Hoorcolleges Staatsrecht
Hoorcollege 1: Inleiding
Waarover gaat het staatsrecht?
1. Recht dat ziet op de organisatie van de staat:
- Inhoud en functioneren van de instellingen van de staat;
- Regels over de bevoegdheidsverdeling (horizontaal en verticaal) en
bevoegdheidsbegrenzing van specifieke organen en welke grenzen die hebben (wie
mag wat precies doen?).
2. Grenzen van de staatsmacht: de grondrechten zijn het element dat voor grenzen zorgt
aan overheidsoptreden. Dus zaken waar de overheid niet zomaar aan mag zitten.
Labeling: het mogelijk maken voor de overheid om te bestaan en op te treden (positief)
Disabeling: grenzen stellen aan overheidsoptreden door de grondrechten (negatief)
Wat is er staatsrecht in 2021?
Inhoud en functioneren van de staat:
Voorbeeld: door de oproep die GroenLinks en D66 doen om meer openheid
te krijgen vanuit de overheid. Dat richt zich tot de ministeries.
Staatsrechtelijk is dat gericht tot de regering, die info moeten delen met de
TK.
Voorbeeld: ontslag van Eric Wiebes, die is echt opgestapt. Het hele kabinet is nu
weg, maar ze zijn demissionair. Zowel het demissionair worden als het
daadwerkelijk verdwijnen van Eric Wiebes, daar zijn staatsrechtelijke regels voor,
wanneer je dat mag/moet doen en hoe het ontslag werkt. Dat zijn elementen die
horen bij de inhoud en het functioneren van de staat.
Regels over de bevoegdheidsverdeling en bevoegdheidsbegrenzing:
Horizontaal: binnen overheidsniveau
Voorbeeld: wie is er bevoegd om een avondklok in te stellen? De regering heeft de
avondklok ingevoerd, maar er is een bevestiging nodig door de TK. Als de TK niet instemt,
valt de avondklok als regel weer weg.
Verticaal: onder en boven overheidsniveau
Voorbeeld: de corona-arrestaties. Het kabinet heeft een avondklok ingevoerd, maar de
handhaving van de schending daarvan, ligt bij het decentraal niveau, bij de gemeente. Dan is
er bijvoorbeeld een bevoegdheid om een veiligheidsgebied in te stellen, om daar bijvoorbeeld
preventief te fouilleren.
Grenzen van de staatsmacht: de overheid kan zeggen dat we een mondkapje moeten dragen,
maar die verplichting moet wel proportioneel zijn. In beide gevallen, of iets wordt verplicht of
wordt verboden (zoals het boerkaverbod) is er een verplichte afweging. Je mag grondrechten
beperken, mits het doet met een legitiem doel voor ogen en op een proportionele manier (de
maatregel moet in verhouding zijn met het doel dat je ermee wil bereiken).
De rechtstaat: binding van de overheid aan het recht
Het rechtstaat is meer een ideaal. Het is een politieke filosofie die is ontwikkeld door het
politiek filosofisch liberalisme, vanuit de Verlichting uit de 19e eeuw. Het komt erop neer dat
de staat door het recht gekenmerkt wordt. Iedereen is gebonden aan de rechtstaat, en ook de
overheid is gebonden aan het recht. Iedereen is onderworpen aan de rule of law: er is een
,Hoorcolleges Staatsrecht
systeem met spelregels waaraan alle spelers zich moeten houden, of ze nou rechter, burger of
minister zijn.
De rechtstaat staat in contrast met twee andere staten:
1. De politiestaat: een staat waarbij de overheid voortdurend als politie optreedt,
controle heeft over de burgers en vanuit willekeur bepaalt wat burgers wel en niet
mogen doen, zonder dat daar een controle op is vanuit bijvoorbeeld een democratisch
gekozen orgaan.
2. De totalitaire staat (Stalin, Hitler): een staat waarbij er een ideologie heerst, waar
men ervan uit gaat dat er een totale leven, inclusief het priveleven van de burgers,
ondergeschikt is aan een overheidsproject. Dus ondergeschikt aan een
overheidsproject dat rijkere doelen dient dan het welzijn van de burger.
De rechtstaat is dus een ideaal en wordt door verschillende rechtsgeleerden op verschillende
manieren ingevuld, maar in de invulling komen vier kenmerken vaak terug:
1. Legaliteitsbeginsel (staatsrechtelijk): elk overheidsoptreden moet berusten
op een grondslag in de wet of in de grondwet.
Voorbeeld: mag er een mondkapjesplicht worden ingevoerd? Rutte mag
dat alleen, als daarvoor een parlementair mandaat is gegeven. Met een
avondklok geldt dat ook: om dat te doen heb je steun nodig in een wet. Die
wet is er: de coronawet. Je hebt dus voor elk overheidsoptreden een basis
nodig in de wet.
