Hoorcolleges Forensische Psychopathologie 2020-2021
Hoorcollege 1 – Inleiding in de forensische psychopathologie
16/02/2021
Psychiatrische stoornis: zoals geclassificeerd uit de DSM(-V)
o Maar; wat bepaalt wat voor dingen in die DSM komen? Wat is het criterium dat de DSM
toepast?
Syndroom gekenmerkt door klinisch significante symptomen op het gebied van de:
o Cognitieve functies, emotieregulaties, gedrag
o Uiting van een disfunctie in de psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen die ten
grondslag liggen aan het psychische functioneren
o Gaan gewoonlijk gepaard met significante lijdendruk en/of beperkingen in het functioneren op
sociaal of beroepsmatig gebied
Psychose: stoornis in de realiteitstoetsing
o Waan: stoornis in inhoud in denken
o Hallucinatie: sensorische gewaarwording zonder zintuiglijke input (kan in elke zintuiglijke
modaliteit)
Schizofrenie: hebben een psychose gehad (met wanen/hallucinaties), waarbij het functioneren (sterk)
verminderd is
o Langer durend: vaak opeenvolgende psychotische episoden zonder volledig herstel
o Vaak ook apathisch gedrag
o Géén meervoudige persoonlijkheidsstoornis
Drugs en alcohol zorgen voor verhoogde kans op recidive. Stoornis in psychoactieve stoffen:
o Directe gevolgen = invloed/intoxicatie
o Langere termijn; afhankelijkheid, hersenschade
o Deze stoffen kunnen óók leiden tot een psychose
Culpa in causa: zelf ook bijgedragen aan de schuld
Stemmingsstoornis: in de DSM-V vijf (of meer) symptomen die binnen dezelfde periode van 2 weken
aanwezig zijn geweest en wijzen op een verandering ten opzichte van het eerder functioneren
Manie: een duidelijke herkenbare periode met een abnormale en voortdurend verhoogde, expansieve of
prikkelbare stemming, gedurende ten minste één week (of elke duur indien opname in een ziekenhuis
noodzakelijk is)
Antisociale stoornis: diepgaand patroon van gebrek aan achting voor en schending van de rechten van
anderen, vanaf het 15e jaar aanwezig
,Hoorcollege 2 – Het juridisch kader
17/02/2021
Artikel 39 Sr: een verdachte is niet strafbaar wanneer het ten laste gelegde feit hem, ten gevolge van een
psychische stoornis, niet kan worden toegerekend
o Strafuitsluitingsgrond van de ontoerekeningsvatbaarheid
o Verschil tussen moment van delict en onderzoek
o Iemand moet ten tijde van het delict gehandeld hebben vanuit een psychische stoornis, zodanig
dat iemand ontoerekeningsvatbaar geacht kan worden
Binnen het strafrecht worden er allemaal verschillende termen gebruikt om ‘psychische stoornis’ te
gebruiken
Stoornis volgens de wet is iemand die lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling/ziekelijke stoornis
o Maar, sinds vorig jaar is de wettelijke terminologie veranderd voor het strafrecht niet per se
van belang (meer voor financiering etc.); wet forensische zorg: psychische stoornis,
verstandelijke handicap en/of psychogeriatrische aandoening
o Gebrekkige ontwikkeling: aangeboren afwijkingen of in de jeugd opgelopen gebreken die
psychische ontwikkeling meer structureel hebben verstoord
o Ziekelijke stoornis: verstoringen die tijdens het leven van een psychisch ‘gezond’ persoon zijn
opgetreden
De reden voor deze tweedeling is omdat de Wet er rekening mee houdt dat het begrip ‘stoornis’
fluctueert in de tijd (denk aan homoseksualiteit)
o Wetgever heeft willen voorkomen dat bij iedere gedragskundige ontwikkeling dat ook zou
moeten leiden tot een wetswijziging
Beoordeling door de strafrechter gaat op basis van een individuele beoordeling
o Tenlastelegging en wettelijke strafmaxima bepalen kaders bij de sanctietoemeting
o Inzicht in de oorzaak, de aard en de ernst van eventueel recidivegevaar
o Speciaal-preventieve effectiviteit bij de strafoplegging niet centraal
Strafrechtelijke positie van de getuige-deskundige
o Gevoelen betreffen hetgeen de wetenschap leert: moet zich baseren in zijn advies op basis van
wetenschappelijke observatie/kennis
o Omtrent datgene wat aan zijn oordeel onderworpen is; moet zich houden aan de vraagstukken
o Professionele, processuele en maatschappelijke onafhankelijkheid; geacht onafhankelijk te zijn
o Individuele toepasbaarheid van conclusies
o Hij moet een inschatting geven wat er met iemand aan de hand is, of dat ten tijde van het delict
ook een rol heeft gespeeld; kans op recidive?
Maar: allerlei redenen waarom hij er niet zicht op zou kunnen hebben belangrijk
dat de rechter dat weet! Dan zou de rechter allerlei andere deskundigen in kunnen
schakelen om hier verder onderzoek naar te kunnen doen
Forensische vraagstelling
STAP 1: Is er sprake van een psychische stoornis?
