Psychologie en filosofie alle lessen
Les 1
College filosofie
Bij moraal gaat het over waarden en normen. Dat zijn opvattingen over wat waardevol is in het leven.
Morele vragen gaan over goed en kwaad, over de manier waarop mensen zouden moeten leven.
- Hechtingsmoraal: regelt hoe we omgaan met de mensen met wie we verbonden zijn
- Reinigingsmoraal: regelt dat mensen reinheid koppelen aan het goede en besmetting aan het
kwaad
- Samenwerkingsmoraal: speelt een rol in de manier waarop mensen met elkaar samenwerken
en omgaan met mensen die de samenwerking bedreigen
Waarde = ideaal dat wezenlijk is voor de kwaliteit van leven
Norm = handelingsvoorschrift
Deugd = goede eigenschap die de handelwijze van de mens bepaalt
Ethiek = een systematische reflectie op morele vragen, op basis van rationele argumenten
- Descriptieve ethiek (beschrijvende ethiek): beschrijft de moraal in een gemeenschap. Gaat
over feiten ‘hoe gedragen mensen zich in morele kwesties en welke argumenten gebruiken
ze hierbij?’
- Prescriptieve of normatieve ethiek (voorschrijvende ethiek): hoe mensen zich moeten
gedragen
- Meta-ethiek (ethiek die fundamentele morele vraagstukken bestudeert): reflecteert op
betekenis, herkomst en geldigheid van visies op goed en kwaad
Identiteit = hoe zit ik als persoon in elkaar? Wat zijn mijn normen en waarden?
Cultuur = hoe zit een groep in elkaar? Wat zijn de gemeenschappelijke normen en waarden?
Multiculturalisme = ‘’uitgaan van de gelijkwaardigheid van verschillende culturele gemeenschappen
binnen een bepaald afgebakend bestuurlijk gebied.’’ Of ‘’het bij elkaar leven van verschillende
culturen binnen één samenleving.’’
Diversiteit = datgene waarin mensen van elkaar verschillen
Culturele diversiteit = een verscheidenheid van culturen binnen een samenleving
Culturele competentie = rekening houden met de culturele achtergrond van de ander. Je hebt oog
voor verschillen en ook voor overeenkomsten. Je moet hiervoor inzicht hebben in de cultuur van de
ander.
Charles Taylor (1931)
- Filosoof die zijn eigen persoonlijke leven gebruikt
- Communitarisme = filosofie over de gemeenschap. Belang van de groep (tegenovergestelde
van liberalisme)
- Differentiedenken = oog hebben voor verschillen. Verschillen tussen verschillende culturen
Hoe te leven in een diverse samenleving?
1. Erken het unieke
2. Herken het gezamenlijke
, Normatief multiculturalisme = het is een norm om multiculturalistisch te zijn. We
moeten actief bijdragen aan het behouden van verschillende culturen. Behalve als
een cultuur tegen mensenrechten in gaat.
- Cultureel relativisme = je mag alleen iets over een cultuur zeggen als het onderdeel is van je
eigen cultuur
- Normatief universalisme = je mag iets van een andere cultuur vinden, ook als het niet tot
jouw cultuur behoort. Er bestaan universele regels die voor iedereen gelden.
- Taylor neigt meer naar het cultureel relativisme, want we moeten oog hebben voor
verschillende cultuur, maar niet helemaal, want er mogen geen rechten geschonden worden
Amartya Sen (1933)
- Conflict en geweld hebben te maken met het vooropstellen van één bepaalde identiteit
- Mensen worden gereduceerd tot één enkel kenmerk en tegenover elkaar geplaatst. Maar
deze ééndimensionale visie gaat voorbij aan het feit dat je altijd tot meerdere groeperingen
behoort die bovendien heel verschillend zijn
- Je moet iedere sociale identiteit zien als een deelidentiteit
- Hokjesdenken is eigenlijk iets goeds, want mensen zijn niet gelijk. Niet iedereen in hetzelfde
hokje is gelijk aan elkaar. Mensen behoren tot meerdere hokjes tegelijk. Mensen behoren tot
verschillende groepen = meervoudige identiteit
- Mono-identiteit = mensen in één hokje plaatsen -> zorgt voor vooroordelen.
