BOK Farmacologie 2 studiejaar 2020-2021 BOK Farmacologie 2
Inhoud Leeruitkomsten FC2
1. Je kunt de anatomie uitleggen die betrekking heeft op het afweersysteem, astma/COPD en diabetes mellitus
type 1 en type 2
2. Je kunt de fysiologie uitleggen die betrekking heeft op het afweersysteem, de glucosehuishouding en het
ademhalingsstelsel.
3. Je kunt de pathologie uitleggen die betrekking heeft op infectieziekten, allergie, astma, COPD diabetes mellitus
type 1 en type 2.
4. Je kunt van de meest voorgeschreven geneesmiddelgroepen bij infectieziekten, allergie, astma, COPD,
diabetes mellitus type 1 en type 2 voorgeschreven worden het werkingsmechanisme uitleggen.
Thema Afweer Algemeen: afweer
• Je kunt uitleggen wat de functie van het afweersysteem in ons lichaam is.
ons lichaam beschermen tegen lichaamsvreemde stoffen die schade willen aanbrengen
• Je kunt de 7 onderdelen van de niet-specifieke immuniteit uitleggen: (fysieke barrières, fagocyten,
immunologische surveillance, interferonen, complementsysteem, ontstekingsreactie en koorts)
➔ fysieke barrières: houden schadelijke stoffen buiten het lichaam en bieden effectieve bescherming voor
onderliggende weefsels.
➔ fagocyten: dienen als portiers en surveilleren perifere weefsels. Ze verwijderen celresten en reageren op
binnendringende vreemde stoffen of ziekteverwekkers. ze vormen ´eerste lijn´ van cellulaire verdediging;
ze vallen micro-organismen aan en verwijderen deze voordat hun aanwezigheid door lymfocyten is
opgemerkt.
➔ immunologische surveillance: voortdurende bewaking van gezonde weefsels. Vernietiging van
abnormale cellen door NK-cellen in perifere weefsels.
◆ Plasmamembranen bevatten antigenen (die op membranen van gezonde cellen niet worden
aangetroffen). NK-cellen herkennen afwijkende cellen doordat ze aanwezigheid van deze
antigenen detecteren. Dus als NK-cellen antigenen aantreffen op bacterie, tumorcel of cel (die met
virussen is geïnfecteerd) geven ze eiwitten af, genaamd perforine → deze doden afwijkende cel
door grote poriën in plasmamembraan te maken. Zo kan verspreiding van bacteriële of virale
infectie worden vertraagd. Hierdoor wordt mogelijk ook tumorcellen geëlimineerd voordat ze zich
naar ander weefsel kunnen verspreiden.
◆ Helaas worden sommige toch niet herkend → heet immunologische ontsnapping, waardoor ze
zich kunnen vermenigvuldigen en verspreiden zonder tussenkomst van NK-cellen.
➔ interferonen: kleine eiwitten die worden afgegeven door geactiveerde lymfocyten, macrofagen en
weefselcellen die met virussen zijn geïnfecteerd.
◆ Gezonde cellen die aan interferonmoleculen worden blootgesteld, reagereren door antivirale
eiwitten te vormen → die verstoren replicatie van virussen binnen cel en vertragen zo verspreiding
van virale infecties. Ook stimuleren ze activiteit van macrofagen en NK-cellen.
◆ Het zijn voorbeelden van cytokinen → chemische signaalstoffen die door weefselcellen worden
afgegeven en plaatselijke activiteiten coördineren. De meeste werken binnen één weefsel, maar
cytokinen (die door cellen van immuunsysteem worden afgegeven) werken ook als hormoon: ze
beïnvloeden activiteiten van cellen en weefsels in gehele lichaam
➔ complementsysteem: systeem dat werking van antistoffen aanvult of complementeert, gevormd door 11
speciale complementeiwitten waaruit bloedplasma bestaat.
◆ Het bestaat uit circulerende eiwitten die antilichamen assisteren bij vernietiging van pathogenen.
