Samenvatting
INLEIDING IN DE PEDAGOGIEK
Annemarie Becker
2018 3e druk
Lara Brugman
Hoofdstuk 1 – het begrip opvoeding
,Pedagogiek (kinderleiding) houdt zich bezig met de opvoeding van kinderen en jeugdigen van 0 tot
18 jaar. De theoretische gegevens worden ook aan andere wetenschappen ontleent. Zoals de
psychologische, sociologische, filosofische, theologische en andragogische wetenschappen. Dit
worden hulpwetenschappen genoemd.
- Definitie van opvoeding
Opvoeding is alle omgang tussen ouder en kind waarbij gericht een relatie wordt aangegaan.
In deze omgang biedt de ouder het kind liefde, geborgenheid, veiligheid intimiteit, aandacht
grenzen, instructie, ondersteuning en controle. Hierdoor zal het kind tot zelfontplooiing
komen en over het nodige zelfvertrouwen en de nodige zelfstandigheid en zelfredzaamheid
beschikken om richting te geven aan zijn verdere leven.
Er is sprake van opvoeding als:
1. Er sprake van wederzijds respect tussen ouder en kind.
2. Het kind ervaart voldoende veiligheid bij, heeft vertrouwen in, kan rekenen op, voelt zich
geaccepteerd door en krijgt ondersteuning van de ouder.
3. Het kind wordt door de ouder uitgedaagd om eigen beslissingen te nemen en te
experimenteren met nieuwe dingen, waardoor hij vertrouwen krijgt in zijn omgeving.
De vier basisdimensies van opvoeden:
1. Ondersteuning bieden
2. Instructie geven
3. Controle uitoefenen
4. Grenzen stellen
Deze dimensies zijn met elkaar verbonden, en kunnen niet afzonderlijk toegepast worden in de
opvoeding. Het toepassen van deze dimensies in de opvoeding maakt het voor iedereen
gemakkelijker om, eenmaal volwassen, adequaat om te gaan met eisen die dan aan je worden
gesteld.
- Ondersteuning bieden
Hieronder valt bijvoorbeeld: bemoedigen, accepteren, helpen, samenwerken, affectie tonen
en liefdevol omgaan met het kind, aandacht en interesse tonen voor de handelingen,
gedragingen en signalen van het kind en adequaat daarop reageren, vertrouwen in het kind
laten blijken.
Warmte en affectie duiden op de beschikbaarheid van de ouder. Sensitiviteit en
responsiviteit zijn hier nauw mee verbonden. Dit houdt in dat de ouder gevoelig is voor de
signalen die het kind afgeeft ten aanzien van zijn behoeften en gevoelens (sensitief), en daar
vervolgens adequaat op reageert (responsief).
Straffen en belonen stimuleren het kind om gewenst gedrag te tonen (operante
conditionering). Een beloning kan bestaan uit een psychische/emotionele beloning of een
materiële beloning. Straf wordt ter ondersteuning van het gewenste gedrag aan het kind
opgelegd. Belangrijk is dat de ouder niet vanuit frustratie straft. Dan kan de opgelegde straf
zijn doel, ondersteuning bieden, voorbijschieten. Door straf leert het kind reflecteren op zijn
gedrag (gedragsregulatie), en het ongewenste gedrag af te leren. Belangrijk is hierbij de
opgelegde straf altijd met het kind na te bespreken, en de bedoeling ervan uit te leggen.
Straffen vereist consequent gedrag van de ouder! Ook kan de ouder ervoor kiezen het
, gedrag van het kind te negeren. Het blijft overigens zo dat de ouder vooral het
goede/gewenste gedrag moet stimuleren door beloningen.
Ondersteuning kan zowel materieel (een bijtring of schoolagenda) worden geven, of samen
iets doen. Alle vormen van ondersteuning leiden tot een emotioneel goed gevoel bij het
kind.
- Instructie geven
Dit houdt in: het duidelijk maken aan het kind wat de bedoeling van iets is en welk gedrag
verwacht wordt. Het gaat hier om de informatie die het kind krijgt voor het ontwikkelen van
kennis en vaardigeden. Het kind leert hierdoor strategieën ontwikkelen om zijn eigen
problemen op te lossen en verantwoordelijkheid te dragen voor zijn beslissingen.
Als kinderen overladen worden met instructies van de ouder kan het volgende gebeuren:
- Het kind zal geen eigen initiatieven durven ontplooien
- Het kind zal te veel bezig zijn met wat de ouder zal denken van de acties die het van plan
is te ondernemen, waardoor het niet durft te handelen.
- Controle uitoefenen
2 vormen van controle: autoritaire en autoritatieve. Ze hebben een verschillend effect op de
ontwikkeling van het kind.
