GESCHIEDENIS VWO 4
TIJDVAK 1: DE TIJD VAN JAGERS EN BOEREN
Datering:
- Tot 3000 v.Chr.
- Ook wel bekend als de prehistorie.
Kenmerkende aspecten:
1. Levenswijze jagers-verzamelaars
2. Ontstaan van landbouw en landbouwsamenleving
3. Ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.
Prehistorie:
De homosapiens ontstond 200.000 jaar geleden in Oost-Afrika. Pas 45.000 jaar geleden
kwam deze mensensoort voor in Europa.
De prehistorie (= voorgeschiedenis): periode uit de geschiedenis waarin de mensen nog niet
konden lezen en/of schrijven geen schrift. Kennis van deze periode is gebaseerd op
archeologische vondsten: ongeschreven bronnen.
De eerste geschreven bronnen stammen van rond 3000 v.Chr. in het Midden-Oosten af.
10.000 v.Chr.:
Belangrijke veranderingen rond 10.000 v.Chr.
- Smeltende ijskappen: de laatste ijstijd is voorbij
- Noordwest-Europa wordt weer bewoonbaar
- De mensen leven van jagen en verzamelen (hier)
Manier van leven:
Jagers en verzamelaars trekken rond (=nomaden) in groepen van 20/25 personen.
Er waren weinig verschillen tussen de leden van een groep geen sociale gelaagdheid.
Taakverdeling:
- Mannen houden zich bezig met jagen
- Vrouwen verzamelen planten, bessen en vruchten.
Deze tijd van jagers en verzamelaars noemen we de oude en midden steentijd.
Landbouw:
Landbouwrevolutie is het begin van de nieuwe steentijd Neolitische revolutie.
Voor het eerst in het Midden-Oosten (10.000 v.Chr., einde ijstijd) in Nederland later (5.500
v.Chr.)
Het middel van bestaan verandert ingrijpend, maar het is een geleidelijke overgang van
jacht naar landbouw.
,Waar?
Bij rivieren irrigatie
- Egypte: langs de Nijl
- Mesopotamië (tweestromenland): het gebied langs de Eufraat en de Tigris (nu Irak
en Iran).
Het gebied waarin de landbouw ontstaat heet de: Vruchtbare halvemaan.
Door het ontstaan van landbouw verandert er veel:
- Vaste woonplaats: zelfvoorzienende dorpen.
- Nieuwe werktuigen: bijv. aardewerken, potten, ploeg
- Met de komst van landbouw ontstaan er verschillen in bezit en aanzien sociale
gelaagdheid.
In Nederland leefden de eerste boeren rond 5.500 v.Chr. in Zuid-Limburg. Pas rond 3000
v.Chr. was in heel Nederland een landbouwsamenleving ontstaan.
Deze eerste boeren hadden een natuurgodsdienst = achter elk verschijnsel zit een god.
Om die goden te vereren bouwden men monumenten (bijv. Hunebedden) en geloofde men
in magie en rituelen.
Mengculturen:
Er ontstaan eerst mengculturen, waarbij mensen zowel aan jacht als aan landbouw doen.
De landbouw was niet direct een vooruitgang:
- Risico van mislukte oogst.
- Hard werken
Maar de bevolking groeide wel, dus had het blijkbaar voordelen.
De eerste steden:
De eerste landbouwstedelijke samenlevingen ontstaan in Mesopotamië.
Waarom hier?
Voedseloverschotten bevolkingsgroei + specialisatie ontstaan steden
Middelen van bestaan: landbouw, langeafstandshandel, nijverheid.
Nijverheid = verzamelnaam voor beroepen waarbij je met je handen de landbouwproducten
bewerkt.
Complexere samenleving: ontstaan bestuur, hiërarchie/sociale gelaagdheid en het schrift.
Waarom ontstond het schrift?
Bestuurlijk en economisch moest er meer geregeld worden:
Bijv. belasting en handelsovereenkomsten.
,TIJDVAK 2: DE TIJD VAN GRIEKEN EN ROMEINEN
Datering:
- 3000 v.Chr. – 500 n.Chr.
- Ook wel bekend als de oudheid.
Kenmerkende aspecten:
4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken, burgerschap en politiek (oude Grieken).
5. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
6. De groei van het Romeinse imperium en verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur.
7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse en de Germaanse cultuur.
8. De ontwikkeling van het jodendom en christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten.
Het oude Griekenland:
De oudste Europese beschaving ontstaat op Kreta: Minoïsche beschaving.
