Samenvatting – Methoden en technieken van gedragstherapie bij kinderen en jeugdigen
Hoofdstuk 1: Geschiedenis van de gedragstherapie bij kinderen en jeugdigen
1.1 Geschiedenis: Drie generaties gedragstherapie
1. Jaren 60 tot 80. Gericht op uiterlijk waarneembaar gedrag waarbij operante en klassieke
conditioneringsprincipes de basis van gedragstherapeutische interventies vormden.
Introspectie werd als onbetrouwbare bron gezien. Bandura legde nadruk op model functie
van ouders en leeftijdgenoten (sociale leertheorie).
2. Jaren 80, 90. De tweede generatie gaat er van uit dat cognities functionele onderdelen zijn in
de gedragsketen Begin cognitieve gedragstherapie -> denkfouten en disfunctionele
denkstijlen worden opgespoord en behandeld
3. Eind jaren 90, derde generatie: Nieuwe therapeutische stromingen als acceptence and
commitment therapy, mindfulness based en dialectische gedragstherapie. Deze stromingen
richten zich minder op het direct veranderen van het denken, voelen en doen, maar meer op
de functie ervan en de context waarin het zich afspeelt. Voor deze stromingen is nog
onvoldoende empirisch ondersteuning dat ze antwoord zijn op de beperkingen van CGT maar
kunnen een mooie aanvulling zijn
Kindergedragstherapie, evenals gedragstherapie in het algemeen, kan het best worden
omschreven als een empirische benadering van psychologische problemen. (Alan Ross, 1980
Gedrag omvat waarneembare motorische en sociale gedragingen, gedachten, cognitieve
schema’s en gevoelens waar steeds bepaalde gedachten en handelingen mee verbonden zijn
1.2 kenmerken
die CGT bij kinderen onderscheidt van andere interventiemethoden:
- Ontwikkelingsperspectief
Problematisch functioneren dient ook vanuit een ontwikkelingsperspectief bekeken te worden.
Kennis van ontwikkelingsfasen, leeftijdgebonden normatieve gedragingen, spel en verbeelding is
noodzakelijk.
- Samenwerken met ouders, leerkracht en de context
Omdat kinderen en jongeren in een gezin leven kunnen gezinsleden een rol in de behandeling
vervullen. Interactiepatronen kunnen bijdragen aan het in stand houden of verbeteren van
probleemgedrag.
- Gedragstherapie als probleemoplossend proces
Elk kind en elke jongere wordt geconfronteerd met steeds weer nieuwe problemen die om een
adequate reactie en oplossing vragen. Het probleemoplossend perspectief past goed in het
ontwikkelingsperspectief
- Niet praten, maar doe
Kinderen leren door te doen, meet dan door te praten. Therapiesessies hebben een speels
karakter
- De therapeut als coach
De therapeut zegt niet hoe het moet, maar leert het kind zelfstandig na te denken en ook zelf
naar oplossingen te zoeken. Iemand die samen met jou aan iets werkt, niet voor alles een
antwoord heeft maar wel suggesties doet.
1.3 Indicatie gedragstherapie?
Binnen de jeugdhulpverlening wordt bij voorkeur werkzaam gebleken behandelmethoden toegepast,
evidence-based behandelingen. Vaak wordt gekozen voor gedragstherapeutische methoden en
technieken.
, - De problematiek kan zinvol benaderd worden als iets wat door een leerproces hetzij
gedragsmatig, hetzij in de informatieverwerking of de emotie regulatie tot stand is gekomen,
in stand wordt gehouden, of als iets wat door het aanleren van nieuw gedrag, nieuwe
cognities of effectievere emotieregulatie strategieën verholpen kan worden.
- Afhankelijk van het proces voorafgaand. De empirische cyclus. Beginnend bij de
concretisering en objectivering van een probleem, de antecedenten en consequenten die het
gedrag uitlokken of in stand houden, dat bepaalt of met de hulpverlening als een
gedragstherapeutisch proces kan zien
- Afhankelijk van de doelstelling van de therapie: uitbreiding van gedragsmogelijkheden, de
wijze waarop informatie verwerkt wordt of de hantering van emotionele problematiek.
- Gedragstherapie levert ook de middelen om complexe problematiek uiteen te rafelen tot
meer hanteerbare deelproblemen
1.4 Overwegingen bij het gedragstherapeutische proces
Het gedragstherapeutische proces is op te vatten als een verzameling van min of meer
samenhangende keuzemomenten waarop therapeut en cliënt bepalen hoe zij verder gaan met de
behandeling.
