Observo, ergo est.
Observo, ergo est.
Deze uitspraak van het fictieve personage Zélide uit ‘Een schitterend gebrek’ van Japin
ademt gewoon Verlichting. Ik neem waar, dus het is zo. Wetenschappelijk onderzoek doen
en met rede de resultaten verklaren, de synthese van empirisme en rationalisme waar
Immanuel Kant zijn gedachten over liet gaan. Men zou kunnen stellen dat het in 2003
geschreven werk dus Verlicht is, maar door het binnenvallen van Rousseau door uitspraken
over intuïtie ontstaat er twijfel. In hoeverre is ‘Een schitterend gebrek’ een Verlichtingsroman
te noemen?
Zoals uit het citaat van Zélide (“Observo, ergo est”-p. 146) al te concluderen valt heeft de
gedachtegang van Verlicht filosoof Immanuel Kant veel invloed op de roman. Kant roept
men op om voor zichzelf te denken, om dingen en feiten in twijfel te trekken en niet alles dat
wordt beweerd klakkeloos aan te nemen. Men moet verschijnselen onderzoeken, zelf zien
wat er gebeurd en wat de resultaten zijn. Want wat je ziet vormt je waarheid, je moet het
alleen nog logisch plaatsen door middel van ratio.
Ook religie speelt een rol, in de Middeleeuwen was godsdienst zodanig bepalend dat dit
wetenschappelijk onderzoek hinderde, omdat het tegen het geloof in zou gaan. In de
Verlichting werd religie minder belangrijk en begon men toch naar antwoorden te zoeken,
soms zelfs met de bedoeling de grootheid van Gods werk aan te tonen. Er wordt dan ook
het volgende genoemd: “Dit was volgens de signora het bewijs dat ook in Rome het geloof in
de geest voorgoed door geloof in de rede was verdrongen.” (p. 109). Dit toont aan dat ook
de kerk actief bezig was met het uitbreiden van kennis.
“Geloof jij ook niet dat wetenschap in de eerste plaats een brandende onbescheidenheid is?”
(p. 116). Dit citaat van Zélide zou men kunnen koppelen aan een uitspraak van Kant,
“sapere aude”, wat ‘durf te denken’ betekent. Kant pleitte er altijd voor dat men voor zichzelf
moet denken, en bovenal moet durven te denken; men moet zijn gedachten laten gaan over
zaken en er dingen uit concluderen en er iets van vinden, men moet zijn werkelijkheid
vormen. Zélide spreekt over een een “ziekelijke drang om alles aan de weet te komen” (p.
116), wat betekent dat ze ten alle tijden nieuwsgierig is en aan het denken gezet raakt door
de dingen om haar heen, dat wat Kant aanspoort te doen.
Inhoudelijk gaat de roman natuurlijk over twee geliefden, namelijk de hoofdpersoon Lucia en
Giacomo, die de intentie en de wens hadden met elkaar te zullen trouwen. Dit werd teniet
gedaan door de plotselinge ziekte van Lucia; ze kreeg de pokken en hield er lelijke littekens
aan over. Omdat haar lelijkheid de carrière van haar geliefde zou beïnvloeden, en hem dus
ongelukkig zou maken, besloot ze om niet te trouwen en zijn ze uit elkaar gedreven.
Jean-Jacques Rousseau heeft een briefroman geschreven, ‘Julie, la nouvelle Heloïse’,
waarin ook twee geliefden centraal staan, die elk uit een andere stand komen en te veel
weerstand ondervinden in hun relatie, waardoor zij uiteindelijk niet trouwen en hun eigen
weg gaan. Uiteraard zijn deze plotten zeer overeenkomend, in beiden staat een liefde
centraal die een externe reden hebben tot falen, namelijk een ziekte en gebrek aan sociale
acceptatie. Het werk van Rousseau behoort tot de Romantiek en was vooral immens
populair in de Preromantiek, dit geeft toch een Romantisch aspect aan de roman. Daarnaast
heeft het plot een sterke Middeleeuwse invloed, want de Heloïse uit ‘Julie, la nouvelle
Heloïse’ verwijst naar een non uit de Middeleeuwen die een verhouding had met de theoloog