MK: Klinische Geriatrie Samenvatting
Bijeenkomst 1: Inleiding geriatrie en gerontologie
Geriatrie: Hoofdstuk 1, 3, 4, 20.1 t/m 20.3
Farmacologie: Hoofdstuk 3.5.1
Farmacotherapeutisch kompas: geneesmiddelen voor ouderen
1. De begrippen geriatrie en gerontologie uitleggen
- Geriatrie = richt zich op de diagnostiek en behandeling van ziekten die te maken
hebben met veroudering
o Meerdere aandoeningen tegelijkertijd
- Gerontologie = studie van het ouder worden en de specifieke problemen en
vermogens van ouderen
o Het verouderen van cellen
2. De ‘geriatrische patiënt’ beschrijven
- Geriatrische patiënt = iemand met een complex ziektebeeld, als gevolg van
stoornissen op lichamelijk, geestelijk en/of sociaal gebied waardoor zelfstandig
functioneren en de kwaliteit van leven negatief beïnvloed wordt
o Verwevenheid van medische-biologische, psychische en sociale factoren
o Multipele pathologie
Complex ziektebeeld
o Polyfarmacie
Gebruik van meerdere geneesmiddelen
o Atypische presentatie
Ontbreken van specifieke medische klachten en signalen
o Verminderde reservefunctie
o Interindividuele variatie
Ouderen die 80 zijn, maar leven als 60 en andersom
Groot verschil van gezondheid tussen individuen
- Nadruk ligt op herstel en behoud van zelfredzaamheid van de patiënt
- Verminderde visus, verminderd mobiel, beroerte, ondervoeding, ouderen,
vallen, eenzaamheid, dementie, delier, kanker, gehoorverlies, hartfalen,
somberheid, polyfarmacie, multimorbiditeit en continentie
3. De toename van het aantal ouderen verklaren
- Stijging van de levensverwachting door verbeteringen in de gezondheidszorg
- Babyboomgeneratie
- Daling van het aantal geboorten
1
,4. Het begrip kwetsbaarheid bij ouderen uitleggen en de gevolgen hiervan beschrijven
- Frailty = multidimensionaal syndroom betrekking hebbend op het verlies van
reserves (energie, functionele mogelijkheden, cognitie en gezondheid) dat de
kwetsbaarheid verhoogt
o Dat een relatief minder ernstige aanleiding de gezondheidsbalans van de
oudere tot veel ernstiger gevolgen kan leiden
- Gevolgen
o Acute ziekten
o Verminderde activiteit
o Verminderde inname van voedingsstoffen
o Neerwaartse spiraal
- Sterfteoorzaken bij 65-plussers
o Dementie
o Beroerte
o Longkanker
o Hartfalen
o Coronaire hartziekten
5. De rol van de verpleegkundige bij de diagnostiek en behandeling van de
geriatrische patiënt beschrijven
- Diagnostiek
o In kaart brengen van de potentiële kwetsbaarheid: hoe de patiënt en zijn
omgeving de fysieke, mentale en sociale gezondheid ven de patiënt
beoordelen
o In welke mate de patiënt functiebeperkingen ondervindt in het dagelijks
leven
o Omgeving waar patiënt verblijft
o Familie, naasten en mantelzorgen moeten bij het gesprek zijn
o Op sporen van (behandelbare) aandoeningen
o Medicatiegebruik
- Behandeling
o Gezamenlijke besluitvorming: behoeften en wensen afstemmen
o Verpleegkundige zorg en preventie
Inventarisatie risicofactoren
Symptomen observeren en herkennen
Bepalen hoe de symptomen leiden dat functieverlies in het
dagelijks leven
2
,6. De organisatie van de zorg rondom de geriatrische patiënt beschrijven
- Multidisciplinaire samenwerking
o Verpleegkunde
o Fysiotherapie
o Ergotherapie
o Thuiszorg
o Mantelzorgers
o Verzorgingshuizen
- Kwaliteit van leven behouden
- Zelfmanagement behouden en stimuleren
- Uitgangspunten voor de zorg
o Autonomie en regie
o Multidisciplinaire samenwerking
o Advanced care planning: soms belast behandeling de oudere patiënt meer
