Samenvatting Van gedachten wisselen
Richard de Brabander
,H1 – De zelfoefening van het denken
Filosofie: een poging om de heersende manier van denken en heersende opvattingen in de
samenleving of het sociaal werk ter discussie te stellen.
1.1 Filosofie als dagelijkse kost
Filosofie is ‘in’. Zo’n 2500 jaar geleden begonnen in Griekenland.
De invloed van technologie op ons leven
Wellicht is de grote belangstelling hiervoor het gevolg van de tijd waarin we leven; ontwikkelingen in
de medische-, bio- en computertechnologie.
Technologische ontwikkelingen hebben voordelen, maar er zijn ook keerzijden. Er zijn allerlei
ethische en politieke vragen te stellen. Technologische ontwikkelingen hebben grote gevolgen.
Volgens historicus Yuval Noah Harari is het ‘algoritme’ het allerbelangrijkste begrip van deze wereld
en zal het ons beeld van wat de mens is en wie wij zijn fundamenteel veranderen. Een algoritme is een
strikt logische methode van redeneren en instructie.
Zowel computers als biologen werken met algoritmes. Volgens Harari zet de ontwikkeling van
algoritmen een streep door het idee dat de mens een vrije wil heeft en een uniek wezen is.
De alledaagse en praktische consequenties van dit idee zijn belangrijk.
We worden gedwongen om filosoof te zijn
Als gevolg van technologische ontwikkelingen is dit zo volgens filosoof Slavoj Zizek. Steeds vaker
worden we in ons dagelijks leven geconfronteerd met vragen die een filosofisch en ethisch-politiek
karakter hebben.
Dit soort filosofische vragen kunnen niet wetenschappelijk beantwoord worden. Door kritische vragen
te stellen bij actuele ontwikkelingen, heersende opvattingen en vanzelfsprekendheden creëert filosofie
ruimte om anders te denken en daarmee ruimte voor alternatieve praktijken.
1.2 Filosofie en sociaal werk
De unieke tijd waarvan Zizek spreekt, dwingt óók sociaal werkers om een soort filosoof te zijn.
Overheidsbeleid
Allereerst roept de manier waarop de overheid zich tot de burgers verhoudt een aantal filosofische
vragen op.
Ook bij de zogenaamde overgang van de verzorgingsstaat naar de participatiesamenleving (waarin
iedereen actief deelneemt) kunnen vragen worden gesteld.
Zelfredzaamheid wordt door de overheid vooral negatief gedefinieerd; geen beroep doen op
professionele hulp.
Het beleid van de instelling
Het beleid van instellingen dient tegemoet te komen aan het overheidsbeleid, maar dat neemt niet weg
dat zij binnen de ruimte die zij hebben daaraan een eigen invulling kunnen geven. Elke instelling
maakt keuzes over de manier waarop beschikbare budgetten worden gebruikt en overheidsregels
worden toegepast.
De opleiding sociaal werk
De definitie van sociaal werk maakt duidelijk dat sociaal werk een normatief beroep is dat morele en
politieke oordelen bevat over wat normaal is en al dan niet maatschappelijk gewenst (zie p. 21).
In het landelijk opleidingsdocument wordt sociaal functioneren in relatie tot sociale kwaliteit centraal
gesteld. Sociale kwaliteit duidt op het versterken van sociale samenhang, inclusie en participatie. Gaat
om sociaal functioneren: dat van individuen, en samenleving die ruimte biedt.
Individuele overtuiging
Ideeën en overtuigingen over verantwoordelijkheid, eigen regie en zelfredzaamheid en over de relatie
tussen individu en samenleving concreet doorwerken in hoe we cliënten benaderen.
,Ook sociaal werkers hebben verschillende opvattingen over filosofische kwesties als
verantwoordelijkheid, rechtvaardigheid en vrijheid.
1.3 een normatief beroep
juist wanneer een dergelijk moreel draagvlak ontbreekt, dringen morele kwesties en vragen zich op. Er
is geen onbetwijfelbaar normatief kader meer op basis waarvan de overheid, de instellingen en de
sociaal werker hun handelen als vanzelfsprekend kunnen verantwoorden en legitimeren.
Kernwaarden van het sociaal werk. Een moreel houvast?
Waarden en opvattingen over mens en maatschappij werken door op het niveau van overheidsbeleid,
de beroepscodes, het beleid van de instelling en de individuele sociaal werkers. Maar door deze
niveaus loopt geen loodrechte lijn. Waarden en normen bieden niet per se een duidelijk en
ondubbelzinnig moreel houvast.
Naarmate waarden worden toegepast in het dagelijks leven ontstaat er meer en meer onenigheid over
hun betekenis.
Zelfredzaamheid, eigen verantwoordelijkheid, eigen krach en eigen regie zijn waarden die de overheid
centraal stelt. We zien deze waarden ook terug in de kernwaarden die in de beroepscode voor de
sociaal werker (Buitink & Steenmeijer, 2018) zijn geformuleerd. Artikel 1: de sociaal werker
bevordert, respecteert en erkent de menselijke waardigheid van de unieke persoon. (Zie p. 25).
Maar: de waarden uit de beroepscode spreken niet vanzelf en hebben vanuit verschillen filosofische
opvattingen een andere betekenis.
Zie p. 26 voor kernwaarden van professionals in het sociaal werk.
Verantwoorden en legitimeren
Interventies van sociaal werkers hebben in veel gevallen een normatief karakter. Achter de interventies
gaan opvattingen schuil die niet louter wetenschappelijk gefundeerd zijn, maar in veel gevallen een
ethisch, een moreel of misschien zelfs een politiek oordeel bevatten over wat normaal is en wat niet.
