W&K Hoorcollege 6 – Weersystemen
Algemene leerdoel(en): De kandidaat kan verschillende weersystemen beschrijven, herkennen en
verklaren.
Aan de hand van figuur 6.3 uitleggen welke luchtmassa’s (met verschillende eigenschappen wat
betreft temperatuur en luchtvochtigheid) op aarde kunnen voorkomen en waar en hoe die ontstaan.
Luchtmassa’s hebben karakteristieken wat betreft temperatuur en luchtvochtigheid welke afkomstig zijn van
een bepaalde ‘bronregio’. Ze worden geclassificeerd o.b.v. breedtegraad (bijv. polair, tropisch) en soort
oppervlakte (bijv. maritiem, continentaal).
Luchtmassa’s blijven hun eigen
eigenschappen behouden, ook als ze door
drukgradiënten en windpatronen ergens
anders heen worden verplaatst. Lijst van
soorten luchtmassa’s:
Dit toepassen op de situatie van de VS
(figuur 6.4) en Europa/Nederland (ppt).
Vanuit het noorden komen luchtmassa’s uit
een polair/continentaal brongebied de VS
binnen wat zorgt voor droog en koel weer
in zomer en koud en droog weer in winter.
Vanuit westen komt een maritieme
luchtmassa uit een polair brongebied die
ervoor zorgt dat er koele, vochtige lucht
Noord-Amerika wordt ingeblazen. Zorgt voor heftige winterse neerslag aan kust (noorden VS, voornamelijk
Canada). Zelfde luchtmassa aan oostkust. Zorgt voor koude regen en front voor noordoosten VS.
Vanuit zuidoosten komen maritieme luchtmassa’s uit een tropisch brongebied. Warme, vochtige lucht van Golf
van Mexico en Atlantische Oceaan. Zorgen voor warme, onstabiele lucht aan oosten VS (vaak onweer),
benauwd weer.
Vanuit het zuidoosten komt maritieme luchtmassa uit tropisch brongebied. Ontstaat door hogedrukgebied
boven oceaan. Brengt in zomer onstabiele, warme lucht naar woestijnen in zuidwesten VS, in winter brengt dit
heftige regenval in zuidwestkust VS.
Aan het polaire front komen twee luchtmassa’s samen. Dit zorgt voor de ontwikkeling van een frontale
depressie. Deze worden door de westenwinden verplaatst richting Europa. In Europa zul je dus de effecten (de
neerslag en veranderlijke windrichtingen) van de frontale depressie ondervinden.
De relatie leggen tussen de luchtmassa’s rond 50/60 graden NB en ZB, de mondiale luchtcirculatie op die
breedte, en het ontstaan van fronten.
Rond 50/60 graden NB/ZB heerst een polaire luchtmassa. Door de mondiale luchtcirculatie wordt er een
tropische luchtmassa aangevoerd richting de polaire massa. Deze twee luchtmassa’s botsen met elkaar en er
ontstaat hierdoor een front (het polaire front).
1
, De kaart van figuur 6.12 (een hoogtekaart van het luchtdrukvlak van 300 mb) koppelen aan figuur 5.22 en
5.27, en uitleggen waar in figuur 6.12 de toppen en dalen liggen (de gebieden met hoge en lage luchtdruk);
Aan de hand van hoogtekaarten van luchtdrukvlakken waarin ook de windsnelheden zijn aangegeven, de
ligging van de jetstream en jetstreaks herkennen.
In figuur 6.12 liggen de dynamische hogedrukgebieden onder de blauwe cirkel, want hier treedt convergentie
van lucht op wat zorgt voor een H aan het oppervlak. De dynamische lagedrukgebieden liggen onder de rode
cirkel, want hier treedt divergentie van lucht op (zorgt voor L aan oppervlak).
Uitleggen wat een jetstreak is, en het ontstaan en de ligging hiervan in figuur 5.22 en figuur 6.12.
Een jetstreak verwijst naar de gebieden binnen de straalstroom waar de wind de maximale snelheden bereikt.
Als de jetstream zuidwaarts en oostwaarts beweegt tussen de hogedrukverstoring (ridge) en
lagedrukverstoring (trough) door, heeft de lucht hoog in de atmosfeer de neiging om te convergeren. Als de
wind dit doet, gaat de wind rond het lagedruk versnellen. Dit creëert een jetstreak. In figuur 6.12 kun je dit zien
doordat de isobaren heel nauw tegen elkaar staan tussen de ridge en trough. Dit zie je ook terug in 5.22.
Figuur 6.13 koppelen aan figuur 6.12 en beschrijven op welke manier de convergentie van lucht voor de
jetstreak en de divergentie van lucht na de jetstreak op grote hoogte in de atmosfeer zorgen voor het
ontstaan van een hoge en lage luchtdrukgebied aan het aardoppervlak (depressie); het ‘stofzuigereffect’ in
het geval van het lage luchtdrukgebied.
Hoog in de atmosfeer heb je de straalstroom. Deze gaat kronkelen (jetstreak). Door het feit dat de jetstream
gaat meanderen, krijg je voor de bocht convergentie van lucht ophoping van lucht zorgt aan
aardoppervlak voor hogedrukgebied. Na de bocht krijg je divergentie van lucht er is minder lucht t.o.v.
omgeving zorgt voor lagedrukgebied aan aardoppervlak.
2
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jensvanzuijlen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.