Aantekeningen kennislijn individu menstheorie A:
College 1:
Je weet wat de psychologie en pedagogiek voor vakken zijn:
Psychologie: de wetenschap van gedrag en geestelijke processen (denken, voelen,
doen)→Letterlijk: studie van de geest (psyche=geest, logos=kennis)
• Van nature zit er gedrag in ons wat psychologisch is:
Dit komt door spiegelneuronen: we hebben 100 miljard hersencellen, waarvan ook
spiegelneuronen. Als je iets ziet bij een ander kan je zien wat een ander voelt.
• Door ervaring heb je ook psychologische kennis
• Wetenschappelijke psychologie: in 1879 stichtte Wilhelm Wundt een psychisch
laboratorium in Leipzig. (Bijvoorbeeld prikjes met een potlood)
• Williams James stichtte in de VS de eerste studie van psychologie aan de universiteit
van Princeton, onderzoek naar emoties en religieuze ervaringen.
• Psychologische wetten:
-Zijn waarschijnlijkheden, geen zekerheden zoals in fysica.
-Mensen zijn geen automaten: een individu kan (bijna) altijd afwijken van wat je
verwacht.
Voorbeeld: Teken een E op je voorhoofd of denk aan een kleur.
Pedagogiek: de wetenschap van het opvoeden→Letterlijk: kinderleiding (paidagoogia)
Je begrijpt waarom je hier als sociaal werker verstand van moet hebben:
Psychologie en pedagogiek helpen bij het contact te maken en met (het probleem van) een
cliënt beter te begrijpen. Maar ook om jezelf beter te leren kennen.
Voorbeeld:
• Attributietheorie: als je vraagt naar een probleem zeggen mensen vaak dat het aan
een ander ligt. Daardoor stel je goede vragen en luister je beter als professional.
• Theorie over opvoedstijlen:
-Toepassen van psychologie helpt je om beter hulp te kunnen bieden.
Voorbeeld: theorie over rouwverwerking, leertheorie, communicatietheorie, theorie
over psychische ziekten.
Je weet waarom dit wetenschappen zijn:
Psychologie en pedagogiek zijn empirische wetenschappen (ervaringswetenschappen)
• Empirische wetenschap bewijst dingen door observatie of experiment
-Beschrijft het studieobject
-Verklaart de verschijnselen (theorieën)
-Voorspelt op grond van die theorieën dingen die getoetst kunnen worden, als X dan
Y. Als ik mensen frusteer, dan worden ze agressief.
Voorbeeld: Agressietheorie
-De psycholoog observeert en beschrijft agressief gedrag
-Zij bedenkt een theorie die de waarnemingen zou kunnen verklaren.
-Door een experiment kijkt ze of dat klopt.
,Je weet welke 7 perspectieven er zijn in de psychologie en hoe deze een verschillende kijk
geven op gedrag:
Biologisch
perspectief/Neurologische
perspectief:
• Gedrag wordt
veroorzaakt door
onze genen,
hersenen en
hormonen
• Neurowetenschap
• Evolutionaire
psychologie
Psychodynamische perspectief:
• Grondlegger Sigmund Freud 1856-1938
• Gedrag wordt sterk bepaald door het onbewuste
• In dat onbewuste zitten aangeboren driften en verdrongen ervaringen
• De eerste 5 levensjaren zijn bepalend voor de ontwikkeling van je persoonlijkheid
• Persoonlijkheid is opgebouwd uit: onbewuste (id), bewuste (ego), geweten
(superego)
• Kritiek op Freud: hij denkt dat hij altijd gelijk heeft en zijn theorie is moeilijk te
bewijzen.
Behavioristische perspectief:
• De mens is een ‘tabula rasa’ (onbeschreven blad), “black box”
• Al het gedrag is aangeleerd. Nurture is belangrijker dan nature. Nature is de black
box.
• John Watson uit Amerika vond dat de psychologie moet wetenschappelijker worden
(zoals natuurwetenschap).
• Alleen gedrag dat waarneembaar/meetbaar is en waarmee je experimenten kunt
doen is relevant.
• Doel van de psychologie is het toepassen van psychologische kennis om gedrag te
beïnvloeden
• Gedrag van mensen wordt vooral bepaald door leerprocessen (conditioneren)
• Toepassing van reclame
• Skinner: conditionering is toepasbaar in opvoeding, scholen, bedrijven, ziekenhuizen,
gevangenissen. Ook in therapieën (gedragstherapie) met name met fobieën.
Gestalt perspectief:
• Een gestalt = een geheel
• We nemen geen aparte onderdelen maar gehelen waar. We zien zelfs gehelen als die
er niet zijn! We willen ons leven als geheel voelen.
• Ons gedrag wordt beïnvloed door de neiging gestalten te zien en ze zelf te scheppen.
, Humanistische perspectief:
• Behavioristen deden veel onderzoek met dieren, het typisch menselijke verdween:
bijv. vrienden en empathie.
• De mens deugd van zichzelf
• Focus werd het uniek menselijke en hoe mensen zich kunnen ontplooien en groeien
tot gezonde individuen.
• Deden veel onder zoek met dieren, het typisch menselijke verdween
• Abraham Maslow: theorie van fundamentele behoeften, voorwaarden voor
ontplooiing
• Carl Rogers: cliëntgerichte, non-directieve therapie: niet sturen maar voorwaarden
scheppen voor groei door vooral actief te luistern naar de cliënt.
Cognitieve perspectief:
• Gedrag wordt sterk bepaald door cognitie: begrip, kennis, opvatting, overtuigingen,
geheugen vormen, problemen op te lossen.
• De mens is een informatie verwerkend wezen
• Studie van “Wat in het hoofd gebeurt” (en wat je dus niet zo direct kon waarnemen
of meten) Gedachten, leren, geheugen en perceptie.
• Belangrijke praktische toepassing:
-Cognitieve therapie: het beïnvloeden van denkbeelden zodat het gedrag ook
verandert.
Systeemperspectief:
• De kracht van de situatie: sociale en culturele invloeden hebben vaak meer invloed
op ons gedrag dan onze persoonlijkheid.
• Het socioculturele perspectief richt zich op:
-Sociale invloeden op gedrag en mentale processen
-Hoe individuen functioneren in groepen
-Culturele verschillen
College 2:
Je weet welke functies emoties hebben
Emoties:
• Functie: Emoties zijn krachtige drijfveren, gemoedsbewegingen (afgeleid van
‘movere’ = beweging). Ze brengen ons in beweging→Signaalfunctie.
• Signaalfunctie:
-Cognitie
-Bereidheid om te handelen
-Motivatie
-Leren
• Zijn signalen die aangeven dat iets belangrijk is voor ons (Nico Frijda)
• Communicatieve functie:
-Door benoemen maken we duidelijk wat we nodig hebben of wat we niet fijn vinden
-Door emotie te laten zien kan dit ook
• Waarom? Belangrijk voor onze overleving;
-Negatief: belangrijk voor het overleven (angst)