Week I
De ontwikkeling van de Europese integratie is omschreven als de Europese eenwording. De
ontwikkelingen op Europees niveau zijn voor een groot deel beïnvloed door de ontwikkeling van de
rechtsstelsels van de lidstaten, met name wat betreft het openstellen van de nationale rechtsorde
voor de nieuwe rechtsbron: het Unierecht. Het feitelijke begin van de Europese integratie stond in
het licht van de ervaringen van de twee wereldoorlogen, die beide waren begonnen in Europa. Deze
naoorlogse oriëntatie vereiste langetermijnstrategieën voor de samenwerking tussen de Europese
landen en het overkomen van wederzijdse negatieve gevoelens. Het Franse voorstel voor een eerste
concrete verwezenlijking was om de Frans-Duitse productie van kolen en staal onder de leiding van
een gemeenschappelijke Hoge Autoriteit te plaatsen in een nieuwe organisatie die moest openstaan
voor deelname van andere Europese landen. De hoofdlijnen waarmee de Europese integratie kan
worden beschreven zijn:
Economische integratie
Juridische integratie
Politieke integratie
Economische integratie:
Het begin van de economische integratie begon in 1945 toen het Benelux-Verdrag in werking werd
gesteld. Het doel hiervan was een douane-unie. Dit resulteerde in bepaald opzicht dat op 18 april
1951 de landen: NL, België, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en Italië het EGKS tekende. Hierdoor
ontstond onder andere een gemeenschappelijke markt, met verbod op in- en uitvoerrechten,
verbod op heffingen van gelijke werking en verbod op kwantitatieve invoerbeperkingen voor
goederen in het verkeer tussen de lidstaten onderling te handhaven.
Er heerste een behoefte aan nog verdere verbreding van economische integratie en daardoor
ontstond op 25 maart 1957 met het Verdrag van Rome de Europese Economische Gemeenschap
(EEG) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom), die alle zes lidstaten van de
EGKS tekende. In hun visie moesten Europese integratie en een verenigd Europa worden bereikt
door de ontwikkeling van gemeenschappelijke instellingen, de geleidelijke samensmelting der
nationale economieën, de totstandkoming van een grote interne markt en het geleidelijk met elkaar
in overeenstemming brengen van de sociale politiek.
De materieelrechtelijke bepaling van het EEG-Verdrag bestond uit de geleidelijke verwijdering van
belemmeringen in het economische verkeer tussen de lidstaten. Dit zou moeten plaatsvinden door
een verbod van douanerechten, kwantitatieve in- en uitvoerbeperkingen voor goederen,
verwijderingen van vrije verkeer van personen, diensten en kapitaal gemeenschappelijke regels van
interne markt. De interne markt werd in het EEG-Verdrag ingevoerd en omschreven als een ruimte
zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is
gewaarborgd (art. 3 EEG)
Ook na dit verdrag ontstond er een behoefte tot verdere economische integratie. Dit kwam doordat
lidstaten hun eigen economische en monetaire beleid voerden. In het kader van de interne markt
werden vooral uit de verschillende munteenheden van de lidstaten voortvloeiende kosten en
wisselkoersrisico's door sommigen als belemmeringen van het handelsverkeer tussen de lidstaten
gezien.
In februari 1992, bij de inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht dooor twaalf lidstaten,
werd de naam van de gemeenschap gewijzigd in Europese Gemeenschap (EG). De reden hiervoor
was dat de verdragsbepalingen zich vanaf dat moment veel verder uitstrekten dan alleen op het
,economische gebied. Ook kreeg de EG steeds meer lidstaten. Op 1 januari 2002 werd de euro in
twaalf lidstaten geïntroduceerd. Met deze introductie was de economische integratie echter nog
niet tot een eindpunt gekomen. Lidstaten bleven nog steeds bevoegd om hun nationaal economisch
beleid te voeren. Dit resulteerde in een steds grotere divergentie tussen de nationale economieën.
Ten tweede kan er ook niet gesproken worden van een onvoorwaardelijke interne markt, zolang de
lidstaten wetgevingsbevoegdheden ten opzichte van hun eigen grondgebied blijven houden.
Juridische integratie:
Het doel van een politieke eenwording zou moeten worden bereikt door een stapsgewijze
economische integratie doormiddel van een interne markt. Dit vereist afspraken die in eerste
instantie in de vorm van verdragen tussen de lidstaten zijn gemaakt. De lidstaten zijn echter
verdergegaan doordat er door de drie oprichtingsverdragen een nieuwe rechtsorde in het leven is
geroepen. Het EU-Verdrag en het Werkingsverdrag dienen dus zelf als bron van nieuwe Unieregels.
