Thematoets – ontwikkeling van een kind
Taalverwerving: (basiskennis taalonderwijs blz. 43-54)
In de loop der jaren zijn er verschillende theorieën geweest over hoe
kinderen hun taal verwerven;
Behaviorisme
Creatieve constructietheorie
Interactionele benadering
Behaviorisme = een stroming die ervan uitgaat dat kinderen hun taal
leren door imitatie. De eerst frequente woorden worden het eerste
geleerd. Als ouders blij worden van een bepaald woord; bijvoorbeeld
‘mama’ en dit laten merken, zal het kind dit woord ook vaker zeggen.
Toch imiteren kinderen niet alles na wat ze horen, want ze maken juist ook
hun eigen zinnen. ‘Ik ben gevald’. De meest frequente woorden worden
niet als eerste geleerd, zoals ik, die en de. Kinderen zeggen als eerste de
woorden wat te maken heeft met hun directe omgeving, zoals; auto en
eten.
Creatieve constructietheorie = In de jaren 70 ontstond een andere visie op
het leren van taal, dit wordt creatieve constructietheorie of mentalisme
genoemd. Hier gaan ze er niet van uit dat kinderen imiteren, maar dat
kinderen over een aangeboren taalvermogen beschikken.
Een aanwijzing voor een aangeboren taalvermogen ligt in het feit dat een
kind elke willekeurige taal kan leren. Een geadopteerd kind leert de taal
van het ‘nieuwe’ land feilloos. Een kind kan zelf structuur ontdekken in de
taal en zelf zinnen vormen.
De volgorde waarop een kind zich de taal eigen maakt, heeft wel te maken
met de biologische rijping, vaak is dit rond de leeftijd van één jaar.
Binnen de creatieve constructietheorie werd sterk de nadruk gelegd op de
creatieve manier waarop een kind met behulp van taalvermogen zelf zijn
taal construeerde. De aandacht voor het taalaanbod raakte wat op de
achtergrond.
Interactionele benadering = Hier ligt de nadruk op het taalaanbod van de
omgeving en de interactie tussen een kind en andere moedertaalsprekers.
Het taalaanbod moet wel afgestemd zijn op de mogelijkheden van het
kind, ouders passen dit vaak automatisch aan. Ze spreken met een hogere
toonhoogte, articuleren duidelijker, gebruiken korte zinnen, concrete
woorden (papa, geen ik) en veel herhaling.
Eerstetaalverwerving
Taal bestaat uit verschillende niveaus, op al deze niveaus ontwikkelt een
kind zich.
, Fonologisch niveau; spraakklanken ‘ah ah’ ‘buh buh’ het is de eerste
stap.
Morfologisch niveau; woorden worden gevormd. Kinderen maken
zich de Nederlandse taal eigen, fouten worden nog steeds gemaakt.
‘geloopt’
Semantisch niveau; gaat om de betekenis van de woorden. Ze leren
niet in één keer het exacte woord. Alle dieren kunnen ‘paard’
genoemd worden.
Syntactisch niveau; kinderen leren de regels die er zijn voor het
combineren van woorden. Kinderen krijgen ook inzicht in de
grammatica regels. Eerst is het ‘Waar bal?’ later is dat ‘Waar is de
bal?’.
Pragmatisch niveau; kinderen maken de taalregels zich eigen. Ze
leren hoe ze moeten communiceren. ‘Zou ik er even langs mogen?’
i.p.v. ‘Aan de kant!’
In het taalverwervingsproces van een kind onderscheiden we de volgende
twee perioden:
1. De prelinguale periode (van 0-1 jaar)
2. De linguale periode
- de vroeglinguale periode (van 1 -2,5 jaar)
- de differentiatiefase (van 2,5 – 5 jaar)
- de voltooiingsfase (van 5 – 9 jaar)
Zie aantekeningen van de les taalontwikkeling
Tweedetaalverwerving
Wanneer een kind twee talen (moedertaal + Nederlands) tegelijk leert,
spreken we van simultane taalverwerving. Als kinderen voor hun derde
levensjaar beginnen met het leren van een tweede taal, dan rekenen we
dat nog tot de simultane tweetaligheid.
Wat vaker voorkomt is successieve taalverwerving. Kinderen leren een
tweede taal nadat ze een eerste taal hebben geleerd, ook hier trekken we
een grens van drie jaar.
Bij successieve tweetaligheid leert iemand de tweede taal altijd met de
kennis van de eerste taal, dit kan zorgen voor fouten. Wat een verschil is
met een eerste taal of tweede taal is het tempo. Bij een
eerstetaalverwerving leren kinderen vanaf hun geboorte al en loopt het
volgens een vast patroon. Bij tweedetaalverwerving is het tempo
verschillend per kind, dit heeft te maken met hoe vaak het kind de tweede
taal kan spreken. Dit kan dan soms ook jaren duren voordat iemand een
taal onder de knie heeft.
Er zijn ook duidelijke overeenkomsten tussen het leren van een eerste en
een tweede taal. Het verloopt allebei in een aantal stappen en bij allebei
leren ze geleidelijk aan de taal correct spreken. Het taalgebruik in de
, tweede taal is soms nog wat beperkt en onsystematisch, net als bij de
kinderen van 1-3 jaar. Het zijn dus geen fouten, maar bepaalde stappen.
Kinderen leren sneller een tweede taal dan volwassenen. Mensen die na
de puberteit nog een tweede taal willen leren, raken ook niet snel meer
hun eigen accent kwijt.
Het leren van nieuwe woorden is vaak het grootste probleem bij een
tweedetaalverwerving. Kinderen kennen dan al begrippen van hun eerste
taal, maar weten het woord dan niet in de tweede taal. Bij heel veel
woorden is er geen overlapping, dus zijn de woorden niet makkelijk te
leren.
Spreekstrategieën
Een spreekstrategie is een manier van spreken die iemand hanteert om
een bepaald spreekdoel te bereiken. Er zijn tal van spreekstrategieën
waaruit je kunt kiezen. Spreekstrategieën kun je niet makkelijk typeren, dit
lukt het makkelijkst bij een voordracht. Iemand die een voordracht houdt,
gaat ongeveer op een zelfde manier te werk als iemand die een
schriftelijke tekst wil produceren. De volgende stappen zijn belangrijk:
Oriënteren op de inhoud
Doel en publiek bepalen
Plannen
Presenteren
Reflecteren op doel en inhoud
Luisterstrategieën
We kennen vier verschillende luisterstrategieën;
Globaal luisteren, het gaat om het begrijpen van de informatie. Je
volgt de lijn van een betoog en let minder op de details, ook wel
begrijpend luisteren genoemd bij beginnende geletterdheid.
Intensief luisteren, je probeert alle details van een verhaal in je op te
nemen.
Kritisch luisteren, tijdens het luisteren wil je een mening vormen. Je
wilt beoordelen of het verhaal volledig is of juist misleidend.
Gericht luisteren, selecterend luisteren wordt het ook wel genoemd.
Dit doe je als je geïnteresseerd bent in bepaalde aspecten van een
verhaal.
Ontwikkelingspsychologie (hst 2-5)
Hoofdstuk 2
Kennis over kinderen en hun ontwikkeling is belangrijk. Elk kind wil graag
gezien en begrepen worden. Je moet je bewust worden van je eigen
pedagogisch invoelingsvermogen.