dan de gevolgen van de ziekte zelf
7. De vormen van preventie bij de geriatrische patiënt beschrijven
- Primaire preventie = activiteiten die ertoe leiden dat bij gezonde mensen ziekte
of letsel wordt voorkomen
o Gebitsverzorging
o Geen alcohol en drugs
o Gezonde voeding
o Niet roken
o Vaccinatie
o Bevorderen van rust
o Dragen van een autogordel
o Goede nachtrust
- Secundaire preventie = vroegtijdig signaleren van symptomen van een
ziekte/letsel, met de bedoeling de dreiging van de zieke/letsel te keren
o Bevolkingsonderzoeken
Darmonderzoek
Borstkanker screening
Baarmoederhalskanker
o Tijdig zoeken van medische bij klachten
- Tertiaire preventie = datgene dat kan worden gedaan of ingezet om
complicaties, herhaling of verergering van ziekte/letsel te voorkomen
o Bewegingssensoren bij valrisico
o Revalidatie
8. De kenmerken van de geriatrische patiënt beschrijven
- Veroudering vermindering reservecapaciteit van vrijwel alle organen
o Endogeen: erfelijke eigenschappen
o Exogeen: factoren van buitenaf
- Veroudering atrofie
o Afname van weefsel of orgaanmassa
3
, o Spieren, skelet, huid, hersenen, lever, nieren en hart
o Oorzaak: verminderde activiteit, verminderde voeding en verminderde
hormonale stimulatie
o Gevolg: verminderde anatomische en functionele reserve
- Psychisch
o Eenzaamheid
- Slaap
o Minder uren
o Plassen ’s nachts
o Minder REM slaap
- Functioneel
o Rollator
o Sta-op-stoel
o Hulpmiddelen
- Sociaal
o Overlijden vrienden/familie
- Andere uitingen van klachten
9. De fysieke veranderingen in de volgende orgaanstelsels beschrijven:
a. Cardiovasculair systeem
o Veranderingen
Afname kracht myocard
Afname slagvolume
Wanden om hart en bloedvaten worden stugger en minder
elastisch
o Gevolgen
Stolsels
Hypertensie
Linkerventrikelhypertrofie (verdikte hartspier)
Afname max. inspanningsvermogen
Geleidingsstoornissen
b. Centraal zenuwstelsel
o Veranderingen
Verminderde corticale volume
Verminderde synaptische dichtheid
Verminderde verwerkingssnelheid
Verminderde concentratie
Verminderde geheugen
Afname van dopamine
o Gevolgen
Dementie
Ziekte van alzheimer
Parkinson
c. Luchtwegen
o Veranderingen
Verkalking ribben meer weerstand
Verzwakking respiratoire spieren minder vitale capaciteit
4
, Alveolaire wanden verdwijnen minder oppervlakte
Vermindering aantal longcapillairen minder ventilatie
Minder trilharen + minder slijmvorming
Veranderde houding
o Gevolgen
Minder zware lichamelijke inspanning + meer kans op longziektes
d. Bewegingsapparaat
o Veranderingen
Afname botdichtheid osteoporose
Spieratrofie dunnen ledematen
Degeneratie kraakbeen artrose
Meer vetweefsel
Minder spierweefsel
o Gevolgen
Trager
Minder soepel
Krachtverlies
Verstoring balans (bloeddruk) vallen botbreuken
Daling energiebehoefte en stofwisseling
Verandering verdelingspatroon medicijnen (leeftijd meenemen bij
kiezen van medicijnen)
e. Huid
o Veranderingen
Pigmentvlekken (ouderdomsvlekken/levervlekken)
Drogere huid
Minder elastisch
Dunner
Minder doorbloed
o Gevolgen
Huidkanker
f. Zintuigen
o Veranderingen
Oren: hoge tonen vervallen (presbyacusis)
Ogen: cataract (staar)
Tong: smaakverandering
g. Gastro-intestinaal
o Veranderingen
Verminderde motiliteit maagdarmkanaal
Tragere maaglediging
Tragere darmpassage
Atrofie maagslijmvlies
Verminderde aantal darmvlokken
Verminderde bloedtoevoer lever en darmen
Verminderde maagzuur secretie
Verminderde absorptie van geneesmiddelen
o Gevolgen
Verminderde aanmaak intrinsic factor
5