BOP college 1
Belang van planten:
- Producenten van zuurstof en organische massa
- Voedsingsbron, direct of als veevoer
- Bouwmateriaal, kleding
- Fossiele en bio-brandstof (hout, alcohol)
- Bron van chemicaliën (incl. geneesmiddelen
Belangrijk voor voeding want er zijn 9 essentiele aminozuren die mensen niet zelf kunnen maken.
Direct of indirect (vlees).
Kenmerken van planten:
- Bewegen niet van plek
- Regeneratie (stekken, tak in de grond steken), plastische groei, onsterfelijk
- Geen vaste vorm
- Geen centraal zenuwstelsel
- Geen bloedsomloop
- Geen spijsverteringskanaal
- Voeding: H2O, CO2, simpele zouten en spore-elementen
- Fotosynthese, energiebron=licht, maken van suikers
- Bezitten metabole routes die in dieren ontbreken
Plant reageert op exogene (van buiten afkomstig) signalen:
Abiotisch:
- Licht
- Temperatuur
- Droogte
- Zwaartekracht
Biotisch:
- Verwonding door herbivoren (insecten bv)
- Infectie door microorganismen
Endogene signalen (hormonen):
- Regulatie ontwikkeling en groei
- Regulatie adaptatie aan omgeving
- Regulatie verdedigingsrespons
Voorbeeld reactie op licht:
Plant die in het licht groeit (ge-de-etioleerd) is erg groen en grote bladeren
Plant die in het donker groeit (ge-etioleerd) is gelig en ziet er meer uit als taugé
Planten kunnen groeien in de richting van het licht, kan dus scheef groeien.
Heliotropisme: draaien mee met de stand van de zon. Anders dan die ^
Gravitropisme: plant neemt de zwaartekracht waar en orienteert zich tov van de zwaartekracht,
groeit naar boven toe.
, Thigmotropisme: reactie op aanraking.
Circadian rhythm: veel bloemen bewegen hun bladeren in een 24-uurs ritme. Overdag staan de
bladeren omhoog en in de nacht hangen ze naar beneden
Bladeren kunnen de huidmondjes openen en sluiten.
Plantenhormonen
Groeihormonen:
- Auxine
- Cytokinines
- Gibberellines
- Brassinosteroïden
Beide groeihormoon en stresshormoon:
- Strigolactones
- Abscisinezuur
- Ethyleen
Stresshormoon:
- Jasmonaten
- Salicylzuur
Planten buiging in de richting van licht
Dit kan doordat de cellen aan de schaduwkant strekken, ze worden langer en aan de andere kant
veranderd de lengte niet. Het topje van de plant kan het licht waarnemen. Onderzoek door het tipje
te verwijderen of een kapje over het tipje te doen. Er gaat een diffundeerbaar stofje naar beneden
door de plant wat voor de kromming zorgt. Aan de schaduwzijde van het tipje wordt het stofje
gemaakt, genaamd auxine (indool-3-azijnzuur). Synthetische auxine (1-NAA of 2,4-D) worden vaak
gebruikt in weefselkweek van planten. 2,4-D is schadelijk voor dicots omdat ze niet kunnen afbreken,
monocots (grassen bv) kunnen dat wel. Voor dicots heel slecht voor de groei, want het signaal kan
niet meer uitgezet worden. Wordt ook wel gebruikt als onkruidverdelger op grasvelden omdat
grassen het wel overleven maar dicots niet.
Acid growth hypothese
Auxine activeert een protonenpomp die H+ ionen naar buiten (celwand) pompt. De celwand
verzuurt daardoor en dan worden eiwitten (expansines) geactiveerd. Die expansines maken de
ruimte tussen cellulose microfibrillen en de celwand polysachariden wat groter waardoor
knipenzymen beter bij de polysachariden kunnen komen, deze worden in stukjes geknipt. De
celwand wordt daardoor minder hecht. Normaal zit er in plantencellen een hele hoge turgordruk, de
celwand zorgt ervoor dat de cel niet uit elkaar spat door de druk. Zodra de plantencel wat losser
wordt van structuur dan zet de celwand uit, want dan kan de druk leiden tot strekking.
Auxine:
- Apicale dominantie
- Ontwikkeling vaatweefsel
- Inductie van wortelvorming en zijwortels