Het Unierecht heeft zelfs voorrang op het nationale recht. Het is vooral de taak van de nationale
rechterlijke instantie om het Unierecht uit te leggen en toe te passen. Hierdoor waarborgt het Hof
de coherente toepassing van het Unierecht in alle lidstaten.
Er is een expliciete indeling van de bevoegdheden van de Europese Unie door een onderscheid te
maken tussen exclusieve bevoegdheden, gedeelde bevoegdheden en ondersteunend, coördinerend
of aanvullend optreden (art. 2-6 VWEU blz. 5683). Voor zover het EU-Verdrag en Werkingsverdrag
zelf verplichtingen aan de lidstaten opleggen, zijn deze gehouden in overeenstemming van het
Unierecht te handelen.
Het juridische perspectief probeert het nationale recht met het Unierecht de harmoniseren door:
- Ten eerste, negatieve integratie --> zijn de lidstaten zelf verplicht nationaler egels die in strijd zijn
met het Unierecht niet langer toe te passen
- Ten tweede, positieve integratie --> wordt de Unie zelf actief door regels op te stellen in alle
lidstaten van toepassing zijn en tot gevolg hebben dat eventueel bestaande tegenstrijdige regels van
het nationale recht buiten toepassing moeten blijven dan wel moeten worden aangepast aan het
Unierecht. Hier heeft de sector overstijgende rechtsgrondslagen een belangrijk aandeel in gehad.
Voor het vinden van het antwoord wat de kwaliteit van de nieuwe rechtsorde heeft moet men de
relatie tussen de Unie (supranationaal niveau) en de lidstaten (nationaal niveau) realiseren. Deze
relatie wordt bepaald door drie beginselen:
Attributiebeginsel
Subsidiariteitsbeginsel
Evenredigheidsbeginsel
Op bepaalde terreinen hebben de lidstaten hun bevoegdheden opgegeven ten gunste van de Unie,
maar weer op andere terreinen behouden de lidstaten hun autonome wetgevingsbevoegdheden
Politieke integratie:
Door de oprichtingsverdragen wilde lidstaten op bepaalde beleidsterreinen niet meer los van elkaar
beslissingen nemen, maar deze bevoegdheden opdragen aan een nieuw stelsel van
gemeenschappelijke instellingen met zelfstandige besluitvormingsbevoegdheden. Met invoering van
rechtstreekse algemene verkiezingen voor het Europees Parlement kon er voor het eerst sprake zijn
van een gemeenschapsinstelling die rechtstreeks democratisch gelegitimeerd was. Het Europees
Parlement heeft ten opzichte van alle Unie-instellingen de grootste ontwikkeling doorlopen van een
vertegenwoordiging van de nationale parlementen met een raadgevende functie tot een echte
vertegenwoordiging van de burgers van de lidstaten. De rol van de nationale parlementen is
hierdoor ook versterkt. Ondanks deze ontwikkelingen is de Raad op vele terreinen het centrale
,besluitvormingsorgaan gebleven en zijn de in de Europese Raad verzamelde staatshoofden en
regeringsleiders misschien meer dan ooit beslissend voor de toekomstige richting van de Europese
integratie.
