en lijden. (Nadeel: tijdelijk, kort, vermijdt negatieve emoties, verslavingsgevoelig)
, Het contemplatieve leven: het niet-onderzochte leven is niet de moeite waard om
te leven (Socrates)
Het actieve leven: plichtbesef, sociale verantwoordelijkheid, betrokkenheid in de
wereld
Het fatalistische leven: erkent dat het leven niet altijd over rozen gaat;
welbevinden = acceptatie hiervan
Christendom
7 dodelijke zondes maar ook 4 kardinale deugden (gerechtigheid,
standvastigheid, voorzichtigheid, matigheid) en 3 theologische deugden (geloof,
hoop, liefde)
Renaissance: waardering onafhankelijk denken
Creativiteit en opkomst kunstenaar: individualisme en persoonlijke visie
Opkomst wetenschap: idee = rationele personen kunnen voor zichzelf beslissen
wat waar is en van ultieme waarde. Tools om waarheid te achterhalen = logica,
objectiviteit en empirisme.
Toenemend belang sociale wereld: utilitarianisme = maximaliseer geluk en welzijn
voor alle/de meeste individuen. Hedonic calculus = optelsom van ervaringen
bepaalt geluk van persoon
Romanticisme:
Belang van emotionele ervaringen: zo intens mogelijk
Belang van liefde: huwelijk gebaseerd op affectie, vrijwillige basis, autonomie
20e eeuw:
Genezen van ziektes
Een bevredigend leven leiden
Talent koesteren
20e eeuw, na WOII:
Focus op genezen ziektes: disease model. Na oorlog veel soldaten met
problemen, daardoor kwam focus psychologie op genezing.
Opkomst behaviorisme, psychoanalyse
20e eeuw: humanistische psychologie
Gedrag individuen wordt met name bepaald door hun perceptie van de wereld om
hen heen en hun persoonlijke zingeving
Individuen zijn niet alleen het product van hun omgeving of genen
Individuen zijn intern gedreven en gemotiveerd om hun menselijke potentioeel te
vervullen
Probleem: focus lat te veel op theorie, minder op methoden, hierdoor niet
wetenschappelijk
Huidige staat positieve psychologie: Martin Seligmen een van de grondleggers
Hc 2
,Leerdoel 1: wat zijn emoties?
Affect = overkoepelende term voor een interne staat zonder de inhoud of het
tijdframe te specifiëren. Onder affect vallen:
- Stemming/moods (zoals klimaat): relatief lange termijn, intensiteit relatief zwak,
niet veroorzaakt door specifiek event, ongefocust, geeft informatie over huidige
staat aan zelf
- Emoties (zoals weer): relatief korte termijn, intensiteit relatief sterk, veroorzaakt
door specifiek event, gericht op specifiek event/situatie, geeft informatie over
huidige staat van situatie
Emotie = psychologische staat die gedefinieerd wordt door subjectieve gevoelens en
karakteristieke patronen van fysiologische arousal, gedachten en
gedrag. Verschillende theorieën over emoties:
- 6 basisemoties: verdriet, plezier, angst, walging, boosheid,
verassing
- Circumplex model van emoties: emotie op assen van activatie en
plezier
Leerdoel 2: wat is het verschil tussen negatieve en positieve emoties?
Twee visies over negatieve en positieve emoties:
- Continuüm: van positief naar negatief. Pos/neg is afhankelijk van elkaar.
- Two-dimensional model: 2 aparte dimensies. Pos/neg is onafhankelijk van elkaar.
Onderzoek: meeste studies vinden dat ze relatief onafhankelijk zijn.
Dynamic model of affect: in normale situaties zijn pos/neg onafhankelijk van
elkaar, maar in specifieke situaties (zoals met veel stress of een bedreiging) zijn
pos/neg meer afhankelijk van elkaar.
Lichamelijke respons op emoties: bij verschillende emoties
worden verschillende delen van het lichaam geactiveerd
Actie-neigingen en emoties: angst ontsnappen/vluchten,
verdriet terugtrekken, walging vermijden, boos
aanvallen. Bij plezier werd er gedacht dat positieve emoties geen actie neiging
hadden, maar na onderzoek blijkt dit wel zo. Plezier toenadering. Negatieve
emoties zorgen dus voor versmalling van aandacht, terwijl positieve emoties zorgen
voor verbreden van aandacht.
