Verkorte versie samenvatting ontwikkelingspsychopathologie
In deze samenvatting van het boek ontwikkelingspsychopathologie wordt in het kort genoemd: de
stoornissen en belangrijkste symptomen, de differentiaaldiagnoses en comorbide stoornissen, de
risico- en beschermingsfactoren en behandelmogelijkheden.
Wil je meer informatie over: de normale ontwikkeling van een kind/ jongere op een specifiek vlak
verbonden met de stoornis, zoals slaap bij H5, meer uitleg over de stoornissen, de maatschappelijke
en culturele factoren en de preventiemogelijkheden, dan raad ik je aan mijn uitgebreide
samenvatting te raadplegen.
Hoofdstuk 7: Hechtingsstoornissen;.......................................................................................................7
Hoofdstuk 8: Autismespectrumstoornissen;........................................................................................10
Hoofdstuk 5: Slaapstoornissen;
De stoornissen:
Dyssomnia’s (slechte slaap):
Insomniastoornis (; slaaptekort);
Meest voorkomende slaapprobleem bij kinderen, komt van 25 tot 50% procent voor van de 1
tot 3-jarigen. De slaapproblemen op deze leeftijd zijn bijna altijd verknoopt met het
pedagogisch handelen van ouders. Als dat het geval is spreek je van een pedagogisch
slaapprobleem. Insomnia kan bij kinderen op drie manieren tot uiting komen:
1) Als inslaapprobleem -> het kind gaat niet op tijd naar bed en/of ligt langdurig wakker
2) Als doorslaapprobleem -> het kind wordt ’s nachts wakker en slaapt niet vanzelf weer in
3) Als te vroeg wakker worden -> soms is hier sprake van zonder dat ouders dit weten, omdat
het kind rustig blijft.
Ademhalingsgerelateerde slaapstoornissen;
Kenmerkend voor slaapapneu is het stokken van de ademhaling gedurende wel tien of meer
, seconden. De piek ligt bij kinderen tussen de 2 en 6 jaar, omdat de amandelen dan relatief
groot zijn t.o.v. de luchtwegen. De meest voorkomende oorzaak van slaapapneu is onrijpheid
van de (ademhalings)hersenen bij pasgeborenen of zuigelingen -> centrale slaapapneu
genoemd. Een andere oorzaak is versperring van de luchtweg -> obstructieve slaapapneu
Hypersomnia (teveel aan slaap, in DSM-5; hypersomnolentiestoornis, genoemd);
Mensen met hypersomnia hebben ondanks voldoende nachtrust veel slaapaanvallen
overdag. Is erg zeldzaam en weinig over bekend.
Narcolepsie;
Mensen met narcolepsie hebben van vier dingen last (niet per se tegelijkertijd)
1) de patiënten voelen zich constant moe en sukkelen overdag tegen hun zin in slaap
2) bij heftige emoties treedt bij velen een acute spierslapte op waardoor ze in elkaar zakken.
Dat noemen we kataplexie. De patiënt blijft bij bewustzijn, maar kan zich niet bewegen.
3) Bij het inslapen treden vaak ongewoon heldere hallucinaties op
4) Bij het ontwaken kan “slaapverlamming” optreden, de geest is wakker, maar het lichaam
luistert nog niet.
Circadianeritme-slaap-waakstoornissen, oftewel slaapstoornissen gebonden aan de
circadiane ritmiek (= biologische klok);
Er is hierbij geen probleem met de slaapkwaliteit, maar met het slaap-waakritme. Er wordt
op de verkeerde tijden geslapen. De slaapcyclus is niet goed afgestemd op de 24 uurscyclus.
Parasomnia’s (vreemde slaap): (slaapproces verstoord door vreemd gedrag, komt vooral voor bij
jonge kinderen, in verband met erfelijke aanleg en rijpingsproces hersenen, vier vormen);
Problemen in de overgang van waken naar slapen;
Kenmerkend zijn ritmische bewegingen zoals hoofdbonzen, slaapschokken en heen en weer
bewegen van het hele lichaam.
Pavor nocturnus (in DSM-5 een type non-remslaap-arousalstoornis);
Nachtelijke angst. Kan voorkomen vanaf de leeftijd van 18 maanden tot ongeveer 6 jaar. Kind
komt dan opeens overeind tijdens de slaap.
Slaapwandelen (in de DSM-5 een type non-remslaap-arousalstoornis);
Een andere variant van de non-remslaaparousal stoornissen is slaapwandelen, want ook dit
komt alleen in de non-remslaapfase voor en dan vooral in de diepe slaapfase in het eerste
deel van de nacht. Wakker maakt lukt daarom meestal niet. Een verschil met pavor
nocturnus is dat een kind iets ouder moet zijn hiervoor. Slaapwandelen komt voor op een
leeftijd van 4 tot 12 en is ook zeldzaam vanaf de adolescentie.
Nachtmerriestoornis;
Het verschil met een gewone angstige droom is ligt in het moment van ontwaken, een droom
herinnert iemand zich nadat hij op een normale manier is ontwaakt, een nachtmerrie
veroorzaakt een direct ontwaken, gecombineerd met een duidelijke herinnering. Een
nachtmerrie komt het vaakst voor in het laatste deel van de nacht. Ook een nachtmerrie kan
bevorderd worden door stress overdag. Het wordt een nachtmerriestoornis als het de
normale ontwikkeling van het kind bedreigt.
Slaapgebonden bewegingsstoornissen:
Rustelozebenensyndroom;
We spreken van rusteloze benen als een kind vervelende gewaarwordingen (prikkels) voelt in
zijn benen en daardoor de onbedwingbare behoefte heeft om ze te bewegen, strekken of
masseren. Het is een slaapstoornis als de prikkels ’s avonds erger zijn dan overdag. De
, stoornis kan gepaard gaan met schoppende en trappende bewegingen tijdens de slaap.
