Biologie hoofdstuk 11 voeding en vertering vwo 5
11.1 gezond eten
Voedingsmiddelen: alle producten die je eet of drinkt.
- > is elk soort voeding dat een organisme tot zich neemt.
Voedingsstoffen: de stoffen die je lichaam uit de voedingsmiddelen opneemt.
Ieder mens heeft dezelfde voedingsstoffen nodig. Er zijn zes groepen:
Koolhydraten
o Functies: brandstof, reservestof, bouwstof (glycoproteïnen, membraanreceptoren)
o Te vinden in: meelproducten en zoete voedingsmiddelen.
Vetten
o Functies: brandstof, bouwstof (voor membranen en hormonen), reservestof en
warmte-isolatie.
o Te vinden in: olie, noten en boter
Eiwitten
o Functie: bouwstof en in tijden van schaarste brandstof
o Te vinden in: vlees, vis, zuivel, eieren en zaden.
Vitaminen
o Functie: beschermende stof, hulp bij functioneren van het lichaam
o Te vinden in: veel soorten voeding, voornamelijk groenten en fruit.
Mineralen
o Functies: bouwstof en onderdelen van chemische processen
o Te vinden in: allerlei soorten voeding
Water
o Functies: bouwstof (chemische reacties), oplosmiddel, transportvloeistof en
warmtebuffer.
In eten zitten niet alleen voedingsstoffen, maar ook additieven. Dit zijn stoffen die het eten
aantrekkelijker of langer houdbaar maken. Het lichaam heeft deze stoffen vaak niet nodig. In grote
hoeveelheden kunnen ze zelfs schadelijk zijn. De ADH is de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid en de
ADI is de aanbevolen dagelijkse inname.
Door te kauwen vergroot je het contactoppervlak waarmee het voedsel later makkelijker te verteren
is. Met speeksel kun je voeding makkelijker doorslikken. De beweging waarmee je voedsel door je
spijsverteringskanaal wordt gestuurd heet peristaltiek. In de tijd die je voeding in je darmen
besteedt, wordt het voedsel verteerd.
Peristaltische bewegingen: bij deze bewegingen trekken lengtespieren vóór de voedselresten samen
en maken ruimte, waarop kringspieren achter de voedselresten de voedselresten naar voren knijpen,
terwijl de lengtespieren ontspannen.
Vertering: verteringsenzymen maken grote moleculen klein genoeg om membranen te passeren naar
het bloed. Onverteerde restanten worden uitgescheiden. Door te weinig vezels in je eten kun je
verstopt raken.
Voedingsvezels/ ballaststoffen: verzamelnaam voor alle onverteerbare stoffen in plantaardig
voedsel.
1
,Een voedingsvezel is géén voedingsstof.
Voedingsvezels prikkelen de wand van de darmen (vooral de dikke darm)
De prikkelingen bevordert de darmperistaltiek (= het samenknijpen en ontspannen van de
darmspieren). Ze zorgen voor een goede stoelgang.
Bacteriën en schimmels zitten ook in en op je eten en kunnen ziektes veroorzaken. Speeksel valt als
eerste aan met lysozymen die de celwand van micro-organismen aantasten. Daarna sterft een groot
deel in het zoutzuur in de maag. In je darmen zitten miljarden bacteriën, zo’n 1-2 kilo. Sommige
bacteriën breken stoffen voor ons af, andere maken vitamine K of bestrijden andere bacteriën.
Lysozymen: stoffen die de celwand van micro-organismen aantasten.
Met darmflora wordt het geheel van micro-organismen aangeduid dat zich in het maag-darmstelsel
bevindt.
De wand van de dunne darm heeft plooien met daarop darmvlokken, opgebouwd uit darmepitheel,
haarvaten en een lymfevat. De celmembranen van de darmepitheelcellen hebben ook weer
uitstulpingen, de microvilli. Hierdoor is het contactoppervlak gigantisch. Hierdoor kunnen stoffen
snel opgenomen worden: resorptie. Pas na resorptie zitten de stoffen in het inwendige milieu van je
lichaam. Er is sprake van beide passief en actief transport. Omdat de cellen zo dicht tegen elkaar
zitten, kunnen de darminhoud en het inwendige milieu elkaar niet bereiken.