De broaden-and-build theorie van positieve emoties:
- Broaden: Positieve emoties verbreden nieuwe activiteiten, relaties en gedachten.
Ons momentane gedachte actie repertoire zorgt voor: grotere cognitieve
flexibiliteit, openhoud voor ervaringen.
- Build: Door het verbeden bouw je aanhoudende persoonlijke bronnen op, zoals
sociale steun, vaardigheden en kennis.
- Undoing effect: Door de bronnen wordt je gezondheid beter, wordt de
overlevingskans groter en heb je meer fulfilment. Dit zorgt er ook voor dat
negatieve effecten van stress ongedaan (undoing) worden.
Dit zorgt voor meer positieve emoties, en zo kom je in een opwaartse spiraal.
Kritiek bij deze theorie:
, Verbreden alle positieve emoties wel onze aandacht? uit onderzoek blijkt dit niet
te gelden voor alle positieve emoties. Bij het zien van bv eten versmalt onze
aandacht.
Wat is de opwaartse spiraal? Claim: positieve emoties triggeren opwaartse spiraal
richting vergroot emotioneel welbevinden. Onderzoek Fredickson: Positief affect
op T1 zorgt voor meer broad-minded coping op T2. Negatief affect op T1 zorgt
voor minder broad-minded coping op T2. & broad-minded coping op T1 zorgt voor
meer positief affect en minder negatief affect op T2.
Kritiek van Nickerson: in het onderzoek van Fredickson is gebruik gemaakt van
een between-person hypothese; mensen die meer positief affect hebben op T1
doen meer aan broad-minded coping op T2. Er moet eigenlijk gebruik worden
gemaakt van een within-person hypothese; mensen die meer positief affect
hebben op T1, hebben individueel meer verbetering in broad-minded coping
ten opzichte van zichzelf vroeger.
Als je het onderzoekt met de between-person hypothese zie je inderdaad een
positieve trend (opwaartse spiraal), maar met de within-person hypothese zie
je individueel veel verschil en dus niet per se een opwaartse spiraal.
Nog veel vragen onbekend: Hoeveel verandering in pos. emoties is nodig om
verandering in gedrag/gedachten te bewerkstelligen? Op welke tijdschaal vindt
deze verandering plaats, uur/dag/week? Wanneer stopt de opwaartse spiraal?
Wie zijn de mensen die aan de top van deze spiraal zitten?
De positiviteitsratio stelt dat gemiddelde ratio van positieve versus negatieve
emoties boven de 2.9 moet liggen. Maar uit ander onderzoek blijkt het wiskundig
model hier niet te kloppen. Vooral belangrijk dat je hier kritisch naar kijkt.
Leerdoel 3: wat zijn biologische, cognitieve en gedrag factoren die onze
emoties beïnvloeden?
Biologie
Neurotransmitters: hebben impact op emoties. Er werd lang gedacht dat
dopamine zorgt voor een plezier gevoel, maar uit onderzoek blijkt dat dopamine
invloed heeft op hoe graag je iets wilt (wanting) en niet op de plezierige impact
daarvan (liking). Dopamine gaat dus vooraf aan de plezierige ervaring.
Andere neurotransmitters: endorfine, oxytocine
Genetica: geluk is matig genetisch (30-50%), maar omgeving heeft ook veel
invloed. Happiness setpoint theorie stelt dat ieder individu op basis van genetica
een bepaalde setpoint heeft waar geluk altijd weer naar terug zal gaan. Er is veel
kritiek hierop en veel bevindingen spreken dit tegen. Zo is uit onderzoek gekomen
dat gemiddeld ‘geluk’ verschilt per leeftijd en zijn er interventies die helpen om
een persoon (blijvend) gelukkiger te maken, wat niet kan met een vast setpoint.
Cognitie
Hoe we denken heeft impact op hoe we ons voelen. Zo zorgt een positieve of
negatieve attributiestijl ook voor positieve of negatieve emoties. Optimisme kan je
ook aan leren; learned optimism.
Zimbardo’s theorie van tijdsperspectief: wat voor tijdsperspectief iemand heeft,
heeft invloed op hoe mensen zich voelen.
Toekomst TP: ambitieus, maar voelt een knagend gevoel van urgentie dat
hechte relaties kan beïnvloeden; kunnen goed omgaan met stress, huidig
hedonistisch TP: gedomineerd door plezierzoekende impulsen, huidig
fatalistisch TP: voelt zich machteloos om het heden of de toekomst te