Samenvatting ‘als opvoeden niet vanzelf gaat, orthopedagogiek in de praktijk’.
Liesbeth van Hoof, Marleen de Vries
Hoofdstukken: 1, 3.4, 7, 8, 9, 10, 11, 12
Inhoud
Week 1 – H1 wat is orthopedagogiek en 3.4 theorie van Kok................................................................2
Week 2 – H7 het analyseren van een problematische opvoedingssituatie............................................8
Week 3 – H8 gezinsproblemen.............................................................................................................12
Week 4 – H9 problemen in de babytijd en H10 problemen in de peuter- en kleutertijd......................21
H9.....................................................................................................................................................21
Week 5 – H11 problemen bij basisschoolkinderen...............................................................................31
Week 6 – h12 Problemen in de adolescentie.......................................................................................34
1
,Week 1 – H1 wat is orthopedagogiek en 3.4 theorie van Kok
Als opvoeden niet vanzelf gaat, de ontwikkeling van een kind stagneert kan dat leiden tot
spanningen binnen het gezin en daar buiten. Er kan een opvoedingsimpasse ontstaan.
Het proces van een opvoedingsimpasse:
1. Opvoeder constateert dat de ontwikkeling van het kind niet loopt zoals gewenst.
2. Opvoeder heeft op dat moment alles geprobeerd om de ontwikkeling van het kind
in de gewenste richting te sturen
3. Op tijdstip 1 is de opvoeder van mening dat hij daar niet in geslaagd is.
4. Opvoeder ziet geen bevredigende manieren meer om de ontwikkeling die richting
op te beïnvloeden.
5. Opvoeder mist op dat moment de verwachting dat hij zelfstandig of in overleg
met medeopvoeders, binnen acceptabele termijn bevredigende middelen zal
vinden.
6. Dit besef gaat gepaard met pijnlijke emoties bij de opvoeder.
Als ouders of hun omgeving aan de bel trekken voor hulp, is daar vaak al heel wat aan
vooraf gegaan.
J.F.W. Kok is een van de belangrijkste orthopedagogen in Nederland. Hij beschrijft
opvoeden als een wezenlijk aspect van het menselijk bestaan, waarmee mensen het
humane voortbestaan mogelijk maken.
Opvoeden
Wat als opvoeden wordt beschouwt, hangt nauw samen met factoren als de tijdsgeest,
cultuur of wetenschappelijke opvattingen. Volgens van Dale is opvoeden: ‘lichamelijk en
geestelijk vormen; grootbrengen’. Kok vindt deze beschrijving te eenduidig. Kok ziet
opvoeden als een dynamisch proces, waarin het kind zich ontwikkelt en de opvoeder
opvoedt. De opvoeders groeien in die ontwikkeling mee.
Volgens Kok is opvoeden ‘het in relatie staan van opvoeder(s) en opvoedeling(en),
waarin de opvoeder zich als persoon, als zijn wijze van mens-zijn presenteert, een
klimaat creëert dat persoonlijkheidsgroei bevordert en leefsituaties zo hanteert dat deze
optimale kansen bieden voor zelfontplooiing. De relatie ziet hij als de basis van het
opvoedingsproces, zonder relatie is opvoeden niet mogelijk.
Twee centrale opvoedingswaarden (Pels, Distelbrink & Postma):
Autonomie; zelfbepaling en zelfstandigheid (voorgrond in Westerse samenleving)
Conformiteit; aanpassing aan de eisen van de omgeving (voorgrond niet-westerse
samenleving)
Kok ziet opvoeden als samen op weg zijn, zonder het waarheen te kennen. In plaats van
te spreken over opvoeddoelen, spreekt Kok over perspectief. Hierin wordt onderscheid
gemaakt tussen:
Opvoedersperspectief: hoop en verwachtingen
Kindperspectief: datgene wat sluimerend in het jonge kind aanwezig is, ontwaakt
in de loop van de ontwikkeling.
Functioneel en intentioneel proces:
Met het functionele karakter van de opvoeding wijst Kok naar de continue
onderlinge betrokkenheid van de deelnemers aan het opvoedingsproces.
Intentionele ofwel doelgerichte karakter van de opvoeding houdt in dat de
opvoeder binnen dat proces doelgericht invloed uitoefent.
2
,Pedagogiek
De wetenschap die het opvoeden als object heeft, is de pedagogiek: de leer van de
opvoeding ofwel opvoedkunde.
Ijzendoorn & de Frankrijker geven als omschrijving van pedagogiek of opvoedkunde: ‘de
bestudering van de opvoeding, het onderwijs en de hulpverlening aan kinderen en
jeugdigen, met het oog op verbetering van de praktijk’.
Van Strien verduidelijkt in drie niveaus het omgaan met problemen in de opvoeding die
elkaar onderling beïnvloeden:
1. Niveau waarop ouders, leerkrachten en andere opvoeders nadenken over
opvoeding en gedrag. Op die manier ontstaan standaardvoorbeelden.
2. Als de alledaagse aanpak niet werkt ontstaat er een behoefte aan deskundigheid.
De deskundige kunnen putten uit algemene, wetenschappelijke getoetste kennis.
Dit is als het ware de verbindende schakel tussen de niveaus
3. Is het wetenschappelijke niveau. Onderzoek draagt bij aan algemene
theorievorming.
