MB samenvatting blok 2.3 Neurorevalidatie
Een samenvatting van alle Medisch Biologisch colleges uit blok 2.3
Neurorevalidatie, opleiding fysiotherapie
,Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 2
Hoofdstuk 1: Anatomie hersenen en leren 3
Hoofdstuk 2: MS 11
Hoofdstuk 3: CVA/Cerebrovasculair Accident/Beroerte/Stroke 15
Hoofdstuk 4: Dementie 23
Hoofdstuk 5: Traumatisch hersenletsel 26
Hoofdstuk 6: Parkinson 31
,Hoofdstuk 1: Anatomie hersenen en leren
Centrale zenuwstelsel= hersenen + ruggenmerg
Ruggenmerg
- Informatiestroom van/naar hersenen
- Belangrijk reflexcentrum
- Heeft op cervicaal en lumbaal niveau intumescenties (verdikkingen)= hier
komt de informatie vanuit de extremiteiten binnen.
- Loopt door tot wervel L1/L2 (vanaf L1/L2= cauda equina= ‘Paardenstaart’)
Hersenen (geen bindweefsel> structuur makkelijk te zien)
2 hersenhelften= Cerebrale hemisferen/Cerebrum= grote hersenen> verantwoordelijk beweging
Deze hemisferen bestaan elk uit 4 kwabben: Frontale, temporale, Pariëtale en occipitale kwab
Schors om grote hersenen= Cortex cerebri= buitenste 6 cellagen. Bewuste processen. Veel
voorkomende laesie: CVA
Hersenstam/truncus cerebri: reguleert autonome functies. 3 onderdelen:
1. Medulla oblongata (=verlengde merg)
2. Pons (‘brug’)
3. Middenhersenen (= mesencephalon= midbrain)
Formatio reticularis= complexe structuur over gehele lengte hersenstam. Belangrijk bij
arousal en slaap-waakritme: activatie stand autonome zs. Bestaat uit 3 delen:
1. Mediaan: nucleus raphe. Maakt serotonine aan: beïnvloedt en vormt stemming
2. Mediaal: magnocellulaire rode nucleus. Beïnvloedt beweging
3. Lateraal: parvocellulaire reticulaire nucleus. Beïnvloedt ademhaling: met name uitademing.
Thalamus: Schakelcentrum (eivormige structuur in de tussenhersenen)
Basale ganglia / Limbisch systeem
- Groep hersenkernen (nuclei) in tussenhersenen met complexe neuronale circuits
- Belangrijk voor automatische en emotionele motoriek (precieze rol onduidelijk)
Cerebellum (=kleine hersenen)
- Controlecentrum: bijsturen van motorische programma's
- Maakt fijne motoriek mogelijk, cerebrum stuurt het vervolgens aan (niet cerebellum!)
- Geeft dus feedback en feedforward door: regulatie en constante aanpassing aansturing
Gebied van Broca= verantwoordelijk voor produceren van taal, zit in linker hemisfeer in het onderste
deel vd frontale kwab. Expressief/motorische afasie: moeite met uitdrukken van woorden
Gebied van Wernicke= verantwoordelijk voor gezond begrip, zit in linker hemisfeer, temporale kwab,
sterk gerelateerd aan gehoorgang. Receptieve/sensorische afasie: je hebt niet door wat je zegt
Laesies frontale cortex verandering in: Emoties, karakter, geweten, geheugen
Brein = plastisch → kan voortdurend veranderen en vervormen voor een betere functie
→ Maakt (motorisch) leren mogelijk → Maakt herstel na schade mogelijk
ARAS= Ascending Reticular Activating System (> voor activatie cortex: alert/waakzaamheid)
DRAS= Descending Reticular Activating System (> spiertonus: kaak verhoogt reflex)
Meninges= een hersenvlies (zitten ook om ruggenmerg), hierbij zijn 3 lagen
1. Dura mater: taaie, dikke, leerachtige laag aan de buitenkant en om ruggenmerg en klein
stukje spinale zenuw: beschermende functie. Goed geïnnerveerd: druk hierop kan voor
klachten zorgen: irritatie schedel, ruggenwervel> minder beweeglijkheid in ruggenmerg:
tractie op alle spinale zenuwen> referred pain. Op cervicaal niveau referred pain vanuit de
dura in: armen, handen, schouders en nek.