- Je moet er oog voor hebben dat mensen in meerdere verschillende hokjes behoren
- Is meer een liberalist, gaat meer uit van het individu
Iris Marion Young (1949-2006)
- Uniforme standaards = we verwachten hetzelfde van mensen. We beschouwen mensen als
gelijk. Young is hier geen voorstander van, want mensen zijn niet gelijk.
- Differentiedenken -> anders dan Taylor, want Young gaat meer uit van het individu. Mensen
zijn niet gelijk, maar mensen zijn wel gelijkwaardig. Uniforme standaards leiden tot
ongelijkwaardigheid
- Groepsverschillen moeten erkend worden. Diegenen die door hun verschil nadeel
ondervinden, dienen gecompenseerd te worden
Axel Honneth (1949) en Nancy Fraser (1947)
Wanneer is een samenleving rechtvaardig?
1. Tot eind jaren 80: socio-economische gelijkheid (geen grote verschillen tussen arm en rijk)
2. Vanaf eind jaren 80: erkenning van verschil (ongelijkheid komt doordat mensen niet
geaccepteerd worden zoals ze zijn, de verschillen worden niet erkend. Discriminatie moet
worden weggenomen)
2 mogelijke oorzaken van deze shift:
1. Socio-economische gelijkheid is onhaalbaar (negatieve interpretatie; Fraser)
2. Verhoogde gevoeligheid voor sociaal disrespect (positieve interpretatie; Honneth)
Honneth zegt dat deze shift een vooruitgang is
Fraser zegt dat we terug moeten naar het socio-economische ideaal.
Fraser: het doel is steeds het wegnemen van de culturele barrières die voorkomen dat iemand de
‘peer’ van iemand anders kan worden -> de culturele waarden die de sociale interactie reguleren
moeten gewijzigd worden zodanig dat er sprake kan zijn van een gelijkheid in sociale deelname.
Wat er nodig is om verschil succesvol te erkennen:
, 1. Het herwaarderen van gedevalueerde identiteiten
2. Het erkennen van culturele diversiteit
3. Het wegwerken van een toegeschreven foutief onderscheid
4. Het wegnemen van een verborgen onderscheid
5. Het deconstrueren van het bestaande identiteitssysteem, waardoor de hele samenleving
wordt gewijzigd
Honneth beschouwt ‘autonomie’ als een universeel menselijk kenmerk dat aanleiding geeft tot de
morele verplichting tot respect voor de menselijke persoon. Betekenissen van autonomie:
1. Morele autonomie: verwijst naar de mogelijkheid om tot zelfwetgeving te komen
2. Antropologische autonomie: verwijst naar de capaciteit van het subject om zelfstandig het
eigen leven richting en betekenis te geven
3. Persoonlijke autonomie: gaat om een sociaal geaccepteerde aanspraak op zelfbeschikking die
voor alle burgers geldt
College psychologie
Stereotypen = algemene ideeën die we hebben over een groep als geheel, waardoor we
verwachtingen hebben over de individuele leden van die groep
Stereotypering = het toeschrijven van kenmerken aan een persoon puur omdat hij tot een sociale
groep behoort
Generalisatie = alle leden van de groep worden over één kam geschoren
- Hoe minder wij van iemand weten, hoe groter de rol van stereotypering.
- Het probleem is niet dat het per se onjuiste verwachtingen zijn over het gedrag van een
groep, maar het probleem is dat ze zo vanzelfsprekend en haast gedachteloos worden
toegepast op een individu.
Stereotypen kunnen functioneel en helpend zijn
- Het zijn ‘denkcategorieën’ die het inschatten van mensen en situaties eenvoudiger maken ->
ook wel = schema’s
Doordat we over deze schema’s beschikken, hoeven we niet steeds opnieuw ieder aspect
van de situatie grondig te bestuderen om tot een oordeel te komen, dit gaat automatisch
We kunnen hierdoor sneller afstemmen op de ander in het contact
Soms helpen ze onszelf beschermen
- Confirmation Bias = de neiging om te zoeken naar informatie die overeenkomt met onze
verwachtingen en overtuigingen. Je negeert of verdraait nieuwe informatie die niet
overeenkomt met jouw standpunt. We hebben de neiging om vast te houden aan dingen die
we al kennen. En neiging om te zoeken naar bevestiging van jouw vooroordeel.