Later verplaatste de Myceense beschaving zich naar het Griekse vasteland: krijgsheren,
wonend in versterkte paleizen.
8e eeuw v.Chr.: Hellas: Griekenland was gen aaneengesloten land, maar bestond uit
zelfstandige stadstaatjes (poleis). Zij deelden wel de Griekse cultuur.
Kolonisatie rond de Middellandse Zee: door gebrek aan vruchtbare grond. Gevolg: groei
handel, nijverheid en welvaart.
4e eeuw v.Chr.: Macedoniërs (Alexander de Grote) veroveren ‘Griekenland’ Hellenisme :
verdere verspreiding Griekse cultuur.
Politiek = het besturen van een polis.
Elke polis had zijn eigen bestuursvorm:
Monarchie = een (erfelijke) koning regeert
Aristocratie = regering van bevoorrechte grootgrondbezitters, edelen.
Oligarchie = regering van een klein groepje rijken.
Tirannie = Regering van één persoon, vaak door geweld aan de macht gekomen.
Democratie = burgers (autochtone, vrije mannen) regeren Athene
Cultuur:
De Grieks-Romeinse cultuur wordt gezien als klassiek: wordt nog
steeds bewonderd.
De Grieken werden verenigd door hun cultuur. Andere culturen
zagen zij als barbaars.
De cultuur komt tot uiting in:
- Godsdienst: geloof in onsterfelijke goden met menselijke
eigenschappen.
o Denk aan: mythen, Olympische Spelen, orakels,
tempels etc.
- Bouwkunst: gebruik van zuilen (Dorisch, Ionisch, Korintisch)
, - Beeldhouwkunst: natuurlijke houding en levendige gezichten.
Wetenschap:
De Grieken geloofden in goden om de wereld om hen heen te verklaren. 6 e eeuw v.Chr.:
filosofen ontwikkelen een rationele manier van denken verstand gebruiken. Dit leidde tot
de ontwikkeling van wetenschappen nadenken over abstracte begrippen, op zoek gaan
naar wetmatigheden.
De Romeinen:
753 v.Chr. stichting van Rome 7 koningen.
4e eeuw v.Chr.: Republiek: bestuurd door 2 consuls, de senaat en de volksvergadering. De
senaat (leden van rijke voorname families) had de macht feitelijk in handen.
Expansie: veroveringen: eerst Italië, daarna het Middellandse zeegebied en zelfs Noordwest-
Europa: Imperium Romanum
Hoe was dit mogelijk?
- Goed getraind leger
- Overwonnen volken als bondgenoot inzetten: geven burgerrecht en beloningen.
Probleem sommige succesvolle generaals werden te machtig burgeroorlogen.
Bekendste voorbeeld: Julius Caesar.
Na de dood van Caesar volt er weer een periode van burgeroorlogen.
In 27 v.Chr. wordt Octavianus/Augustus de eerste keizer (ook bekend als Caesar/imperator)
Hij krijgt de titel princeps = eerste burger, maar feitelijk is hij alleenheerser.
Pax Romana: twee eeuwen van rust, vrede en welvaart in het Romeinse rijk.
- Stabiel bestuur: Rijk verdeeld in provincies met gouverneurs aan het hoofd.
- Geen onrust in het leger: Augustus is imperator (legeraanvoerder)
- Aanleg verharde wegen: veiligheid, handel, Rome multiculturele samenleving.
De Grieks-Romeinse cultuur:
Verovering van Griekenland: Contact met de Griekse cultuur mengcultuur.
De Romeinen namen veel van de Griekse cultuur over het gebied van kunst, wetenschap en
godsdienst.
Er was sprake van een staatsgodsdienst: Goden beschermt het Romeinse rijk en moesten
dus aanbeden worden.
Religieuze tolerantie in het rijk: alle goden mochten aanbeden worden, zolang de keizer en
de staatsgoden ook aanbeden werden.
Toch ontwikkelden de Romeinen ook eigen vormentaal:
- Beelhouwkunst: realistischere voorstelling i.p.v. de Griekse jeugdige perfectie.
- Bouwkunst: gebruik van baksteen en beton. Meer mogelijk: bogen, koepels,
gewelven.
De Romeinen bouwden tempels, badhuizen, amfitheaters en aquaducten.
Romanisering:
Romanisering: het overnemen van de Grieks-Romeinse cultuur door de overwonnen volken.
- Contacten met legionairs en handel zorgden voor beïnvloeding.