1. Zuigeling
Inhoudsopgave
CO 1.2 theorieën motorische ontwikkeling............................................................................................2
COKOM 1.3 meetinstrument AIMS.........................................................................................................6
CO 1.4 cognitieve en psychosociale ontwikkeling................................................................................12
CO KOM 1.5 vertraagde en afwijkende motoriek zuigeling..................................................................27
CO 1.6 rijping en groei..........................................................................................................................36
CO 1.7 kind en omgeving......................................................................................................................39
,CO 1.2 theorieën motorische ontwikkeling
Leerdoelen:
- Kan de verschillende visies op de motorische ontwikkeling benoemen, interpreteren
en verklaren aan de hand van de volgende theorieën; maturatietheorie, cognitieve
theorieën, ecologische benadering.
- Kan de ontwikkeling van een zuigeling t.a.v. de grove motoriek benoemen
Microcefalie: achter blijven van de groei van de
hersenen. Kleine hersenen. Het kan wat betekenen voor
de tonus, cognitieve achterstanden.
Normaal zijn billenschuivers later in het los lopen. omdat
ze het moeilijk vinden om te roteren, dus uiteindelijk
moeite om los te lopen. de transfers maken is moeilijk
voor de zuigelingen. 15% van de kinderen gaan niet
kruipen.
Groei: kwantitatief , kun je meten; gewicht, lengte
Rijping: systemen zoals zenuwstelsel en longen. Op het moment dat je meer rijpt, krijg je
meer mogelijkheden tot je beschikking.
Ontwikkeling:
- Motorische: vaardigheden, mijlpalen
- Cognitieve: wat snappen ze al, opdrachten, taal ontwikkeling, gedrag
- Psychosociale: hoe houdt je je staand in de wereld en hoe reageer je op mensen om
je heen
Het hangt allemaal samen, vaak mensen met een cognitieve beperkingen lopen anders;
zoals syndroom van down.
- Ontogenese: ontwikkelingsgeschiedenis van een levend wezen
- Morfologische ontwikkeling: centraal zenuwstelsel, zintuigen, organen
- Motorische ontwikkeling: mijlpalen, houdings- en bewegingspatronen.
Vaardigheden en coördinatie
Mijlpalen:
- Vroege mijlpalen
- Verplaatsen
- Gooien en vangen
- Fijne motoriek
- Complexe vaardigheden
Motoriek meten
- Screeningsinstrumenten: van Wiechenschema.
- Meetinstrument: AIMS, M-ABC
Meetinstrument zoals AIMS en M-ABC
- Discriminatieve testen: onderscheid tussen wel of niet normaal
- Evaluatieve testen
- Predictieve testen: voorspelling doen. als een kans dit scoort, is de kans groot, etc.
,Ontwikkeling motoriek beoordelen
Niveau, variabiliteit en kwaliteit. Een kindje kan minder mijlpijlen hebben, maar wat ze doen
heel goed uitvoeren. Een ander kindje kan heel veel mijlpijlen hebben, maar de bewegingen
ongecontroleerd uitvoeren (veel kwantiteit, weinig kwaliteit).
Normaal (typical)
Afwijkend (atypical)
o Vertraagd (retardation)
o Plateau (ontwikkeling staat stil, je komt niet verder in je ontwikkeling maar er
is ook geen achteruitgang)
o Regressie (achteruitgang)
Duchenne: aandoening waarbij de ontwikkeling achteruit gaat. tot ongeveer 3,4 jaar een
normale ontwikkeling maar dan door spierkracht verlies veel niet meer kunnen. Spierziekte
waarbij in de loop van de tijd achteruitgang van spierkracht.
Om goed te beoordelen wat een kindje kan kijk je naar niveau, variabiliteit en kwaliteit.
Plateau; je ontwikkeling staat stil, je gaat niet voor of achteruit
Nature: genen, familie etc (nativisten)
Nurture: omgeving. (behavoristen)
Maturatie: rijping (Mc Graw, Gesell)
Gesell en McGraw: Motorische ontwikkeling is een kwalitatief proces, waarbij de
opeenvolgende ontwikkelingsfasen volgens een vast en voorspelbaar patroon verlopen. =
motorische mijlpalen
Maturatie theorie is midden vorige eeuw ontstaan waarbij de mijlpalen zijn ontstaan. Als je
een mijlpaal niet haalt, moet je hem eerst halen om de volgende mijlpaal te halen. Daar
denken mensen soms wel anders over.
Kritiek op deze visie: het is niet alleen de neurale rijping. Niet iedereen doorloopt hetzelfde
patroon in zijn ontwikkeling. Dit hoeft niet te betekenen dat een kind een aandoening heeft of
afwijkend is.
De ontwikkeling van een kind gaat in 3 richtingen
- Hoofd/cephalo naar staart/caudaal
- Centraal/proximo naar perifeer/distaal
- Gebogen/flexie naar gestrekt/extensie
Van wiechenschema; ontwikkelingsvelden van Gessel (0-5jaar)
- Grove en fijne motoriek
- Adaptatie
, - Spraak en taal
- Persoonlijkheid en sociaal gedrag
Prenatale fase:
Post menstruele age; PMA. (zwangerschap) Vanaf 7 weken kun je bewegingspatronen zien.
Kun je categoriseren via general movements.
Prematuren met CP kan je zien of er andere general movements in zitten
Kwantiteit
Kwaliteit
- Stereotype (alleen op 1 manier de arm bewegen) > variabiliteit
- Vloeiendheid (is er een tremor aanwezig, schokkerig?
Zuigelingen leeftijd
Tussen de 24 en 32 weken ben je te vroeg geboren. Hoe vroeger geboren, hoe platter de
hersenen.
Ontwikkeling patronen.
- 0-3 maanden: adductie-flexie fase
- 3-4 maanden: abductie flexie fase
- 4-5 maanden: abductie-extensie fase
- 5-6 maanden: abductie-extensie fase is toegenomen
- 7-8 maanden: rotatie (combinatie patronen) en voortbewegen.
Ontwikkeling rompextensie in buikligging:
- 0-3maanden: flexie van de romp. Hoofd kan even opgetild worden
- 3-4 maanden: extensie van de romp tot halverwege de scapulae is mogelijk
- 4-5 maanden: extensie van de romp tot thoracaal-lumbaal
- 5-6maanden: extensie van de romp is volledig. Bekken blijft op de onderlaag
Ontwikkeling van de rompextensie in zit
- 0-3maanden: totale flexie van de romp
- 3-4maanden: extensie van de romp tot halverwege de scapulae
- 4-5maanden: extensie thoracaal-lumbaal
- 5-6maanden: extensie volledig
- 7-8maanden: rotatie
Het onderzoek van de motorische ontwikkeling gaat in 5 posities:
1) Buikligging
2) Rugligging
3) Zwevende buikhouding (=Landau positie): kunnen onderscheiden van de tonus is van
vooral de thorax.
4) Zithouding
5) Staand
Rugligging: gestrekte aangezichtzijde, gebogen arm achterzijde door A-
symetrische tonische nek reflex (ATNR)
Landau positie, armen en benen hangend.
Headlag: hoofdje blijft hangen bij optrekken tot
zithouding
Stapreflex vanaf de geboorte