Jong en Oud hoofdstuk 1
Bij speltheorie kijken we naar situaties waarbij 2 spelers, per persoon (meestal) 2
keuzes hebben. Dit geeft in totaal (2*2=) 4 mogelijke situaties. Deze keuzes en
gevolgen geven we weer in matrices. Zo’n matrix ziet er meestal ongeveer als volgt
uit:
Bert werkt mee (links) Bert werkt niet mee (rechts)
Anna werkt mee (boven) (2,5) (0,6)
Anna werkt niet mee (4,2) (1,4)
(onder)
Aflezen
We hebben een speler die links staat weergegeven (Anna), en een speler die boven
staat weergegeven (Bert). Iedere speler kan uit twee opties kiezen.
Anna kiest tussen boven of onder; in dit geval meewerken of niet meewerken.
Bert kies tussen links of rechts; in dit geval meewerken of niet meewerken.
Mocht het zo zijn dat Anna Boven kiest, en Bert rechts, dan kom je dus rechtsboven
uit, bij (0,6). In dat geval krijgt Anna 0, en Bert 6. Let op! Anna of Bert kunnen er
niet zelf voor kiezen om rechtsboven uit te komen. Het is de combinatie van de
keuzes (boven en rechts) die er toe leidt dat je daar uitkomt.
Het spel spelen
Aannames
1. Beide spelers kennen alle mogelijke keuzes en uitkomsten (geen
onduidelijkheden/asymmetrische informatie).
2. Beide spelers kiezen tegelijk (= simultaan)
3. Beide spelers zijn (in principe) egoïstisch en rationeel. Ze willen voor zichzelf
een zo gunstig mogelijke uitkomst. Hoeveel de ander krijgt is (in principe) niet
van belang.
4. Het ‘spel’ wordt 1 keer gespeeld.
Begrippen
Meeliften (free-riden) = Niet of weinig bijdragen, maar wel profiteren van de
uitkomst.
Dominante strategie = Beste keus, ongeacht wat de ander doet.
Gevangenendilemma = Beide spelers hebben een dominante strategie (individueel
optimaal). Dit leidt tot een suboptimale (= ongunstige) uitkomst (collectief
onwenselijk).
(geloofwaardige) Zelfbinding = Specifieke actie (bijv. investering met verzonken
kosten), waardoor nog maar 1 keuze logisch is.
Verzonken kosten = Geld dat je ergens aan uit hebt gegeven, dat je niet meer terug
kunt halen.
Contract (met boeteclausule)/Bindende overeenkomst = Afspraak waarbij
afwijken wordt bestraft.
Collectieve dwang = Groepsdruk of (wettelijke) verplichting vanuit de overheid.
,Toepassen begrippen
Bert werkt mee (links) Bert werkt niet mee (rechts)
Anna werkt mee (boven) (2,5) (0,6)
Anna werkt niet mee (4,2) (1,4)
(onder)
Als ze uitkomen in de situatie linksonder is Anna een meelifter. Anna profiteert wel
mee van de uitkomst (Anna heeft 4, een hoge uitkomst voor Anna), terwijl Anna niet
bijdraagt aan de uitkomst.
Als ze uitkomen in de situatie rechtsboven is Bert een meelifter. Bert profiteert wel
mee van de uitkomst (Bert heeft 6, een hoge uitkomst voor Bert), terwijl Bert niet
bijdraagt aan de uitkomst.
Voor het bepalen van de dominante strategie doen we het volgende:
Voor Anna:
4 > 2, en 1 > 0, dus niet meewerken is dominant.
Het maakt dus niet uit wat Bert doet, Anna is zelf altijd het beste af door niet mee te
werken (onder). Niet meewerken (onder) is dus de dominante strategie voor Anna
(de beste keus is onder, ongeacht wat Bert doet).
Voor Bert:
6 > 5, en 4 > 2, dus niet meewerken is dominant.
Het maakt dus niet uit wat Anna doet, Bert is zelf altijd het beste af door niet mee te
werken (rechts). Niet meewerken (Rechts) is dus de dominante strategie voor Bert
(de beste keus, ongeacht wat Anna doet).
Er is hier sprake van een gevangenendilemma:
Beide spelers hebben een dominante strategie (niet meewerken), maar dit leidt tot
een suboptimale (= ongunstige) uitkomst (1,4 is namelijk slechter dan 2,5).
Oplossingen
Gelukkig zijn er een paar oplossingen voor dit gevangenendilemma.
- Ze zouden beiden aan geloofwaardige zelfbinding kunnen doen.
Bijvoorbeeld de aanschaf van spullen die alleen handig zijn als ze netjes
meewerken. Als die spullen eenmaal zijn gekocht (verzonken kosten), is het
logischer dat de persoon ook daadwerkelijk gaat werken dan wanneer deze
spullen niet zijn gekocht. Verzonken kosten zijn investeringen die niet
teruggehaald kunnen worden. Als je een pen en een schrift haalt bij de winkel,
ben je dat geld kwijt (als we de mogelijkheid tot terugbrengen even negeren),
en deze kan je niet zomaar terugkrijgen door ze te gaan verkopen. Dus dat
zijn dan verzonken kosten. Als ze beiden investeren in het meewerken, is het
mogelijk dat ze toch op de voor hen beide gunstigere uitkomst komen. Het
geloofwaardige deel slaat erop dat je er vervolgens niet meer omheen kunt.
Dus gewoon zeggen “ik ga meewerken” is niet genoeg. Dat geeft te weinig
reden om aan te nemen dat het verandert. Verzonken kosten zijn
geloofwaardig.
- Een andere oplossing is het aangaan van een contract met boeteclausule
(bindende afspraken). Hierin leggen ze vast dat ze beiden gaan meewerken.
Als ze dit toch niet doen (contractbreuk), dan moet er een (grote) boete
, opzitten. Zo voorkom je dat mensen afwijken van dit contract. Vergeet dus niet
de boeteclausule te noemen! De verwachte boete moet minstens zo groot zijn
als het voordeel bij afwijken om geloofwaardig te zijn.
- Als de spelers (Anna en Bert in dit geval) er zelf niet uitkomen, is er ook de
optie anderen erbij te betrekken, door middel van collectieve dwang. Zo kan
je binnen een grotere groep groepsdruk uitoefenen. Niet meedoen betekent
dan bijvoorbeeld dat je niet langer door de groep geaccepteerd wordt. Een
andere optie is dat de overheid ingrijpt. De overheid heeft altijd de
mogelijkheid om via wetten zaken verplicht te stellen.