2. Peuter
Inhoudsopgave
College 2.1 modellen en theorieën ontwikkeling motoriek peuter........................................................2
CO 2.2 Van Wiechenschema...................................................................................................................6
CO 2.3 cognitieve ontwikkeling peuter.................................................................................................15
V-KOM 2.1 screenen ontwikkeling motoriek peuter............................................................................22
,College 2.1 modellen en theorieën ontwikkeling
motoriek peuter
kan benoemen wat de bewegingscategorieën van de motorische ontwikkeling betekenen
(stabiliserende, locomotorische en manipulatieve bewegingen).
kan de motorische ontwikkelingsfase van de peuter benoemen, interpreteren en verklaren aan
de hand van de verschillende ontwikkelingstheorieën (maturatietheorie, cognitieve benadering,
ecologische benadering).
Een theorie is een geheel van denkbeelden, hypothesen en verklaringen die in onderlinge
samenhang worden beschreven.
MATURATIETHEORIE (GESELL EN MCGRAW)
Motorische ontwikkeling is een kwalitatief proces waarbij de opeenvolgende ontwikkelingsfasen
volgens een vast en voorspelbaar patroon verlopen = motorische mijlpalen
Er is wel kritiek op deze visie, want onderzoekers zien dat omgeving- en taakgebonden factoren ook
een belangrijke rol spelen in het motorische ontwikkelingsproces
COGNITIEVE BENADERING (PIAGET)
Uitgangspunten:
- Intelligent functioneren wordt ondersteund door een biologisch adaptatieproces
- Met ouder worden ontwikkelen zich meer cognitieve structuren
- De kwalitatieve verandering verloopt in opeenvolging fasen
4 fasen:
- Sensomotorische fase 0-2 jaar
- Pre-operationele fase 2-6 jaar
- Concrete operaties 6-12 jaar
- Formele operaties 12- volwassen
MOTOR PROGRAMMA THEORIE (SCHMIDT) (1970-80>)
- Motorische ontwikkeling: voor het leren van een motorische vaardigheid moeten
programmaregels gevormd worden
- De ontwikkeling van een motorisch programma is afhankelijk van bewegingservaring: het
kind leert van de consequenties van zijn handelen op basis van verschillende bronnen:
Intern (bijv. visueel en proprioceptief)
Extern feedback (bijv. instructie, aanwijzingen van therapeut)
Schmidt stelt dat mensen geen specifieke bewegingen leren. In plaats daarvan ontstaan in onze
hersenen gegeneraliseerde motorprogramma’s. dat wil zeggen, er zijn klassen van gelijksoortige
bewegingen. Mensen leren regels om een dergelijk programma te ontwikkelen. Zo ontstaat een
klasse van gelijksoortige bewegingen.
Vervolgens leren mensen verschillende bewegingen binnen een klasse door de parameters te
variëren. De parameters zijn de eigenschappen van de beweging; de kracht van spieren, tijdsduur van
beweging en de richting.
ECOLOGISCHE THEORIE (BRONFENBRENNER) (70-80)
, Betreft de invloed van de sociale omgeving op de menselijke ontwikkeling de aard van het kind
hangt af van de omgeving waarin het opgroeit
5 systemen die samenhangen met elkaar. Micro, meso, marco, exo (waar iemand geen invloed op
heeft, maar die wel veel directe invloed hebben op hem en zijn ontwikkeling), chrono (historische
veranderingen die de andere systemen kunnen beïnvloeden)
OMGEVING-TAAK (NEWELL)
Persoonsfactoren
- Kracht
- Lengte
- Gewicht
- Etc.
Taakfactoren:
- Grootte van de bal
- Touwen plaatsen
Omgevingsfactoren:
- Licht
- Temperatuur
Alle factoren hebben invloed erop hoe een kind zich gedraagt of iets kan. Bijvoorbeeld traplopen of
een bal werpen.
Je kan de taakfactoren aanpassen zodat het kind iets kan. Door de taak aan de passen, kun je de
uitvoering beïnvloeden als therapeut.
DYNAMISCH SYSTEEM THEORIE (ESTHER THELEN)
Komt oorspronkelijk uit de thermodynamica: stabiele en instabiele toestanden
Een dynamisch systeem = een toestand gaat over in andere toestand in een bepaalde
tijdspanne
Motorische ontwikkeling is een dynamisch systeem dat zich ontwikkelt doordat vele elementen
voortdurend op elkaar inwerken.
Handelingslandschap:
De dalen en pieken zijn de stabiele toestanden. Wanneer een kind kan rollen is het een stabiele
toestand. Het moment dat het kind probeert te rollen, is het een instabiele toestand.
NEURALE GROEP SELECTIE THEORIE (EDELMAN) (NGST)
>1990
Edelman: Neurobioloog; Hij baseerde zijn ideeën op experimenten met netwerken van
neuronen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lauravanhoogmoed. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.