Beide vormen kunnen bijdragen aan een slechte slaap en gedragsproblemen overdag.
Bruxisme;
tandenknarsen tijdens de slaap. Meestal gaat het vanzelf over. Het is onbewust gedrag en
heeft geen functie. Kan nadelig zijn voor het gebit en hoofdpijn veroorzaken.
Comorbiditeit (waar gaat het mee samen):
Eerst moet er vastgesteld worden of het gaat om een primaire of secundaire stoornis. Vooral
Insomnia en hypersomnia gaan vaak samen met andere stoornissen of middelenmisbruik. Ook
lichamelijke problematiek kan een belangrijke oorzaak zijn, zoals ademhalingsproblemen of obesitas.
Er zijn vier groepen stoornissen waarbij slaapproblemen vaak voorkomen:
Internaliserende stoornissen (angst en depressie)
Gedragsproblemen
ADHD
Autismespectrumstoornis
Risico- en beschermingsfactoren;
Risicofactoren
Op het niveau van het kind:
Prematuriteit (hersenen minder gerijpt waardoor niet goede slaap)
Moeilijk temperament (zijn minder makkelijk in vast slaappatroon te krijgen)
Biologische aanleg voor lichte slaap
Biologische aanleg voor angstige constitutie (te veel bezig met angst waardoor zij niet in slaap
komen)
Een verminderde of verlate productie van melatonine, zoals bij kinderen met ADHD of ASS
Darmkrampjes (kolieken)
Keel-, neus- en oorproblemen (amandelen)
(Chronische) zieken zoals astma
Allergieën zoals koemelkallergie
Stress bij het kind
Overgewicht bij het kind
Op het niveau van ouders en gezin:
Stress bij de ouders
Oververmoeidheid bij ouders
Huwelijksproblemen
Jonge, onervaren ouders
Angst en/of depressie bij de moeder tijdens en na de zwangerschap
Ouders met psychische problematiek en/of problematiek met middelengebruik
Ouders die de slaapproblemen van het kind ontkennen of bagatelliseren
Geen rustgevende slaaprituelen bij het naar bed gaan
Kind valt ergens anders in slaap dan in zijn eigen bed
Ouders die niet adequaat reageren op de slaapproblemen van het kind, waardoor de
slaapproblemen blijven bestaan of verergeren
Op het niveau van de omgeving:
, Slechte en gehorige huisvesting
Geen of klein steunend netwerk van de ouder
Culturele (en daarmee ouderlijke) opvattingen die samenslaap bevorderen
Bovenstaande risicofactoren zijn toegepast op Insomnia, de slaapstoornis die het meeste voorkomt.
Onderzoek toont geen beschermingsfactoren, anders dan het tegenovergestelde van de hiervoor
genoemde risicofactoren. Zo’n beschermingsfactor moet dan wel op een “hoger” niveau aanwezig
zijn; een risicofactor van een kind kan gecompenseerd worden door een beschermingsfactor op het
gezin.
Behandeling;
Psycho-educatie is erg belangrijk hierbij, waarbij het belangrijkste advies aan ouders is om te zorgen
voor een vaste bedroutine. Voor er gekeken kan worden naar behandeling is het belangrijk is het
slaapgedrag van het kind te registreren, pas dan kan een begin worden gemaakt met het
interpreteren en verklaren van het gedrag bij dit specifieke kind en het zoeken van een oplossing.
Slaapdeskundigen die ouders adviseren, beginnen daarom doorgaans met een verzoek een
slaaplogboek bij te houden.
Voor de behandeling van insomnia komen vaak twee vormen van gedragstherapie in aanmerking; de
extinctieprocedure en de stimuluscontroletechniek. Er spelen altijd drie factoren bij de meeste
slaapproblemen een rol; een slechte slaapaanleg, een moeilijk temperament en de reacties van de
ouder. Vaak is alleen die laatste makkelijk te veranderen door bepaalde technieken
-Extinctieprocedure (uitdoving van gedrag); dit houdt in dat het gedrag genegeerd wordt
-Stimuluscontroletechniek; erop gericht ouders en kind te leren om naar bed brengen niet langer te
associëren met ruzie en strijd.
Bij slaapproblemen medicatie toepassen wordt over het algemeen niet als een meerwaarde gezien,
behalve met melatonine. Melatonine werkt goed bij het herstellen van de biologische klok.
Melatonine slikken heeft alleen effect als het lichaam het hormoon nog niet produceert. Het
slaaplogboek is dan dus nodig om vast te kunnen stellen wanneer een kind het moet slikken.
Hoofdstuk 6: Voedings- en eetstoornissen bij het jonge
kind;
Voedingsstoornissen;
Pica:
Een eetstoornis waarbij het kind (of volwassene) substanties eet die niet voor consumptie
geschikt zijn, zoals aarde, bladeren, koffieprut, ontlasting, papier etc. Iemand met pica heeft
vaak voorkeur voor één bepaald item. Pica kan gepaard gaan met beschadigingen aan het
gebit of met vergiftigingen en verstoppingen van het maag-darmkanaal. Pica komt vaker voor
bij verstandelijk gehandicapte kinderen. De volgende oorzaken voor pica worden genoemd:
-Tekort aan een bepaalde voedingsstof; als sommige kinderen een tekort hebben aan bijv.
ijzer en dit zelf proberen te corrigeren door het eten van stoffen waarin ijzer voorkomt
-Afhankelijkheid;
-Imitatie; bij kinderen met een broertje of zusje dat aan pica lijdt, komt pica vaker voor of bij
gezinnen met een huisdier