Leerpakket 6
KLINISCH REDENEREN LP6
,LP6-KT1-WG1
10 november 2020
WEEK 1
Leerdoelen:
• De student kan benoemen wat de essentie is van de beroepsuitoefening van de verpleegkundige
Maatschappij & Gezondheid (M&G).
• De student kan de meest voorkomende organisatievormen van sociale wijkteams benoemen en weet
welke disciplines er veelal deelnemen aan het sociale wijkteam.
• De student kan uitleggen welke casuïstiek toegewezen kan worden aan de verpleegkundige M&G.
Voorbereidingsopdracht 1: organisatie van het sociale wijkteam en de verpleegkundige maatschappij &
gezondheid; interprofessionele samenwerking
Het belang van werken met sociale (wijk)teams
De vier meest genoemde argumenten zijn:
1. De integrale aanpak
Het werken vanuit een integrale benadering met als uitgangspunt 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur.
2. Het multidisciplinair werken
De korte lijnen, snelle afstemming en uitwisseling van expertise tussen diverse hulpverleners.
3. De laagdrempeligheid
Het zo dicht mogelijk opereren bij burgers.
4. Preventie en vroegsignalering
Het vroegtijdig kunnen optreden en/of ingrijpen en daarmee het voorkomen van erger. Het
‘outreachend’ benaderen van hulpbehoevenden.
Hoe het anders kan dan een sociaal wijkteam.
• Het werken met een centrale toegang bij de gemeente (bijvoorbeeld via het Centrum voor Jeugd en
Gezin (CJG) of het Wmo- of zorgloket) of een gemeentelijk team.
• Het werken met een dorpsondersteuner of opvoedondersteuner die dicht bij de inwoners staat en,
waar nodig, kan doorverwijzen.
• Het werken via een ‘lossere’ netwerkorganisatie of dorpsnetwerk: in dit geval wordt vaak de oude
organisatievorm voortgezet (van voor de transities).
Samenwerking tussen zorg en welzijn
De sectoren zorg en welzijn zijn vaak nog gescheiden werelden.
Steeds meer zorg- en ondersteuningstaken worden echter vanuit landelijke (AWBZ) en provinciale (Jeugdzorg)
regelingen, met een fiks gekort budget, naar de gemeente (Wmo) overgeheveld. De gemeente zal daardoor
zorg en ondersteuning opnieuw moeten vormgeven. Geïnspireerd door visies als ‘De Kanteling’ en ‘Welzijn
Nieuwe Stijl’ stellen gemeenten daarbij een integrale aanpak voorop.
De gemeente focust op de samenhang tussen de verschillende levensdomeinen, en gaat daarbij uit van wat
mensen, en hun netwerken, zelf kunnen. De gedachte is dat mensen daarmee niet alleen beter geholpen
worden, maar zo kan de gemeente ook de noodzakelijke bezuinigingsslag maken. Doordat gemeenten kiezen
voor deze integrale manier van werken, zullen zorg- en welzijnsorganisaties meer met elkaar samen moeten
werken.
De bestaande samenwerking tussen zorg en welzijn verloopt lang niet altijd soepel. Dat heeft onder meer te
maken met de verschillende ‘talen’ die de sectoren spreken, losstaande financieringsstromen en vaak ook met
vrees voor concurrentie. Waar zit het precies in dat de samenwerking soms wel en soms niet soepel verloopt?
Wat zijn de succesfactoren en de drempels? Kortom, wat draagt bij aan een effectieve en soepele
samenwerking tussen zorg en welzijn?
1
,Belangrijkste factoren bij samenwerking zorg en welzijn
Samenwerken is een uitdaging. Binnen grotere organisaties loopt dat al niet altijd soepel en tussen
verschillende organisaties uit verschillende sectoren is het zeker niet eenvoudiger.
Om een samenwerkingsverband te laten slagen is het daarom noodzakelijk dat de betrokken organisaties
gedeelde ideeën hebben over de doelen en doelgroepen die zij samen willen bereiken.
Zonder een heldere gezamenlijke ambitie is samenwerking gedoemd te mislukken.