Noodverordening: kan in beginsel worden opgelegd door een burgemeester, maar in
tijden van crisis zijn dat de voorzitters van de veiligheidsregio’s (coronacrisis).
2. Machtenscheiding: in een rechtstaat is het belangrijk dat geen macht geconcentreerd
is in een hand. Verschillende machten worden verdeeld over verschillende entiteiten
die elkaar kunnen controleren en in evenwicht houden (checks and balances). Doordat
we de macht verdelen, voorkomen we dat we in het totalitaire systeem komen, zodat
zelfs als een iemand de macht naar zich probeert toe te trekken, anderen vanuit een
andere staatsmacht dat kunnen opvangen door tegengas te geven.
3. Onafhankelijke rechter: een rechter die beschikbaar is om een beroep op te doen,
wanneer je denkt dat de overheid grenzen overtreedt. Een rechter die onafhankelijk is
van de wetgevende en uitvoerende macht, om zo nodig hun op de
vingers te tikken.
Voorbeeld: Urgenda-arrest → de rechter geeft onafhankelijk kritiek op
de manier waarop de overheid om ging met het recht op leven en recht
op gezondheid.
4. Grondrechten: in coronadiscussies worden grondrechten ingeperkt. De discussie is
hoe ver je mag gaan. In het kader van het EHRM is het vaak dat je alleen de
grondrechten mag inperken als je dat doet met een legitiem doel en op een
proportionele manier. Ook grondrechten zijn dus essentieel.
Is democratie ook een criterium van de rechtstaat? We zagen al de inspraak van de
democratisch verkozen TK. Onze oplossing is dat democratie een afzonderlijk concept is. Je
kan in theorie een rechtstaat hebben zonder democratie. Je kunt ook een democratie hebben
zonder alle elementen van een rechtsstaat. Wanneer er dan sprake is van een democratische
rechtsstaat, zijn er vijf overkoepelende kenmerken: vier van de rechtstaat + beleid moet terug
te voeren zijn op de beslissing van de bevolking zelf (democratisch). Dat kan met een
rechtstreekse democratie, of via een vertegenwoordigende democratie.
,Hoorcolleges Staatsrecht
De rechtstaat is geen zwart-wit criterium. Het is niet ofwel een rechtstaat,
of niet. Het is een politiek filosofisch ideaal en daarom zullen er vaak
landen zijn die op een bepaald kenmerk hoger scoren en op een ander
kenmerk lager. Als we dan naar Nederland kijken, kunnen we artikel 120
Gw bekijken. Dit artikel verbiedt de rechter om na te gaan of wetgeving in
lijn is met de grondwet. Dit scoort hoog op het criterium van de machtenscheiding: de rechter
mag zich niet mengen met de wetgeving. Ook scoort het hoog met het
legaliteitsbeginsel: de wet is de oppermacht. Tegelijkertijd scoort het lager
op het vlak van de onafhankelijke rechter: de rechter wordt verarmd in zijn
functie, omdat hij niet overal controle over mag hebben. Nederland is alsnog
een rechtstaat, ook al blinkt hij meer uit op sommige kenmerken dan op
andere. Dat kan evolueren, ook door verloop van tijd. Het zou kunnen dat
art. 120 Gw over 120 jaar niet meer bestaat en dat Nederland grondwetstoetsing wel mogelijk
maakt. De rechtsstaat is dus een lens om verschillende concrete elementen te evalueren.
‘De rechtstaat staat onder druk’, dat hoor je wel eens. Even was het spannend voor de
Amerikaanse democratie, wanneer Trump zijn verlies niet wilde toegeven en daarbij het volk
aanspoort en het volk het heft in eigen handen neemt en geweld gebruikt. Dat is gevaarlijk.
Dat is een element dat samenhangt met populisme. Populisme waarbij de oerwil van het volk
als gezagsargument wordt gebruikt, los van de spelregels die gemaakt zijn om de wil van
verschillende fracties binnen het volk te stroomlijnen.
Ook in Nederland zie je daar elementen van. Nederland is ook bestormd. Met boerenprotesten
is de deur van het provinciehuis in Groningen opengebroken door protesteerders. Ook daar
was er expliciete steun van bepaalde politici in Nederland. De vraag die je daarbij kan stellen
is: respecteren politici, op het moment dat ze geweld/gewelddadig proces van hun steun
voorzien, het systeem van een democratische rechtstaat? Dat is een moeilijke vraag.
De rechtstaat staat onder druk. Enerzijds door de bedreigingen van het populisme en het
geweld van buiten, anderzijds zijn er ook bedreigingen van binnenin. Voorbeeld:
toeslagenaffaire. De overheid heeft zich op een bepaald moment laten verleiden om zo intens
mogelijk fraude te bestrijden. Zo intens, dat ook een grote groep verdacht werd van fraude en
automatisch gedwongen werd om al dan niet terecht teveel betaalde toeslagen terug te betalen.
