Samenvatting kennistoets leerpakket 6
Week 1:
WHO (world health organisation)= de organisatie die zich bezighoud met gezondheid
Gezondheidsindicatoren= vooral een maat voor het effect (outcome) van het gevoerde
beleid op vlak van leefstijl (gedragsindicatoren), gezondheidsrisico’s en gezondheid en
hebben betrekking op een of (vaak) meerdere preventiethema’s.
Gezondheidsindicatoren geven aan welke gezondheidsproblemen veelvuldig voorkomen en
welke gezondheidsproblemen leiden tot hoge sterfte of ziekten.
Voor verpleegkundigen is inzicht in de gezondheidstoestand van de bevolking nodig als basis
voor zowel preventie als gerichte zorgverlening.
Om te bepalen of we doelen moeten behalen en welke dit dan moeten zijn worden de
gezondheidsindicatoren gebruikt.
Veel voorkomende gezondheidsindicatoren:
Mortaliteit = geeft het percentage personen weer dat sterft aan een bepaalde
aandoening gedurende een bepaalde tijdseenheid.
Levensverwachting; het aantal verwachte levensjaren gemeten vanaf de geboorte.
Gezonde levensverwachting; levensverwachting in goed ervaren gezondheid,
levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen (geen beperkingen in horen,
zien, mobiliteit en algemene dagelijkse levensverrichtingen – ADL), of naar de goede
geestelijke gezondheid (afwezigheid van gevoelens van eenzaamheid, rusteloosheid,
verveling, depressie, van streek zijn).
QALY en DALY; geven de maten aan van de kwaliteit van leven, bij QALY (quality
adjusted life years) resulteert dit in een uitkomst tussen 0 (minst goede kwaliteit van
levensverlenging) en 1 (een optimale kwaliteit van levensverlenging).
De DALY(disability adjusted life years) kijkt naar de verloren gezonde jaren door
ziekte of aandoeningen, dus de ziekte last wordt ermee weergeven.
Morbiditeit; percentage mensen met een gezondheidsprobleem: hoe vaker een
ziekte voorkomt, hoe hoger de totale ziektelast van die ziekte in de bevolking.
Incidentie geeft nieuwe ziektegevallen die in een bepaalde periode optreden weer.
Prevalentie is het totaal aantal bestaande ziektegevallen.
Na alle gezondheidsindicatoren wordt gekeken of er wel of niet word ingegrepen.
Epidemiologie= richt zich op het voorkomen van gezondheidsproblemen en op de
samenhang tussen gezondheidsproblemen en het voorkomen van aan het
gezondheidsprobleem gerelateerde verschijnselen.
Epidemiologie biedt inzicht in de wijze waarop ziekte- en sterftepatronen verdeeld zijn over
de bevolking. Sommige groepen hebben een grotere kans ziek te worden, een ongeval te
krijgen of te overlijden dan andere.
,V&VN Maatschappij en Gezondheid (M&G)= zet zich in voor wijkverpleegkundigen,
jeugdverpleegkundigen, verpleegkundigen openbare gezondheidszorg (OGZ) en
dementieverpleegkundigen. Deze verpleegkundigen werken midden in de samenleving met
mensen thuis, in de wijk, op school, op het werk.
Het belang van werken met sociale wijkteams:
1. De integrale aanpak; het werken vanuit een integrale benadering met als
uitgangspunt 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur.
2. Het multidisciplinair werken; de korte lijnen, snelle afstemming en uitwisseling van
expertise tussen diverse hulpverleners.
3. De laagdrempeligheid; het zo dicht mogelijk opereren bij de burgers.
4. Preventie en signalering; het vroegtijdig kunnen optreden en/of ingrijpen en
daarmee het voorkomen van erger. Het ‘outreachend’ benaderen van
hulpbehoevenden.
Modellen sociaal wijkteam:
Model A: Breed integraal team= waar zoveel mogelijk hulpvragen, ook
specialistische, binnen het (wijk)team worden opgepakt. Zo nodig met kennis van
specialisten buiten het team. Doel- groep: 0-100 jaar.
Model B: Domein/doelgroep specifieke teams= Meerdere teams functioneren naast
elkaar op afgebakende domeinen of doelgroepen. Heldere werkafspraken
voorkomen overlap.
Model C: Generalistisch (wijk)team= functioneert als voorpost met daarachter meer
gespeciali- seerde teams, waar indien nodig naar verwezen kan worden. Er zijn
meerdere teams, maar vanuit de burger is er één toegangspunt.
