Leerdoelen
overeenkomstenrecht
Voorbeelden zijn groen
Vragen zijn geel
1. De student begrijpt de gelaagde structuur van het BW.
Het BW is opgebouwd van algemeen naar bijzonder. Eerst dus de algemene regels die voor een
bepaald onderwerp gelden. Daarna de regels die gelden voor specifieke situaties. In de afzonderlijke
boeken kun je ook een opbouw van algemeen naar bijzonder vinden.
Boek 7: bijzondere ovk's
Boek 6: ovk
Boek 5: goederenrecht
Boek 4: erfrecht
Boek 3: vermogensrecht algemeen
Boek 2: rechtspersonenrecht
Boek 1: personen- en familierecht
Paars = n.v.t.
Rood = overeenkomstenrecht
Blauw = goederenrecht
2. De student herkent de beginselen van het privaatrecht in een
casus.
1. Contractsvrijheid = alles mag worden afgesproken, zolang De beginselen die we hebben zijn:
het maar niet verboden is
art. 3:40 BW 1) Contractsvrijheid
2. Pacta sunt servanda = overeenkomsten moeten worden 2) Pacta sunt servanda
nagekomen 3) Vormvrijheid
kun je afleiden van de consequenties 4) Redelijkheid en billijkheid
3. Vormvrijheid = alles mag op de manier waarop partijen dat 5) Bijzonder voor algemeen
willen, tenzij ze wetgever hier expliciet van afwijkt
(kan dus schriftelijk, mondeling of met gebaar)
Dwingende bepaling = er mag niet van worden afgeweken
Aanvullende bepaling = als er niks is afgesproken dan vult dit aan
Geen vormvrijheid bij:
- kopen woning
- concurrentiebeding
4. Redelijkheid + billijkheid = rechtvaardigheid
art. 6: 2 BW
Redelijkheid = het verstand
Billijkheid = het rechtsgevoel
, Als een situatie onduidelijk is, omdat partijen er niks over hebben afgesproken, en de
wet ook geen aanvullende bepalingen geeft, dan hebben de redelijkheid en billijkheid
een aanvullende werking. Ook als een situatie heel onredelijk kan uitpakken, kan
redelijkheid en billijkheid dat beperken of wijzigen. Dat is een beperkende of
derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. Derogeren betekent: afwijken
van / uitzondering vormen op.
5. Bijzonder gaat voor algemeen
3. De student herkent de begrippen rechtshandeling, feitelijke
handeling, bloot rechtsfeit en verbintenis in een casus.
Feiten kun je verdelen in feiten zonder rechtsgevolg en rechtsfeiten.
Rechtsfeiten = feiten met rechtsgevolg.
Een rechtsgevolg = het recht verbindt gevolgen aan een bepaald feit.
Rechtsfeiten kun je verdeling in handelingen en blote handelingen.
Handelingen kun je onderverdelen in rechtshandelingen en feitelijke handelingen.
Rechtshandelingen kun je onderverdelen in eenzijdige en meerzijdige rechtshandelingen.
De eenzijdige rechtshandeling kun je onderverdelen in gerichte en ongerichte rechtshandelingen.
Handeling = er gaat een actieve handeling vooraf waardoor een rechtsgevolg intreedt.
Rechtshandeling = handeling die een bedoeld rechtsgevolg heeft art. 3:33 BW
Feitelijke handeling = handeling die een onbedoeld rechtsgevolg heeft
Gerichte rechtshandeling = gericht op een bepaalde persoon (ontslag indienen is gericht op de
werkgever)
Ongerichte rechtshandeling = een rechtshandeling die niet gericht is op een bepaalde persoon
(opmaken van een testament is een eenzijdige ongerichte rechtshandeling, omdat alleen de wil van
de erflater van belang is en de wil van erfgenamen niet en het is bedoeld voor iedereen, niet voor
één persoon)
Bloot rechtsfeit = een situatie die een rechtsgevolg met zich meedraagt (geboren worden,
meerderjarig worden, met pensioen gaan, overlijden)
Verbintenis betekent: 'Iets wat je volgens het recht verplicht bent om te doen of na te laten.'
Verbintenis = 1 recht en 1 plicht
Eenzijdige rechtshandeling = er is maar 1 persoon waar de wil van belang is (ontslag)
Meerzijdige rechtshandeling = er zijn min. 2 personen nodig die iets willen verklaren
Overeenkomst betekent: 'Een afspraak tussen twee partijen die tot stand komt door een aanbod en
een aanvaarding.'
We hebben twee soorten verbintenissen:
- Uit de wet
- Uit een overeenkomst
4. De student past de rechtsregels omtrent verbintenissen uit de wet
toe in een casus.
Verbintenissen kunnen ontstaan uit een overeenkomst of uit een wet. Verbintenissen uit de wet
ontstaan door een onrechtmatige daad of door een rechtmatige daad.
Onverschuldigde betaling = betaling zonder rechtsgrond.
RG= verbintenis tot terugbetaling (ongedaan making)
Ongerechtvaardigde verrijking = vermeerdering van vermogen zonder rechtsgrond en zonder dat
sprake is van onverschuldigde betaling
RG = verbintenis tot een vergoeding tot/van het bedrag van de verrijking
Zaakwaarneming = willens en wetens en op redelijke grond zich bezighouden met de behartiging van
de belangen van een derde, zonder bevoegdheid (toestemming)
RG = Degene wiens zaken zijn waargenomen is, ongeacht zijn wil, aansprakelijk voor het vergoeden
van de kosten die de zaakwaarnemer heeft gemaakt.
5. De student past de voorwaarden van een rechtshandeling toe in
een casus.
Bij een meerzijdige RH is de wil van beide partijen aanwezig. Meerzijdige RH's kun je verdelen in
wederkerige ovk's en niet-wederkerige ovk's. Bij wederkerige ovk's ontstaan er rechten en plichten
over en weer.
Bijv: Ik heb als plicht dat ik een laptop moet leveren. De ander heeft daar recht op. Ik heb dus een
ook een recht om geld te ontvangen en de ander om te betalen.
Bij niet-wederkerige ovk's geldt dat beide partijen moeten willen. Er is sprake van 1 recht en 1 plicht.
Bijv: Schenkingsovk. Hierbij staat een plicht voor de schenker om een schenking te doen en een recht
voor een ander om te ontvangen.
Art. 3:33 BW = een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een
verklaring heeft geopenbaard
Met 'wil' wordt bedoeld dat de verklaring gewild is.
Art. 3:37 lid 1 BW = vorm en werking der verklaring
Verklaring kan in elke vorm zijn en in één of meer gedragingen besloten liggen, tenzij anders is
bepaald. Als er dus niks is vastgelegd kan de verklaring met de post, mondeling, handgebaar en ect.
worden gedaan.
De verklaring moet zijn gericht op een rechtsgevolg.
Rechtsgevolg = veranderen van rechtspositie
Rechtspositie = geheel aan rechten en verplichtingen die je hebt
De voorwaarden voor RH:
1. Wil en verklaring
2. Niet handelingsonbekwaam
3. Voldoet aan vormvereiste
4. Mag niet in strijd zijn met de wet, openbare orde of goede zeden
1. Wil en verklaring art. 3:33 BW
De wil uit zich in de vorm van de verklaring
2. Niet handelingsonbekwaam art. 3:32 BW
De handelingsonbekwamen zijn:
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper roosmulder1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.