- Autoritaire controle (oudergericht):
Ook wel restrictieve controle, dit is het opvoedgedrag waarbij de ouder druk uitoefent op
het kind om correct gedrag te vertonen. Macht en gezag van de ouder ten opzichte van
het kind spelen een centrale rol. De ouders zijn strikt en hebben strenge regels. Hierdoor
wordt de bewegingsvrijheid en de autonomie van het kind ondermijnd.
De ouders hechten veel waarde aan rust, regelmaat en gehoorzaamheid. Daarbij is men
niet genegen tot overleg met hert kind. Er is daarom geen sprake van gelijkwaardigheid
tussen ouder en kind.
- Autoritatieve controle (kindgericht):
Dit is het opvoedgedrag van de ouder waarbij uitleg wordt gegeven aan het kind en eisen
worden gesteld aan zijn zelfstandigheid. De ouder geeft het kind informatie, instructie,
suggesties en aanwijzingen voor het gewenste gedrag. De ouder hecht ook een belang
aan openheid en zal door uitleg en verklaringen te geven, proberen instemming te
verwerven voor zijn verwachtingen bij het kind. De ouder is bereid om op basis van
gelijkwaardigheid met het kind te onderhandelen en zal proberen rekening te houden
met de specifieke persoonlijkheid van het kind.
Inductie: daarbij is het gedrag van de ouder erop gericht om het kind zover te krijgen dat
het vrijwillig tegemoetkomt aan zijn wensen. Dit wordt bereikt door een verklaring te
geven voor de afkeuring bij ongewenst gedrag, en bij gewenst gedrag waardering te
uiten. Het kind is zo geneigd meer zelfstandig acties te ondernemen.
- Grenzen stellen
Het stellen van grenzen aan het kind is voor de ouder het moeilijkste onderdeel van de
opvoeding. Als men vanaf de geboorte negatief gedrag negeert en de nadruk legt op het
, positieve gedrag, zal het kind zich eerder positief gedragen dan negatief, waardoor straffen
niet nodig is.
- Opvoedingsdoelen (de drie Z’s)
1. Zelfstandigheid (individu)
2. Zelfredzaamheid (samenleving)
3. Zelfvertrouwen (toekomst)
Het toepassen van opvoedingsdoelen is een kenmerk van de opvoeding dat valt onder intentioneel
opvoedgedrag. De ouder is erop gericht om bewust of onbewust doelstellingen te bereiken bij het
kind. Het voornaamste doel van de ouder is dat het kind opgroeit tot een volwassen persoon die zich
kan handhaven in de maatschappij. De opvoedingsdoelen bieden daarvoor een stevige basis, en ze
versterken elkaar.
De ouder probeert de opvoedingsdoelen te bereiken door het kind te stimuleren zelf oplossingen
voor zijn vraagstukken te bedenken.
Naast deze 3 opvoedingsdoelen zijn er ook meer specifieke doelen die de ouder nastreeft bij de
opvoeding (bijvoorbeeld respect, beleefdheid, eerlijkheid etc.). Deze zijn afhankelijk van de
opvattingen van de ouder en diens normen en waarden.
- Opvoeden als circulair proces:
Dit houdt in dat er sprake is van actie en reactie in de omgang tussen ouder en kind. Dit zorgt voor
interactie tussen beide partijen. Volgens dit proces heeft de ouder aan de hand van de vier
basisdimensies een prikkel en het kind reageert daarop. Dit creëert een voortdurende
wisselwerking.
Ieder kind heeft een eigen aanpak nodig. De term uniciteit verwijst naar het feit dat ieder mens
anders is en dus andere karaktereigenschappen heeft.
- Materiële en emotionele opvoeding:
Opvoeden heeft een fysieke en een psychische kant, het bestaat uit materiële en emotionele
handelingen van de ouder richting het kind.
Volgens de behoeftehiërarchie van Maslow kan het kind tot zelfverwerkelijking of zelfactualisatie
komen als tijdens zijn groei voldaan is aan een aantal voorwaarden. Hij gaat ervanuit dat het kind pas
aan een hogere behoefte kan toekomen als in een lagere behoefte is voorzien.
In hoeverre tegemoetgekomen wordt aan de materiële behoeften van het kind is afhankelijk van de
financiële draagkracht van de ouders en de grenzen die zij stellen aan de wensen van het kind.
Nadat is voldaan aan de primaire behoeften, komen de behoefte aan liefde, eigenwaarde en
zelfverwerkelijking/zelfactualisatie en de cognitieve behoefte aan de orde. Bij een ongewenst kind is
dit vaak lastig voor de ouders.
- Geestelijke en sociale opvoeding van het kind:
De levensovertuiging van de ouders speelt ook een rol in de opvoeding.