Orthopedagogiek
Orthopedagogiek is de wetenschap die zich bezighoudt met bijzondere of specifieke
opvoeding en het in zijn ontwikkeling belemmerde kind.
In de orthopedagogiek wordt de nadruk gelegd op behandelingswetenschap. Het is te
vergelijken met de medische wetenschap. Orthopedagogische interventies hebben als
doel de problemen bij het opvoeden zoveel mogelijk op te heffen. De orthopedagogiek
streeft naar herstel van de gewone opvoeding/ gewone leven.
Verschillen en overeenkomsten orthopedagogiek en pedagogiek
Orthopedagogiek en pedagogiek hebben gemeen dat ze zich beide primair richten op de
opvoeding en de invloed daarvan op de ontwikkeling van het kind.
Orthopedagogiek richt zich op de opvoeding die speciaal moet worden aangepast aan de
behoeften van het kind, terwijl pedagogiek zich richt op de gewone opvoeding.
Het terrein van de pedagogiek is de opvoedingswerkelijkheid en de orthopedagogiek
bestudeert een specifieke groep van verschijnselen binnen de opvoedingswerkelijkheid,
zoals ernstige opvoedingsproblemen.
Het object van de orthopedagogiek als wetenschap
Er is veel discussie geweest over de orthopedagogiek als wetenschap. De voortdurende
vraag naar de eigen identiteit van de orthopedagogiek heeft met het volgende te maken:
Orthopedagogiek is nog een jonge wetenschap die in een beperkt aantal landen
bekend is.
Orthopedagogiek heeft zich ontwikkeld vanuit de medische wetenschap en later
de (ontwikkelings)psychologie, en maakt gebruik van kennis en begrippen uit
aanpalende disciplines. Daardoor wordt de orthopedagogiek beschouwd als louter
toepassing van andere wetenschappen.
Het werk- en onderzoeksterrein van de orthopedagogiek is divers.
Kok richtte zich expliciet op het gehele orthopedagogische veld. Hij ontwikkelde een
algemene orthopedagogische theorie, waarbij hij ‘de orthopedagogische vraagstelling’ als
centrale categorie nam.
3
, Orthopedagogen benadrukken dat het niet klopt dat hun vakgebied louter moet worden
beschouwd als toepassing van andere wetenschappen. Zodra het gaat om een speciaal
appel op opvoeding, dat speciale kennis en een speciale aanpak vereist, komt de
orthopedagogiek als wetenschap in beeld.
Bleidick vind het woord ‘beperking’ centraal staan. Hij beschrijft vier paradigma’s
(gezichtspunten) in de orthopedagogiek:
1. Het individueel theoretisch paradigma: nadruk op de beperking als een medische
categorie. Medisch denkmodel en denkt in termen zoals stoornissen, defecten of
biologische tekorten.
2. Het interactioneel-theoretisch paradigma: handicap wordt opgevat als etiket. Het
oordeel van de omgeving staat centraal.
3. Het systeemtheoretisch paradigma: handicap wordt gezien als consequentie van
de eisen van een (pedagogisch) systeem.
4. Het maatschappijtheoretisch paradigma: handicap is het product van de
samenleving. De maatschappij veroorzaakt als het ware de handicap.
Of orthopedagogische zorg nodig is, is volgens Vliegenthart afhankelijk van:
De aard en de ernst van de stoornis
De vraag of er speciale hulpmiddelen en technieken nodig zijn
De vraag of het kind hulp nodig heeft om met de stoornis te kunnen leven
Vliegenthart geeft aan dat de orthopedagoog de belevingswereld van een kind moet
begrijpen.
Ter Horst introduceerde het begrip Problematische Opvoedings Situatie (POS). Hij duidde
daarmee op een situatie tussen opvoeders en kind, die nagenoeg perspectiefloos ervaren
wordt en waarbij men er niet meer in slaagt om die situatie perspectief biedend te maken
zonder hulp van buitenaf. De volgende componenten van het orthopedagogisch
werkterrein zijn hierin te vinden:
Het kind met een specifieke vraagstelling
De opvoeder die zoekt naar de betekenis achter het gedrag van het kind en die
probeert daar een pedagogisch antwoord op te geven.
De situatie die gekenmerkt wordt door handelingsverlegenheid bij de opvoeders
en waarbinnen personen of factoren uit de omgeving invloed hebben op de
opvoeding.
Ook Kok legde de nadruk op de opvoeding. Hij ziet opvoeding als proces, waar opvoeder
en kind actief in participeren. Met problemen moet juist dat proces aandacht krijgen. Het
doel is het opvoedingsproces zodanig te verbeteren dat een kind zijn eigenheid kan
ontplooien. Het gaat hem er uiteindelijk niet om wat het kind heeft, maar wat het kind
vraagt.
Rispens en van Acker zijn tegenstanders van het begrip POS. Ze zijn van mening dat
geen enkel opvoedingsproces zonder problemen verloopt. Van Acker richt zich op de
ontwikkeling van pedagogische strategieën om opvoeders in hun taak bij te staan.
Het object van de orthopedagogiek in de praktijk
In de praktijk zien we twee richtingen:
Enerzijds verschuivingen in het grensgebied tussen pedagogiek en
orthopedagogiek
Anderzijds verschuivingen in het grensgebied tussen de orthopedagogiek en de
kinder- en jeugdpsychiatrie
4