Belangrijk: waarden hebben geen objectieve geldigheid. Daarom staan sociaal werkers voor de
‘noodzaak’ om hun handelen en interventies in het leven van hun cliënt te verantwoorden en te
legitimeren.
De praktijk is een onontwarbare kluwen
Bruno Latour: de praktijk van het sociaal werk is een onontwarbare kluwen van wetenschap, politiek,
recht, beleid, ethiek en methodiek, waarbij elke draad onlosmakelijk is verwerven met andere draden.
What matters?
Er is niet alleen sprake van een morele onzekerheid. Ook wetenschappelijke inzichten staan steeds
vaker ter discussie. Latour merkt op dat wetenschappers de uitkomsten van hun onderzoek niet zonder
meer als onbetwistbare feiten of objectieve waarheden kunnen presenteren. Wat de ene wetenschapper
als een matter of fact stelt wordt door de andere ter discussie gesteld. Ook de publieke opinie gelooft
wetenschappers niet langer op hun woord en bestrijdt hun inzichten.
In zijn werk onderscheid Latour matters of fact (wat als een feitelijke stand van zaken wordt gezien,
waarover geen discussie mogelijk is) en matters of concern (kwesties/feiten die vragen opgroepen, die
onrust veroorzaken en waar we ons zorgen om maken).
Toegepaste ethiek en beroepsethiek
Sociaal werkers worden geacht zich te houden aan wetten, regels en procedures. Er is ook
handelingsruimte/discretionaire ruimte: die vraagt van hen dat zij hun handelen verantwoorden
tegenover cliënten, de organisatie, collega’s en zichzelf. Daarnaast worden in het sociaal werk
beroepscodes gehanteerd waartoe sociaal werkers zich moeten verhouden.
Om ‘moreel’ te zijn mag een handeling niet worden gereduceerd tot een daad of reeks daden die in
overeenstemming zijn met een regel, wet of waarde.
De keuze tussen een of meer gelijkwaardige alternatieven wordt een dilemma genoemd. De uitkomst
van het dilemma is bijna altijd onbevredigend. Het is een gangbare methode om een dilemma via een
, stappenplan te verhelderen en hanteerbaar te maken. Het stappenplan is een argumentatieve methode.
Het is een hulpmiddel waarmee morele oordelen kunnen worden geanalyseerd. Het stappenplan
verliest de mogelijkheid uit het oog dat de situaties die sociaal werkers voor een dilemma plaatsen,
kunnen worden veranderd door gevestigde opvattingen ter discussie te stellen en dat de ‘feiten’
wellicht niet zo vastliggen als wordt aangenomen.
Het ter discussie stellen van heersende opvattingen is het politieke aspect van het sociaal werk.
1.4 De macht van het spreken
Blijkt een feit een matter of concern, dan legt het een controverse en discussie bloot.
In onze samenleving ontbreekt een algemeen normatief kader dat vanzelfsprekend en collectief wordt
gedeeld.
De macht van het spreken de macht van het discours.
Discours
Discourstheorieën gaan ervan uit dat taal en verhalen voor een groot deel de manier bepalen waarop
wij ons op de werkelijkheid oriënteren. Door de taal die we spreken en verhalen die we vertellen
geven we situaties en gedrag een bepaalde betekenis en waarde én nemen we deel aan een
gemeenschap en de mores die daar heersen. Een discours reguleert ons gedrag zonder dat we daar erg
in hebben. We gaan, zonder dat we het opmerken, over onszelf en de werkelijkheid nadenken in
termen van het discours waar we deel van uitmaken.
Mededelen en deelnemen
In het discours vallen theorie en praktijk, denken en handelen samen in het mededelen en deelnemen.
Verhalen gaan een eigen leven leiden en als vanzelf ‘spreken’.
De gesprekken die sociaal werkers met hun cliënten voeren draait in bijna alle gevallen uiteindelijk
om zelfredzaamheid. Hun vragen en gesprekstechnieken zijn daarvan afgeleid.
Socialiseren
Ook het onderwijs kan als een discursieve praktijk worden gezien. Een van de functies van opleiden is
de student socialiseren. Dit houdt in dat we ons voegen in de bestaande orde en de bestaande manieren
van handelen, spreken en waarnemen eigen maken.
Zonder het te merken identificeren we ons met het verhaal en gaan we over onszelf nadenken in
termen van eigen regie en zelfredzaamheid, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is.
Immanente rechtvaardigheid
Waarden als zelfredzaamheid, eigen regie en eigen kracht hebben een ‘immanente rechtvaardigheid’.
Juist omdat zij vanzelf spreken hebben ze geen onderbouwing nodig. Iedereen die deze voorwaarden
omarmt, heeft bij voorbaat het gelijk aan zijn kant.
Natuurlijk bestaat er discussie over de vraag wat zelfredzaamheid en eigen regie betekent of over de
vraag of iedereen zelfredzaam is.
Deze critici wijzen op de keerzijde van zelfredzaamheid. Tegen zelfredzaamheid op zich zijn wordt als
politiek incorrect gezien (Trappenburg). Wie bezwaren heeft tegen de huidige kernwaarden heeft heel
wat uit te leggen.
De cultureel-maatschappelijke context
Er is niemand in het bijzonder die ons zegt hoe we moeten spreken en hoe we ons op de werkelijkheid
moeten oriënteren.
Het huidige discours of verhaal over de participatiesamenleving en de kernwaren die daarbij horen
hangt samen met het verhaal over de neoliberale samenleving.
Zie p. 34 voor toevoeging.
Is een discours waar?
Dat een bepaald spreken dominant is betekent niet dat het ook waar is en overeenkomt met de
werkelijkheid die het beschrijft. Door zelfredzaamheid, eigen kracht en eigen regie als natuurlijke