Het is daarom geen overbodige luxe om bij de start de tijd te nemen voor het vormen van zo’n gezamenlijke
ambitie. Omdat het taalgebruik tussen de verschillende sectoren verschilt, is het wel van belang daarbij
regelmatig te controleren of je het met elkaar over hetzelfde hebt. Vergeet ook niet dat het betrekken van de
doelgroep (cliënten, bewoners) van groot belang is voor het scherp formuleren van een gezamenlijke ambitie.
Vervolgens komt de vraag aan de orde wat de toegevoegde waarde is van de samenwerking.
Leidt de samenwerking tot een meerwaarde, een ‘win-winsituatie’? Voor het voor de betrokkenen duidelijk is
of er sprake is van een meerwaarde, is het in de praktijk meestal wel eerst even aftasten.
Voor de geïnterviewde samenwerkingsverbanden die we voor deze publicatie spraken was de meerwaarde al
snel duidelijk: de zorgprofessional brengt kennis over de medische kant (de fysieke en psychische
ziektebeelden) in, terwijl de welzijnsprofessional kennis heeft over maatschappelijke activering en het
versterken van sociale netwerken, en zich daarnaast focust op wat mensen kunnen.
Factoren samenwerken:
• Een gezamenlijke ambitie en visie
• Elkaar leren kennen
• Vertrouwen en aanzien van welzijn
• Degelijke organisatie
• Systematisch terugkoppelen
• Focus behouden
• Belangen en financiering (vaak faalfactor)
Organisatiemodellen sociale wijkteams
Waarom is een wijkteam belangrijk?
Om vragen over welzijn te beantwoorden, de huisarts ziet vaak patiënten die geen zorgproblemen hebben
maar welzijnsproblemen. Het wijkteam biedt een netwerk dat deze problemen gezamenlijk aanpakt, waardoor
het probleem breder behandeld wordt.
Wie nemen er deel aan een wijkteam?
• Jongerenwerker
• POH-GGZ
• Opbouwwerker
• Huisarts
• Maatschappelijk werker
• Wijkverpleegkundige
• Psycholoog
Per stad verschilt het aantal deelnemers van het wijkteam.
Deelnemende partijen
Een sociaal (wijk)team bestaat doorgaans uit allerlei professionals, afkomstig van verschillende instanties of
moederorganisaties. Het kan hierbij gaan om:
1. Hulpverleners uit de eerste lijn, bijvoorbeeld een wijkverpleegkundige of een maatschappelijk werker.
2. Tweedelijnsinstellingen, zoals GGZ-organisaties.
3. Andere partijen, zoals woningcorporaties of politie.
2
, Vragen sociale wijkteams
1. Welke van onderstaande hulpverleners is in de meeste sociale wijkteams een deelnemer van het team?
◼ WMO consulant
◼ Consultatiebureau verpleegkundige
◼ Politieagent
Toelichting vraag 1
Professionals die het meest deel uitmaken van een breed integraal team zijn: maatschappelijk werk (84%),
Wmo-consulent (83%), MEE-consulent (81%) en de wijkverpleegkundige (58%).
Vanuit de doelgroep jeugd zijn het vooral professionals vanuit Jeugdhulp, preventiewerkers,
opvoedondersteuners en leden van het Centrum voor Jeugd en Gezin die deel uitmaken van het team. Een
huisarts of politieagent als lid van het team, komt nauwelijks voor.
2. Alle gemeentes hebben een sociaal wijkteam
◼ Juist
◼ Onjuist
3. Wat is het doel van een sociaal wijkteam?
◼ Burgers kunnen laagdrempelig hulp inschakelen
◼ Er wordt meer multidisciplinair gewerkt
◼ Beiden zijn doelstellingen
4. Er zijn verschillende vormen van organisatie in een sociaal wijkteam
◼ Juist
◼ Onjuist
5. Een sociaal wijkteam bestaat altijd uit een combinatie van generalisten en specialisten.
◼ Juist
◼ Onjuist
Toelichting vraag 5:
Generalist: Huisarts
Specialist: GGZ-verpleegkundige
Sociaal wijkteam
3