Fase 1: Kennismaking
Bij de kennismaking zal de therapeut inspelen op het uitgebreide cliëntsysteem. In elke therapie met
kinderen en jongeren moet worden beslist hoe ouders betrokken worden. De wijze waarop dit vorm
krijgt is afhankelijk van het soort probleem, de leeftijdsfase van het kind en de betrokkenheid van
ouders bij het probleem (zijn ze mede cliënt of kunnen ze juist ingezet worden als co therapeut?)
Aandachtspunten:
- Sluit aan bij het taalgebruik van de cliënt
- Geef begrijpelijk uitleg over wat gedragstherapie inhoudt
- Benadruk het belang om concreet over gedrag te praten
- Vermijdt vakjargon
- Vermijd een te schoolse benadering
- Wees je bewust van je rol
- Benadruk het belang van huiswerk
- Typeer gedragstherapie als een leerproces met als uiteindelijke doel dat ouders en kind beter gaan functioneren
en leren problemen zelfstandig op te lossen
Fase 2: Probleeminventarisatie
Verkenning van gedragsproblemen, ontwikkeling en context
Wat wordt als probleem ervaren en aan welke gedragingen is dit te merken? De therapeut wilt
inzicht verkrijgen in de ontwikkeling van het probleemgedrag, de context waarbinnen dat gedrag zich
voordoet, causale verbanden en het verloop van de klachten. Het is hierbij belangrijk om na te gaan
in hoeverre het probleemgedrag niet als ‘faseproblematiek’ is aan te merken.
Aandachtspunten:
- Taalvaardigheid: Bij jongere kinderen moeten de mogelijkheden tot het voeren van een probleem verkennend
gesprek niet overschat worden
- Rolverwachting: voor het kind is de therapeut dikwijls gelijk aan een opvoeder met een oordeel, waardering en
visie op het gedag , de gevoelens en ideeën van het kind
- Fase specifieke problematiek: Problematiek passend bij de leeftijdsfase van het kind. Bijvoorbeeld
losmakingsproblematiek bij adolescenten
,Holistische theorie en probleemsamenhang
Na de probleeminventarisatie worden de diverse elementen van de gedragsproblematiek in een
hypothetisch kader gezet, de ‘holistische theorie’ of ‘casusconceptualisatie’. De HT geeft schematisch
de probleemsamenhang tussen de gerapporteerde en waarneembare problemen en de oorzakelijke
en in strand houdende factoren. Ook omvat de probleemsamenhang hypothesen over
veronderstelde functies van het probleemgedrag. De probleemsamenhang vormt het
kader/fundament van de cognitief-gedragstherapeutische behandeling. Onderdeel van de empirische
cyclus:
Probleemstelling, hypothesen over probleemgedragingen, behandeling, toetsen hypothesen,
o.b.v. resultaten aanpassen van probleemsamenhang
Keuze van het te bewerken probleemgedrag
Als er verschillende problemen naar voren zijn gekomen in de HT zal een keuze gemaakt moeten
worden. Hiervoor is het belangrijk om de onderlinge samenhang van de verschillende problemen te
kennen. Wat heeft tot wat geleid? Directe en lineaire relaties zijn vaak moeilijk aan te wijzen maar er
moet wel aandacht zijn voor de wisselwerking.
Praktische overwegingen bij de keuze van het probleemgedrag
- De mate waarin het probleemgedrag een sleutelpositie inneemt
- De mate waarin het probleemgedrag veranderbaar is: het werkt motiverend als snel zichtbare resultaten worden
bereikt.
- Gevolgen van de beoogde gedragsverandering: gedrag dat snel positieve reacties uitlokt heeft de voorkeur
- De mogelijkheden van de cliënt: keuze laten afhangen van de mogelijkheden van het kind en de ouders
Fase 3: Analyses en probleemdefiniëring
Specifiek gedragstherapeutische analyses zoals de probleemdefiniëring en de topografische analyse
ervan, de functie analyse en de betekenisanalyse. Zie hoofdstuk 2
Fase 4: behandelingskeuzen
Formulering van behandeldoelen
De problematiek wordt vertaald in behandeldoelen. Hierbij spelen de resultaten van de
functieanalyse en de verdere kenmerken van het aangemelde kind een cruciale rol. Daarnaast zullen
de pedagogische (on)mogelijkheden van ouders bij de overweging betrokken worden. Als laatste
worden de effectiviteit van de beschikbare methoden, de ervaring en specifieke bekwaamheid van
de therapeut in de overweging betrokken
Fasering van de behandeldoelen
Soms is het nodig (bij bijvoorbeeld een crisis) eerst een doel te kiezen voor de korte termijn. Om de
crisis op te lossen. Daarna ontstaat ruimte om de problematiek uitgebreider te analyseren en te
werken aan verandering.