Alle darmepitheelcellen zijn door eiwitten straks aan elkaar verbonden. Die eiwitten vormen voor
moleculen een ondoordringbare laag: een tight-junction.
Binas tabel 82c
Voedsel gaat via mond, slokdarm, maag, twaalfvingerige darm, dunne darm, dikke darm en
endeldarm het lichaam door. Geactiveerd door voedingsvezels trekken spieren in de darmwand
samen in peristaltische bewegingen. Na vertering vindt resorptie van voedingsstoffen plaats door de
darmepitheelcellen. Het oppervlak van de darm is door darmplooien, darmvlokken en microvilli sterk
vergroot. ‘Tight-junctions’ verhinderen dat ongewenste stoffen en bacteriën tussen de cellen door,
het inwendige milieu binnen glippen.
2
,Het verteringsstelstel
Alle organen die samenwerken voor de vertering = verteringsstelsel.
Doel vertering = voedingsstoffen afbreken tot verteringspoducten die wel door de darmwand
opgenomen kunnen worden in het bloed.
Stoffen die wel door de darmwand opgenomen worden: water, glucose, mineralen en vitamines.
Stoffen die wel eerst verteerd moeten worden: eiwitten, vetten en meeste koolhydraten.
Verteringsklieren maken verteringssappen; deze bevatten enzymen.
Enzymen = stoffen die scheikunde reacties versnellen, ze worden gebruikt en niet verbruikt. Een
enzym kan maar 1 soort reactie uitvoeren.
Gebit
- Oppervlaktevergroting
Het gebit heeft tot doel om de oppervlakte van het voedsel te vergroten. Hierdoor kunnen de
enzymen beter werken om het voedsel te verteren, omdat er meer contact-oppervlakte is.
Mond en keelholte
- in de mondholte wordt speeksel toegevoegd door de speekselklieren.
Slokdarm
De spieren in de slokdarm maken
peristaltische bewegingen om
voedsel voort te duwen, zodat
het uiteindelijk in de maag
terecht komt.
De slokdarm voegt géén
verteringssappen of enzymen
toe.
Maag
Functie: -)opslag voedsel
- afgeven en maken maagsap
Maagsap bevat:
- water
- zoutzuur (pH 1,5-3,5 om bacteriën te doden)
3
, - Pepsinogeen een inactief pro-enzym dat in de maagwand wordt geproduceerd. In de maag wordt
pepsinogeen onder invloed van zoutzuur geactiveerd tot pepsine. Onder invloed van het enzym
pepsine worden eiwitmoleculen gesplitst. De vertering producten zijn enkele vrij lange
aminozuurketens, die polypeptiden worden genoemd.
Maagportier = kringspier op einde van de maag en laat voedsel door naar 12-vingerige darm.
1. Pepsinogeen en HCI
komen vrij in de maag
2. HCI zet pepsinogeen om
in pepsine
3. Pepsine activeert meer
pepsinogeen en start zo
een kettingreactie. Pepsine
start de vertering van
eiwitten.
Twaalfvingerige darm
In de 12-vingerige darm monden uit:
1) afvoerbuis van de lever (maakt gal) en galblaas (opslagplaats gal)
Gal emulgeert vetten= maakt van grote vetdruppels kleinere vetdruppels (let op: dus niet verteren!)
2) afvoerbuis van de alvleesklier
De alvleesklier maakt alvleessap
Alvleessap bevat de volgende enzymen:
Lipase:
- breekt vetten af tot glycerol en 3 vetzuren
Amylase:
- breekt laatste zetmeel af tot maltose
Peptidase (o.a. Trypsine)
- breekt polypeptiden af tot kleinere polypeptiden
Verder bevat het sap de basische stof NaHCO 3 om het zure maagsap te neutraliseren.
Dunne darm
Bevat darmsapklieren: darmsap bevat enzymen voor vertering eiwitten en koolhydraten:
4