Samenvatting kiezen en verbonden blijven hoofdstuk 1
In de samenleving is sprake van een dubbele vergrijzing: er komen méér ouderen en ouderen
worden steeds ouder. Ook is er sprake van een driedubbele vergrijzing: de mensen die ouder
worden dan honderd jaar.
In de media en politiek wordt de ‘demografische druk’ soms voorgesteld als een last, een
geldverslindende grijze tsunami van zorgbehoevenden die onafwendbaar op ons afkomt.
De demografische ontwikkelingen bieden kansen voor jongeren in de arbeidsmarkt. Ze vragen om
creativiteit, innovatie en maatwerk.
We zijn niet óf kwetsbaar óf vitaal, kwetsbaarheid kent meerdere begrippen:
- Gedifferentieerd: mensen kunnen op verschillende levensdomeinen kwetsbaar en/of
krachtig zijn en zijn zelden op alle domeinen van het leven alleen maar kwetsbaar of krachtig
- Gradueel: de mate van kwetsbaarheid kan verschillen van persoon tot persoon
- Temporeel: de mate van kwetsbaarheid kan veranderen in de tijd: een persoon is zelden
altijd even kwetsbaar
(kortom, we zijn allemaal weleens kwetsbaar. We kunnen ook tijdelijk kwetsbaar zijn, of kwetsbaar in
een bepaald opzicht en sterk in andere opzichten).
Goed oud worden hangt niet alleen af van persoonlijke competenties, maar ook:
- Kwaliteit van het sociale netwerk
- Sociale samenhang
- Veiligheid in buurten en wijken
- Toegankelijkheid van algemene voorzieningen voor kwetsbare personen
De levensloopbenadering op ouder worden:
- Verbindend: we zien ouderen niet als een aparte categorie; het ouder worden is niet iets van
‘de ouderen’, maar iets van ons allemaal
- Dynamisch: we gaan ervan uit dat ontwikkeling een voortdurend proces is van inspelen op
verandering. Mensen kunnen tot op late leeftijd blijven ontwikkelen.
In de levenslooptheorie spreek je van 4 leeftijden:
- Chronologische leeftijd: ook wel de kalenderleeftijd, die vaststaat vanaf onze geboortedag.
Chronologische leeftijd is echter niet de oorzaak van verandering of veroudering. Je hebt
geen rimpels omdat je 60 bent. (mijn kalenderleeftijd is 19)
- Biologische leeftijd: heeft te maken met fysieke kenmerken, zoals rimpels. Het zegt ook iets
over onze levensverwachtingen, het ene lichaam veroudert sneller dan het andere.
- Psychologische leeftijd: dit is de leeftijd zoals wij die zelf ervaren. Een mens is zo oud als hij
zich voelt; ‘de oudere’ bestaat niet. Een 80 jarige kan zich 50 voelen maar ook andersom.
Jong blijven is onmogelijk, jong van geest blijven is wel mogelijk.
- Sociale leeftijd: het zegt iets over de mate waarin we voldoen aan de verwachtingen die de
samenleving van ons koestert op grond van onze kalenderleeftijd, ofwel leeftijdsnormen (age
norms). Leeftijdsnormen kunnen bescherming bieden. Zo krijg je op je 65 e een uitkering. Ook
kan het leiden tot leeftijdsdiscriminatie.
Tegenwoordig spreek je van 5 levensfasen: de vroege jeugd, de jongvolwassenheid, de
volwassenheid, de jonge ouderdom en de hoge ouderdom.
- Eerste levensfase: 0-15 jaar
Dit is de vroege jeugd. Hier vinden de primaire leerprocessen plaats in een omgeving van
verzorging en bescherming door volwassenen
, - Tweede levensfase: 15-30 jaar
Dit is de fase van jongvolwassenheid. De fase kenmerkt zich door een snel toenemende
zelfstandigheid in leer- en opleidingskeuzen, woon- en leefstijl, recreatie en relatievorming.
Het is een periode van verkenning en oriëntatie op de samenleving.
- Derde levensfase: 30-60 jaar
Dit is de fase van volwassenheid. Hier staat voor veel mensen de zorg voor kinderen
centraal.
- Vierde levensfase: 60-80 jaar
De actieve ouderdom fase. Ook wel ‘een nieuwe landkaart voor het leven’. Nog nooit
hebben zoveel mensen de taak van verzorgen voor kinderen achter de rug en nog gezonde
jaren tegemoet gaan
- Vijfde levensfase: 80+ jaar
Ook wel de hoge ouderdom. Dit treedt in als mensen geestelijk of fysiek aangewezen raken
op blijvende intensieve zorg van anderen. De mogelijkheden voor eigen regie en
zelfmanagement kunnen onder druk komen te staan waardoor anderen dit (deels) moeten
overnemen.
Een van de eerste levenslooppsychologen die de menselijke ontwikkeling ook na de adolescentie
hebben bestudeerd en beschreven is Erikson:
1). Baby 0-1 jaar: basisgevoel van vertrouwen moet ontwikkeld worden met hechtingspersoon
2). Peuter 1-3 jaar: er komt zekere zelfstandigheid en kind streeft naar autonomie.
3). Kleuter 4-5 jaar: kind leert zichzelf kennen als persoon
4). Schoolleeftijd 6-12 jaar: kind krijgt scholing in alle menselijke culturen. Er wordt een basis aan
zelfvertrouwen gelegd (of het gebrek er van)
5). Puberteit en adolescentie 13-20 jaar: identiteitsvorming en identiteitsverwarring. Ze ontwikkelen
een gevoel voor de persoon die ze zijn.
6). Vroege volwassenheid 18-30 jaar: kenmerkt door het conflict tussen intimiteit en isolement.
7). Volwassenheid 30-60 jaar: staat in het teken van generativiteit en productiviteit tegenover
egocentrisme en stagnatie. Als dit niet doorlopen wordt kan er sprake zijn van midlifecrisis
8). Ouderdom 60+: mensen worden zich bewust dat het leven eindig is.
Generativiteit: de wil of het vermogen om iets te genereren of voor te brengen -> hebben of
grootbrengen van kinderen. het gevoel hebben dat je de volgende generatie iets waardevols
meegeeft, is het centrale kenmerk van generativiteit.
In de levenslooptheorie worden drie soorten levensgebeurtenissen onderscheiden. Ze markeren de
overgangen in onze levensloop.
1. Leeftijdsnormatieve gebeurtenissen; gaat om het volbrengen van levenstaken die nauw
gekoppeld zijn aan onze leeftijd. Denk hierbij aan biologische processen (oud worden,
ziekten). Ook de maatschappelijke samenleving speelt een rol waar dingen verwacht wordt
van oudere mensen (norm om met pensioen te gaan, norm om voor je 40 e kinderen te
krijgen etc.)
2. Historisch-normatieve gebeurtenissen; gaat om de invloeden van de gebeurtenissen in de
geschiedenis. Denk aan de oorlog, corona, aanslagen, terrorisme, twin-tower etc. Het heeft
invloed op ons leven gehad of nog steeds
3. Niet-normatieve gebeurtenissen; allerlei gebeurtenissen die persoonsgebonden zijn. De een
zal een gebeurtenis wel meemaken, maar de ander niet. Denk aan onverwachte ziekten,
scheiding, ouderschap etc.
De aanleiding voor toenemende kwetsbaarheid bij ouderen komt door de opeenstapelende
ingrijpende gebeurtenissen en verlieservaringen: verlies van inkomen, zinvolle maatschappelijke
rollen, dierbare vrienden, lichamelijke en geestelijke spankracht.