Examen markt Onderzoek en consumentengedrag
Boek: consumentengedrag de basis
Hoofdstuk 2 persoonlijkheid
2.2 levensstijl
Levensstijl
Levensstijl kan omschreven worden als een samenhangend patroon van expressieve gedragskeuzes
en smaakuitingen
1 principe georiënteerd
Deze consumenten laten zich in hun keuze meer leiden door ideële criteria dan door gevoelens of de
gevoelens en opvattingen van anderen. Veganisten zijn hiervan een goed voorbeeld.
2 status georiënteerd
Deze consumenten zoeken producten die hun succes aan anderen demonstreren.
3 actiegeoriënteerde consumenten
Deze consumenten zoeken sociale of fysieke activiteiten, afwisseling en het nemen van risico.
Psychografisch onderzoek
Onderzoek naar levensstijlen wordt psychografisch onderzoek genoemd.
2.3 Motivatie en consumentengedrag
Interne prikkels
Interne prikkels komen voort uit het individu en kunnen fysiologisch, emotioneel of cognitief van
aard zijn.
Fysiologisch: eten, drinken warmte en seks
Emotioneel: gevoelens als angst, verdriet blijdschap, verlangen naar gezelligheid
Cognitieve prikkels: zijn gedachten over problemen die om een oplossing vragen. Bijvoorbeeld een
consument kan zich afvragen wat hij kan doet met een pas gekregen erfenis en gaat daarom
bijvoorbeeld met iemand van de bank praten.
Externe prikkels
Zijn prikkels vanuit de omgeving. Een externe prikkel is bijvoorbeeld reclame die een behoefte op
wekt. Of de geur uit een bakkerij die de zin om iets lekkers te kopen stimuleert.
,2.3.2 motivatieconflicten
Motivatieconflict
Tegenstrijdige motivaties en doelen die men niet allemaal kan realiseren het nastreven van het ene
doel is in strijd met het nastreven van een ander doel
Approach-approach-conflict
Wilt de consument zowel het een of het ander. De consument wordt tegelijkertijd en met dezelfde
sterkte aangetrokken tot twee aantrekkelijke alternatieven die elkaar wederzijds uitsluiten. Een
consument wilt bijvoorbeeld op vakantie naar Zweden, maar ook met vrienden naar Griekenland.
Hoe meer de alternatieven op elkaar lijken, denk aan twee gelijkwaardige aantrekkelijke merken, des
te groter dit conflict is.
Approach-avoidance-conflict
Is sprake als de consument iets wil, maar tegelijkertijd eigenlijk ook niet. Dit kan ontstaan wanneer
de consument bij een alternatief zowel positieve als negatieve kanten onderscheidt en zich daardoor
bij zijn keuze heen en weer geslingerd voelt. Bijvoorbeeld de auto is nog steeds een gewild bezit voor
veel consumenten, maar de kosten van aanschaf en onderhoud worden steeds hoger dus kan men
twijfelen om een auto te kopen.
Avoidance-avoidance-conflict
De consument wilt noch het een, noch het ander. Bijvoorbeeld iemand wilt een vriend bezoeken hij
kan daar alleen komen door of met de bus of met de taxi te gaan. De bus doet er veel te lang over en
de taxi vindt hij te duur. Als beide motieven even zwaar meetellen, zal hij de vriend voorlopig niet
bezoeken.
2.4 de behoeftehiërarchie van maslow
1 Fysiologische behoefte: de behoefte aan zuurstof, drinken, voeding, slaap enzovoort.
2 Behoefte aan veiligheid: de behoefte aan bescherming, zekerheid en geborgenheid.
3: Behoefte aan liefde en genegenheid.
4: behoefte aan zelfrespect en respect voor anderen.
5: Behoefte aan zelfverwezenlijking: de behoefte om te komen tot zelfontplooiing
, ERG-theorie
1: Overlevingsbehoeften (existence): een samenvoeging van de fysiologische behoeften van Maslow
en de materiële veiligheidsbehoeften. (1 en 2)
2: Sociale behoeften (relatedness): de sociale veiligheidsbehoeften en de behoeften aan achtig en
erkenning. (3 en 4)
3: Groeibehoeften (growth): de groeiaspecten in de behoefte aan achting en erkenning, en de
behoefte aan zelfverwezenlijking. (4 en 5)
2.5 Positieve en negatieve motivatie
Negatieve motivatie
Gaat het om het opheffen of ontwijken van een probleem. De spanning die het gedrag veroorzaakt,
komt voort uit de ongewenste situatie van de individu.
Positieve motivatie
Is men niet zozeer ontevreden met de huidige situatie, maar wil men de situatie verbeteren of
veraangenamen.
2.6 Motivatie en waardeoriëntatie
Waarden
Zijn voorstellingen of representaties van gewenste einddoelen. Voorbeelden van waarden als
einddoelen zijn vrede, persoonlijk geluk en liefde.
Eindwaarden
Stellen de gewenste einddoelen voor, zoals geluk, vrede, veiligheid en dergelijke.
Instrumentele waarden
zijn voorstellingen van manieren waarop deze einddoelen worden bereikt, bijvoorbeeld door hard te
werken, beleefd en eerlijk te zijn.
Betekenisstructuur
Waarde opvattingen over, kennis van en ervaring met een bepaalde productklasse worden als een
samenhangend geheel onthouden. Dit samenhangend geheel wordt betekenisstructuur genoemd.
De kennis die consumenten van producten bezitten heeft twee niveaus:
1 De concrete kennis van de eigenschappen: Dit betekent dat de consument op de hoogte is van
fysieke kenmerken van het product. Hij weet bijvoorbeeld wat de kleur, de cilinderinhoud en de
soort bekleding van een bepaald type auto is.
2 Abstracte productkennis: Dit soort kennis gaat over de minder tastbare, subjectieve kenmerken
van het product, zoals de kwaliteit, het comfort of moderne vormgeving van de auto.