Samenwerken deelnemende partijen:
Eerstelijnszorg: direct toegankelijke zorg (zoals huisarts, tandarts en fysiotherapeut)
en maatschappelijke ondersteuning (maatschappelijk werk).
Tweedelijnszorg: specialistische zorg waarvoor een verwijzing vanuit de eerste lijn
nodig is, zoals psychische hulp (GGZ), revalidatie en zorg van specialisten in
ziekenhuizen.
Andere partijen, zoals woningcorporaties of de politie.
,Professionals die het meest deel uitmaken van een breed integraal team zijn:
Maatschappelijk werker; iemand die zich bezighoudt met de begeleiding van mensen
met problemen in hun psychosociaal functioneren, zodat deze mensen (weer)
zelfstandig kunnen participeren ten opzichte van hun naaste omgeving en
maatschappelijke instituties.
WMO-consulent; is iemand die namens de gemeente zorgaanvragen afhandelt voor
individuele WMO-voorzieningen. Taken van de WMO-consulent; inventariseren van
de WMO aanvragen en meldingen, verrichten van onderzoek, voeren van (intake)
gesprekken met cliënten, in kaart brengen van de zelfredzaamheid van een cliënten
de hulp vanuit de sociale kring.
MEE-consulent;
Wijkverpleegkundige; verpleegkundige die in een wijk de zieken thuis verzorgt.
Jeugdverpleegkundige; zet zich in voor het bevorderen van de gezondheid van
jeugdigen. Zij focust op de relatie tussen gezondheid en gedrag, enerzijds door
jeugdigen beter in staat te stellen om te kiezen voor gezondheid en anderzijds door
een gezonde leefomgeving te stimuleren.
ALS (amyotrofische laterale sclerose)= een neuromusculaire aandoening, zowel van het
perifere en centrale motorische zenuwstelsel, wat leid tot het onvoldoende of niet
functioneren van de spieren
Amyotrifische; met spieratrofie, duid op een afname van de spieromvang doordat de
spiervoorziening uitvalt
Laterale; aan de zijkant gelegen, duid op de degeneratie van de lateraal in de witte
stof van het ruggenmerg gelegen piramidebanen
Sclerose; wijst op een abnormale verharding in het weefsel, in het geval van de
laterale piramidebanen
Verschijnselen ALS:
Begint meestal met moeheid en spierzwakte (krachtsverlies)
Begint vaak aan de handen (minder aan voeten) -> arm of been
Zwakte kan zich aan een zijde van het lichaam sneller ontwikkelen
Kramp (kan voorafgaan aan de spierzwakte)
Ontstaan van kleine spiertrekkingen (fasciculaties: ‘twitches’)
Zich o.a. uitend in onhandigheden en loopstoornissen
Toenemende spierzwakte
Spasticiteit: vaak pas later
Alle willekeurige spieren kunnen zijn aangedaan (m.u.v. oorbewegingsspieren)
Uiteindelijk raken de meeste spieren verlamd: ook keelspieren -> dysfagie/dysartrie
en ademhalingsspieren (overlijden dan door ademhalingsinffuciëntie en
verslikpneuonie)
Progressieve ziekte (verschilt per persoon)
50% overlijdt binnen 3 jaar
20% overleeft het 5 jaar of langer
5% blijft nog 20 jaar in leven
, ALS varianten:
Klassieke variant ALS;
o Centraal + perifeer motorisch neuron aangedaan:
o Met een spinaal begin (hand of voet)
Progressieve spinale musculaire atrofie (PMSA);
o Alleen perifeer motorisch neuron aangedaan
o De motorische zenuwcellen in het ruggenmerg vallen dan uit
o De eerste verschijnselen beginnen in de armen of benen en romp
Progressieve bulbaire paralyse (PGB);
o Alleen bulbaire motorisch neuron aangedaan
o De motorische zenuwellen in de hersenstam vallen uit
o De eerste verschijnselen beginnen in de nekspieren, gezichtsspieren,
tongspieren en ademhalingsspieren
o De cliënt krijgt problemen met slikken en praten
Diagnose ALS: als er toenemende spierzwakte ontstaat zonder pijn of gevoelsverlies, het
bestaat vooral door het uitsluiten van andere neurologische aandoeningen
Elektromyografie (EMG) -> elektrische activiteiten van spieren gemeten
MRI -> voor het uitsluiten andere ziektebeelden
Behandeling:
Revalidatie
Symptoombestrijding
Wilsverklaring opstellen
Medicijn dat enigszins remt -> Riluzol
Begint meestal tussen de leeftijd van 50-60 jaar.