Geringe toegankelijkheid van het probleem
Als de cliënt informatie niet kan verwoorden, er sprake is van een trauma of de client niet onderkent
wat er werkelijk speelt, kan de therapeut kiezen voor ‘intermediaire’ behandelingsdoelen die wel
toegankelijk zijn en aansluiten bij de klacht waar ouders en/of cliënt mee komen. Dit wordt ook wel
‘staartproblematiek’ genoemd. Na behandeling daarvan kan wellicht de midden of vroege
problematiek aan de orde komen. Dan is er vaak meer vertrouwen. Primair vormt de
probleemsamenhang (HT/CC) de basis voor het eerste te kiezen gedragsprobleem waaraan gewerkt
gaat worden.
, Overweging bij de keuze van behandeldoelen
- Eerst crisis oplossen
- Begin met toegankelijke problematiek
- Vertaal een probleem in leerdoelen
- Focus op het aanleren van nieuw gedrag
- Faseer de behandeldoelen: Wat eerst, wat later?
- Taxeer de pedagogische mogelijkheden en onmogelijkheden van het cliëntsysteem
Keuze van behandelstrategie
- Individuele behandeling
- Groepsbehandeling
- Mediatiebehandeling
- gezinsbehandeling
Overweging bij de keuze voor specifieke gedragstherapeutische technieken en protocollair werken
Er is spanning tussen het kind behandelen als uniek individu en het kind behandelen in het kader van
een behandelprotocol dat is ontwikkeld voor een groep kinderen met dezelfde classificatie of
diagnose. Protocolmatig behandelen verloopt vanuit de one-size-fits-all benadering. Men spreekt van
diagnose-behandelcombinaties (DBC) die zijn gekoppeld aan een DSM classificatie. DBC’s,
behandelrichtlijnen en behandelprotocollen zijn een uitvloeisel van evidence based denken in de
klinische psychologie en de psychotherapie. 2 vragen:
- biedt het protocol een algemeen kader voor het behandelen van deze cliënt?
- Welke aspecten van deze specifieke client kunnen mijn gebruik van protocollen
vergemakkelen?
Men kan zich in plaats van zich op werkzaam gebleken protocollen te richten ook focussen op de
specifieke werkzame technieken die in deze empirische ondersteunende protocollen zijn
opgenomen. Door van specifieke methoden en technieken uit te kaan kan men op een meer
flexibelere manier gepersonaliseerde behandeling vormgeven: ‘Modulair behandelen’
Modulair behandelen
De modulaire behandeling is samengesteld uit losse, zelfstandige modules gebaseerd op werkzame
componenten, die meerdere keren gebruikt kunnen worden of helemaal niet, en die, indien nodig,
ook gecombineerd kunnen worden. De modulaire behandeling is flexibel inzetbaar en kan door de
mogelijkheid om losse behandelmodules met elkaar te combineren beter tegemoetkomen aan de
samengestelde aard van veel jeugdproblematiek. Het is hierdoor eenvoudiger om comorbide
internaliserende en externaliserend problemen gelijktijdig te behandelen door modules voor de
behandeling van angst met modules voor het behandelen van gedragsproblemen te combineren in
plaats van eerst een protocol voor angst door te werken en daarna een protocol voor de
gedragsproblemen. Gepersonaliseerde behandeling, behandeling op maat, flexibiliteit en tijdswinst
zijn voordelen van de modulaire behandeling.
Trans diagnostisch behandelen
De sterke overlap in symptomen tussen verschillende diagnostische classificaties en de substantiële
comorbiditeit zijn volgens de trans diagnostische opvatting het gevolg van gedeeld onderliggende
processen. Deze onderliggende processen aanpakken in plaat van de stoornis specifieke symptomen
maakt de therapie efficiënter en klinisch relevantere. Men kan gemeenschappelijke
behandelcomponenten gebruiken om de gedeelde onderliggende processen te behandelen.
Bestaande modulaire en trans diagnostische methodieken blijven beperkt tot de eerste en
tweede generatie gedragstherapeutische technieken.