Stereotypen kunne positief (lijken te) zijn, maar vaak zijn stereotypen op een negatieve manier
generaliserend en dragen ze bij aan een negatieve of vijandige houding ten opzichte van een te
onderscheiden groep van mensen. Deze negatieve houding is op niks gebaseerd dan op het feit dat
deze mensen lid zijn van een specifieke groep. Er zijn dan gevoelens van afkeer over deze groep ->
vooroordelen
Vooroordeel = negatieve houdingen, overtuigingen en gevoelens tegenover iemand, omdat hij lid is
van een bepaalde groep (opvattingen, gedachten). We zien onze eigen groep vaak als ‘beter’, want
dat geeft ons een goed gevoel
Discriminatie = onterecht onderscheid maken, waarbij je de ene groep benadeelt ten opzichte van
de andere (handelen naar die opvattingen)
, - Uitsluiting, stigmatisering (negatief bestempelen), vernedering, geweld
- Gevaarlijkste vorm: dehumanisering (ontmenselijken, ze worden niet meer gezien als mens)
Waarom is kennis over vooroordelen, stereotypen en discriminatie van belang?
- Stereotypering, vooroordelen en discriminatie dragen bij een sociale uitsluiting
- Je cliënten horen vaak tot doelgroepen die hier slachtoffer van zijn
- Een van de kerntaken van het sociaal werk is het bevorderen van het sociale functioneren
van mensen én hun sociale context
- Het is jouw taak dit aan te pakken
- Het ontkennen van stereotypen werkt niet
Wat kun je doen?
- Signaleer slachtoffers van discriminatie en uitsluiting in de samenleving
- Contact en nabijheid is het beste tegengif (mere exposure effect: als je iets/iemand vaker
ziet, ga je het steeds meer waarderen). Zoek naar menselijke gelijkenis, de gedeelde
menselijke grond. Nadruk leggen op wat je gemeen hebt met elkaar.
- Betrap jezelf op eigen vooroordelen en stuur ze bij
- Stel heel veel vragen (is dit wel zo?) en luister, zodat je ook het perspectief van de ander leert
kennen
Les 2
College psychologie
Waarom is kennis over belemmerende gedachten van belang?
- Veel cliënten worstelen met niet helpende gedachten
- Dit heeft enorme invloed op hun gedrag
- Selffulfilling prophecy
Je maakt je eigen stress. Het heeft maar voor een klein gedeelte te maken met invloeden van
buitenaf.
Cognitieve Therapie en Rationeel Emotieve Therapie (RET): leren mensen door rationeel denken hun
emoties te veranderen en zich effectiever te gedragen. Deze therapieën gaan ervan uit dat wij ons
bewust moeten worden van de gedachten of interpretaties omdat die ons gedrag en onze emoties
sturen. Die interpretaties zijn namelijk vaak disfunctioneel (ze werken niet) en liggen aan de basis van
problemen die we ervaren. Volgens Beck en Ellis kun je deze ‘foute’ gedachten opsporen en
vervolgens ombuigen, waardoor je een objectievere kijk op je eigen gevoelens en waarnemingen
krijgt.
Ontstaan:
- Psychotherapie
Grondleggers: Albert Ellis en Aaron Beck
Veranderen van cognitief functioneren
- Boeddhisme
Onthechting
Steeds minder laten afleiden door vervelende emoties
- Griekse Stoïcijnen
‘We hebben niet zozeer last van situaties en de dingen om ons heen, maar vooral de manier
waarop wij denken over die situaties’
Eptictetus (60 na Chr): ‘’Het zijn niet de dingen die in de wereld gebeuren, waardoor mensen
van slag raken, maar hun gedachten daarover’’