De Raad van Europa werd sterk beïnvloed door de Tweede Wereldoorlog en Koude Oorlog die ze
wilde voorkomen om nog een keer te laten gebeuren. 5 mei 1949 congres van Europa waarin
regeringsleiders, premiers, ministers, etc die samen in de Ridderzaal samenkwamen om samen te
werken. Dit werd militair (NAVO), economisch (EGKS), maar ook Raad van Europa. De Raad van
Europa wilde gezamenlijk mensenrechten, democratie en rechtsstaat te beschermen. P.H. Teitgen
minister van Frankrijk wilde een structuur in Europa die tussenbeide kan komen voor het te laat
gaat. Niet alleen Duitsland maar ieder land. Hij had een grote vrees voor weer een wereldoorlog. In
1950 werden steeds meer landen lid van de Raad van Europa (Griekenland, IJsland, Turkije). In 1989
valt de Berlijnse Muur en later valt Sovjet-Unie uit elkaar waardoor ook Oostelijke landen lid willen
worden. Raad van de Europa vond die prima, mits zij wel democratisch zijn en de rechtsstaat
respecteren. Nu 47 landen lid van Raad van Europa en 850 miljoen mensen. Raad van Europa is niet
hetzelfde als Europese Unie, Raad van Europa is groter want ook Rusland, Armenië, Azerbeidzjan,
etc. Wit-Rusland niet. VK hoort wel bij Raad van Europa, maar niet meer bij de Europese Unie. Raad
van Europa is gevestigd in Straatsburg in Palais de l’Europe
Raad van Europa is bezig met:
- Doel: bescherming mensenrechten, rechtsstaat, democratie
- Intergouvernementeel (alles gaat bij unanimiteit)
- Geen richtlijnen, verordeningen, beschikkingen, etc. (typisch Europese Unie om landen te
dwingen). Maar verdragen (die binden wel, mits ondertekening en ratificatie) en aanbevelingen
- Twee organen: Parlementaire assemblee (Niet Europese Parlement, maar bestaat uit
parlementariërs van lidstaten dus leden van Tweede Kamer en Eerste Kamer) en Comité van
Ministers (belangrijkste orgaan, bestaande uit de ministers van buitenlandse zaken, bepalen beleid,
stellen budget vast en belangrijke benoemingen)
- Straatsburg, Frankrijk gevestigd
- Werktalen: Engels, Frans
Chronologie van Europese integratie:
8 mei 1945 Einde Tweede Wereldoorlog in Europa
1 januari 1948 Inwerkingtreding van het Benelux-Verdrag voor
oprichting van douane-unie tussen NL, België
en Luxemburg
1 mei 1949 Oprichting van de Raad van Europa, die in
november 1950 het EVRM aanneemt
9 mei 1950 Voorstel van Schuman-plan (Franse minister
Buitenlandse Zaken), voor oprichting van EGKS
18 april 1951 Ondertekening van Parijse Verdragen tot
oprichting van de EGKS door NL, België,
Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en Italië
27 mei 1952 NL, België, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland en
Italië ondertekenen het Europese
Defensiegemeenschap (EGDG) Verdrag
10 maart 1953 Voorstel voor het oprichten van een Europese
Politieke Gemeenschap (EPG)
25 maart 1957 Ondertekening van Verdragen van Rome tot
, oprichting van de EEG en de Euratom
8 april 1965 Ondertekening van het Verdrag inzake de fusie
van de uitvoerende organen van de drie
Europese Gemeenschappen (één Commissie en
één Raad)
1 januari 1973 VK, Denemarken en Ierland ondertekenen
Verdragen inzake hun toetreding
31 december 1978 Instellen van het Europese Monetair Stelsel
(EMS), met onder andere een wisselkoers
tussen deelnemende nationale munteenheden
op basis van de ecu
1 januari 1981 Toetreding Griekenland
1 januari 1986 Toetreding van Spanje en Portugal
17/28 februari 1986 Ondertekening van de Europese Akte, eerste
grote wijziging van EEG-Verdrag
12 april 1989 Presentatie van Delors-rapport over de
oprichting van een Economische en Monetaire
Unie (EMU) in drie stappen
1 juli 1990 Begin van eerste stap naar de EMU (voltooiing
van de interne markt)
7 februari 1992 Ondertekening van het Verdrag van de
Europese Unie (ook wel Verdrag van
Maastricht). Ook tweede grote wijziging van
het EEG-verdrag: EEG wordt EG
1 januari 1994 Begin van tweede stap naar de EMU
1 januari 1995 Toetreding Finland, Oostenrijk en Zweden
26 maart 1995 Overeenkomst van Schengen betreffende de
afschaffing van de controles aan de
binnengrenzen treeft in werking tussen NL,
België, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Spanje
en Portugal
2 oktober 1997 Ondertekening van het Verdrag van
Amsterdam, eerste wijziging van het EU-
Verdrag en wijziging van de overige verdragen
3 mei 1998 Instellen van de Europese Centrale Bank (ECB)
1 januari 1999 Begin van de derde stap van de EMU
26 februari 2001 Ondertekening van het Verdrag van Nice tot
wijziging van het EU-Verdrag en EG-Verdrag,
onder andere betreffende de uitbreiding van de
medebeslissingsprocedure en een hervorming
van het Hof van Justitie
1 januari 2002 Invoering van euromunten en –bilketten in de
lidstaten van de eurozone
23 juli 2002 Looptijd van de EGKS eindigt
20 juni 2003 Voorstel ontwerp Verdrag tot vaststelling van
een Grondwet voor Europa
1 mei 2004 Toetreding van tien nieuwe lidstaten
29 oktober 2004 Ondertekening van het Verdrag betreffende
een Grondwet voor Europa door 25 lidstaten
29 mei/1 juni 2005 De meerderheid van de opgekomen kiezers in