Die drang naar efficiëntie heeft kwaad gedaan. Daar is een rechtstatelijk ideaal welkom.
Uiteindelijk is rechtstaat streven naar evenwicht.
Totstandkoming van de Nederlandse staat
Er zijn vijf perioden die kunnen worden onderscheiden:
1. Landsheerlijke periode (10e – 15e eeuw): op dit moment waren de Nederlanden voor
het eerst een entiteit gevormd. Karel V is heerser over een wereldrijk, waaronder de
Nederlanden. Voor Nederland is 1543 een interessant moment, omdat dat het moment
is dat het laatste stukje van de Nederlanden onder Karel V terecht komt en het moment
dat de personele unie voltooid is. Een personele unie is dat een persoon
verschillende gebieden en de titels van de verschillende gebieden in een Unie
verenigt. Voorbeeld: Queen Elizabeth. In 1543 verwerft Karel V het laatste stukje
(Gelderen). In 1549 hebben we de sanctie (het bevel dat hij geeft) om de lage
landen nooit meer uit elkaar te halen. Die beslissing is dus de kern dat wij nu
nog bij elkaar zijn. Vanaf 1449 is de kolonisering op gang gekomen.
, Hoorcolleges Staatsrecht
Hoe is dan de staatsstructuur? Die is er, met opperste soeverein: God. Het idee van
soevereiniteit is dat iemand/iets het opperste gezag heeft. In de middeleeuwen is dat
God. De koning of landsheer heeft vazallen die onder hem staan. Karel V heeft een
systeem met een landvoogd. Daarnaast duidt hij een stadhouder aan, waar iemand
verantwoordelijk is voor een bepaalde plaats. Een van die stadhouders is Willem van
Oranje. Hij is namens Karel V heerser van de lage landen. De koning laat zich bijstaan
door de Raad van State. Het is een soort kabinet, een adviseur bij het maken van
beleid. Er is geen scheiding der machten. Alle macht in 1 hand: Karel V is de man van
de centralisatie. Op het moment dat Karel V de macht krijgt in verschillende gebieden,
zijn er in die verschillende gebieden kleine structuren/privileges die voor elk gebied
afzonderlijk gelden. Karel V wil dat efficiënter doen: hij wil dat
niet per gebied doen. Hij organiseert voor het eerst een SG: een
orgaan waarin de rijke standen voor het hele gebied samen
komen en met wie hij gecentraliseerd kan onderhandelen.
In 1555 besluit Karel V om af te treden. Ferdinand (zijn broer)
wordt de heerser van het heilig Romeinse Rijk. Philips de II erft
Spanje, de Nederlanden en de overzeese gebieden. Op de vlaggen rechtsboven zie je
welke gewesten er deel van uitmaken. Philips II zal snel botsen op een opstand in de
lage landen.
De opstand wordt geleid door Willem van Oranje Nassau die in 1555 nog een
vertrouweling is van Karel V. Het zint hem niet hoe de Spanjaarden omgaan met het
geweld. In Nederland is het calvinisme in opkomst en dat botst met het katholieke
geloof van de Spanjaarden. Dat is een eerste reden die zal leiden tot de opstand in
1568. Een tweede reden is de fiscale politiek: algemene belasting van 10%. Ten derde
botst ook de centralisatie op protest van de lage landen. De verschillende steden zijn
gehecht aan hun eigen privileges en inspraak per regio. Ze pikken het niet dat iedereen
over dezelfde kam wordt geschoren, dat leidt tot frustratie. Dat leidt dus tot de
opstand, geleid door Willem van Oranje en tot een 80-jarige oorlog. In die oorlog
wordt gekeken wat er met deze landen gebeuren. (zie nummer 2)
2. Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1579 – 1795): een deel van die
landen wordt in januari 1579 in de Unie van Atrecht besloten dat zuidelijke
Nederlanden een deel te blijven van het rijk van Philips II. Ze hebben met hem
onderhandeld en kunnen afspreken dat de belasting verminderd wordt, enzovoorts. In
diezelfde maand verklaren de noordelijke Nederlanden in de Unie van Utrecht
verenigd, als nieuwe entiteit. De Unie van Utrecht is de eerste tekst waarin de
Nederlanden als afzonderlijke entiteit zich verenigd en waarin ook afspraken worden
gemaakt over het nemen van beslissingen, enzovoorts.
Een tweede belangrijke tekst is het Plakkaat van Verlatinge (1581). Dat is een
onafhankelijkheidsverklaring. Hierin staat dat dezelfde noordelijke Nederlanden die
zich hebben verenigd in de Unie van Utrecht, Philips II verstoten van de troon. De
verlaten hem, ze verklaren zich officieel onafhankelijk. Als Willem van Oranje
overlijdt, besluiten zij op dat moment revolutionair om een Republiek te worden.