◆ Complementeiwitten werken samen in kettingreactie die lijken op die van stollingssysteem → deze
reactie begint bij binding van bep. complementeiwit aan antistofmolecuul (op bacteriële celwand of
, BOK Farmacologie 2 studiejaar 2020-2021 BOK Farmacologie 2
direct aan bacteriële celwand zelf). Daarna reageert complementeiwit met andere
complementeiwitten.
◆ Activering van complementsysteem: trekt fagocyten aan, bevordert fagocytose, breekt
plasmamembranen af en bevordert ontstekingsreactie.
➔ ontstekingsreactie: gelokaliseerde respons op weefselniveau die verspreiding van verwonding of infectie
tegen gaat.
◆ Het kan ontstaan door elke prikkel die cellen doodt of een los bindweefsel beschadigt, en het
veroorzaakt opzwelling, roodheid, warmte en pijn.
◆ Effecten: wond wordt hersteld (zodat pathogenen geen toegang hebben), verspreiding van
ziekteverwekker wordt vertraagd en verdedigingsmechanisme mobiliseren (die ziekteverwekkers
kunnen uitschakelen en aan weefselherstel kunnen bijdragen)
◆ Herstelproces→ heet regeneratie
● weefselbeschadiging
● activatie van mestcellen
● weefselherstel
➔ koorts: verhoging van lichaamstemp die weefselmetabolisme en activiteit van afweer versnelt
◆ Sprake van koorts als lichaamstemp >37, 2 ℃. Hypothalamus bevat centrum voor
thermoregulatie en werkt als thermostaat van lichaam. Eiwitten in het bloed -pyrogenenstellen
thermostaat in hypothalamus opnieuw in, waardoor lichaamstemp stijgt → verhoogt
stofwisselingssnelheid; cellen bewegen zich sneller (waardoor fagocytose wordt bevordert) en
enzymatische reacties verlopen sneller
◆ Als lichaamstemp>40 ℃ kunnen veel fysiologische systemen beschadigd raken wat problemen in
CZS veroorzaken die gepaard gaan met misselijkheid, verwarring, hallucinaties of stuiptrekkingen.
◆ Ziekteverwekkers, bacteriële gifstoffen en antigeen-antistofcomplexen werken als pyrogenen of
bevorderen afgifte van pyrogenen door macrofagen.
• Je kunt de 4 verschillende T-cellen en hun functie benoemen (cytotoxische T-cel, T-helpercel, Tgeheugencel,
T-suppressorcel)
➔ cytotoxische t-cel: Ze zijn verantwoordelijk voor celgemedieerde immuniteit en worden geactiveerd door
blootstelling aan antigenen die aan MHC-eiwitten van klasse I zijn gebonden.
◆ door lymfotoxine af te geven → doodt doelcel door stofwisseling van cel te verstoren.
◆ door cytokinen af te geven die bep genen van doelcel activeren; deze genen zeggen tegen cel dat
deze moet afsterven → proces heet apoptose.
◆ door perforine af te geven, dat plasmamembraan van doelcel beschadigt.
➔ t-helpercel: Geactiveerde T-helpercellen scheiden verschillende cytokinen af (die specifieke en
niet-specifieke afweer coördineren) en stimuleren celgemedieerde immuniteit en antistofgemedieerde
immuniteit.
➔ t geheugencel: Enkele (die na activering van cytotoxische T-cellen en T-helpercellen worden gevormd)
ontwikkelen zich tot T-geheugencellen.
◆ Ze worden ´in reserve´ gehouden. Als hetzelfde antigeen voor de 2e keer verschijnt, zullen deze
cellen direct tot cytotoxische T-cellen en T-helpercellen differentiëren, waardoor immuunreactie
sneller en effectiever verloopt.
➔ t-suppressorcel: Ze hebben CD8-markers en worden geactiveerd door blootstelling aan antigenen die
aan MHC-eiwitten van klasse I gebonden zijn.
◆ Geactiveerde T-suppressorcellen verzwakken reacties van andere T-cellen en B-cellen door
cytokinen af te geven → die suppressiefactoren genoemd.
◆ Suppressie vindt niet gelijk plaats, doordat T-suppressorcellen langzaam worden geactiveerd
vergeleken met andere typen T-cellen → daardoor werken T-suppressorcellen pas na