2. Arachnoidea= dunne, middelste laag. (tussen dura mater en pia mater)
, 3. Pia mater= dunne laag aan de binnenkant die stevig met het oppervlak van hersenen en
ruggenmerg is verbonden.
Modellen van CZS
Reflexmodel (stimulus responsmodel: spier peesreflexen: telefoonbotje)
Sensor → Sensorische neuron → Centraal zenuwstelsel → Motorneuron → Effector
Gaat niet altijd op: bij nood in staat om reflex uit te stellen.
Sensomotorische cirkel
Cirkel tussen sensoriek en motoriek. Motoriek ontstaat door sensoriek, sensoriek: motoriek als
gevolg. Ex-afferentie= info van buitenaf. Re-afferentie (interne info) Feedback/forward.
Kabels en banenmodel
= vaste banen tussen verschillende delen van zenuwstelsel.
Sensoren en spiergroepen hebben exclusieve baan naar specifiek gedeelte in brein.
Activatie baan→ sensatie in brein.
Verklaart:
- El stimulatie zenuw zorgt voor contractie van specifieke spier
- Paresthesieën (tintelingen in ledematen door druk op zenuw) in extremiteiten kunnen
gevolg zijn van stimulatie in ruggenmerg
- Pijn die niet bestaat (neurogene/neuropatische pijn) door defecte structuren in hersenen
waardoor remming in ruggenmerg onvoldoende is→ ten onrechte pijn
- Intermezzo/fantoompijn= pijn in geamputeerde lichaamsdeel. Prikkeling afgesneden axon
genereert actiepotentialen→ brein denkt dat dit van lichaamsdeel komt. Sensorische kaart
blijft tot weken na amputatie bestaan. Neuronen in cortex ontvangen geen hand prikkels
meer. Zenuwuiteinden verwijderen helpt niet: pijn in brein, niet in zenuwuiteinde.
Hiërarchisch model / fylogenetisch model
Fylogenese= studie vd ontstaansgeschiedenis van een groep organismen. Gaat ervan uit dat
CZS uit 3 lagen bestaat. (info steeds niveau hoger bij herhaling) Hoe hoger hoe moeilijker
(NEO moeilijkst)
Archi= begin Paleo= oud Neo= nieuw
Cerebellum: werkt efferent en afferent voor feedback en forward. Kopie wordt gemaakt van wat
er naar de spieren wordt gestuurd, deze gaat naar het cerebellum om te controleren en
vergelijken van input
Het cerebellum bestaat uit verschillende onderdelen (3):
1. Vestibulocerebellum: evenwicht, reguleert. Onvangt info uit evenwichtsorgaan
(archi niveau)
2. Spino cerebellum: Locomotie -> regulerende werking bij beweging. Ontvangt
info uit ruggenmerg (paleo niveau)
3. Ponto/cerebrocerebellum: Manipulatie. Ontvangt info uit de pons, die krijgt info weer uit de
cortex (NEO)
Locatie van niveaus in brein 3 niveaus in relatie tot motoriek
1. Archi= ruggenmerg en hersenstam → reflexen, spiertonus en alertheid (oudste niveau).
Onvrijwillig
Herhaalde reflexen: clonus
- Monosegmentaal= verloopt over 1 ruggenmergsegment
- Multisegmentaal= meer reflexen betrokken: zoals terugtrekreflex
2. Paleo= Hypothalamus, limbisch systeem, basale ganglia (fixed action patterns:
bewegingspatronen die genetisch verankerd zijn in hersenen: kauwen, slikken) Automatische
bewegingen. Primitieve reflexen: stapreflex: begin looppatroon. Baby’s hebben alleen nog