STAP 2: Was er sprake van de stoornis ten tijde van het delict?
o Voor rechter: begrijpen delict vanuit gezichtspunt van de verdachte (waarom maakt iemand
keuzes?) NIET hetzelfde als het goedpraten van een delict!
o In hoeverre belemmert de stoornis de verdachte in zijn vermogen de ongeoorloofdheid van zijn
handelen in te zien en hiernaar te handelen? Heeft iemand hetzelfde gedragsrepertoire als een
normaal mens om in die bepaalde situatie te handelen?
o Vraag rondom strafrechtelijke verantwoordelijkheid: niet alleen kijken naar de stoornis zelf,
maar hoe gaat iemand met die stoornis om?
o Inzicht in risico op herhaling, de omstandigheden meegenomen in de overweging
o Noodzaak en legitimatie van gedwongen behandelkader
Behandeling in het juridisch kader is géén vanzelfsprekendheid
STAP 3: Is er sprake van een causaal verband?
STAP 4: Advies omtrent (mate van) toerekeningsvatbaarheid?
STAP 5: Gevaarstaxatie vanuit pathologie?
Hierna volgt een advies
Toerekeningsvatbaarheid juridisch uitgangspunt hoeft niet te worden aangetoond
o Het betreft een relationeel begrip over de relatie stoornis/delict, geen statische, empirisch
meetbare eigenschap van de dader
, o Wet kent geen tussenvormen qua mate van toerekeningsvatbaarheid
Toerekeningsvatbaarheid is vooral in taal een graduele discussie; in hoeverre is iemand
toerekeningsvatbaar geweest en wat is de ernst geweest?
Dilemma: toerekeningsvatbaarheid als juridisch vraagstuk, maar beoordeling hiervan op basis van
gedragskundige expertise
Gedragskundige bezwaren tegen begrip ‘toerekeningsvatbaarheid’
De vrije wil bestaat niet maar toerekeningsvatbaarheid heeft niet te maken met vrije wil, maar met
rubricering van ernst van een bepaalde stoornis
Juridische terminologie sluit niet aan bij gedragskundige denkkader (multi-causaal)
Het betreft een normatief, niet-wetenschappelijk oordeel (grenzen van deskundigheid) terecht;
Geen empirische toetsbaarheid (3- of 5-puntschaal)
Stoornis speelt veelal een ondergeschikte rol in gevaarstaxatie (statistische benadering)
STAP 1: Is er sprake van een stoornis?
Objectiveerbaarheid (DSM-V)
Uitleg van specifieke beperkingen vanuit de stoornis bij deze onderzochte; delict is GEEN stoornis!
Pathologie en procespositie
STAP 2: Stoornis ten tijde van het ten laste gelegde?
Retrospectief onderzoek
Gedragskundige vertekeningen
Pathologie hoeft niet te worden uitgesloten (artikel 39 Sr)
STAP 3: Is er een causaal verband?
Causaliteitsvereiste
Welke specifieke kenmerken van de stoornis zijn aanwijsbaar in het ten laste gelegde?
o Op welke wijze en in welke mate werd de onderzochte hierdoor beperkt in zijn vermogen
juridisch relevante afwegingen & inschattingen te maken?
o Waarneming van de realiteit/vermogen/vermogen om keuzes en afwegingen te maken
Objectiveerbaarheid/procesbelangen
Juridisch relevante keuzemomemten
Culpa in causa
Indien bewezen: delict mag geen hoofdbestanddeel zijn bij diagnose!
Causaliteit en bewijs: tweefasenproces?
STAP 4: Toerekeningsvatbaarheid
Mate waarin een psychische stoornis bij het delict een beperkende rol heeft gespeeld
Mate van verwijtbaarheid aan de verdachte
Mate van individueel onderbouwd, pathologisch bepaald gevaar (aard, ernst, termijn) voor specifieke
delicten
Noodzaak, doel en strafrechtelijke legitimatie van gedwongen behandeling
STAP 5: Gevaarstaxatie
Individueel onderbouwde verwachting ten aanzien van toekomstig handelen
In het licht van eerder handelen, voor zover dit voortkomt uit een psychische stoornis
Die niet verwijtbaar tot stand is gekomen
En substantieel doorwerkt in het tenlastegelegde, indien bewezen
Graden van toerekeningsvatbaarheid
Volledig toerekeningsvatbaar: geen stoornis/geen doorwerking aantoonbaar
Enigszins verminderd toerekeningsvatbaar: ernstige stoornis/zwak verband of lichte stoornis
Verminderd toerekeningsvatbaar: ernstige stoornis/aanzienlijk verband
Sterk verminderd toerekeningsvatbaar: versterkt effect meerdere stoornissen, psychose, geen
psychotisch motief
Volledig ontoerekeningsvatbaar: volledig causaal verband
Individueel onderbouwde uitspraak per delict, ‘normatieve’ elementen, wetenschappelijke
ontwikkelingen, culturele factoren, verzachtende omstandigheden
o Toerekening en consequenties voor de strafmaat door de rechter
Hoorcollege 3 – Psychotische stoornissen
, Psychose
Een psychose is een psychiatrisch toestandsbeeld
Een psychose is een syndroom: een verzameling van symptomen
Een psychose is een toestand waarbij iemand zijn grip op, of contact met, de realiteit kwijt is
Psychotische symptomen zijn hallucinaties, wanen & desorganisatie in denken, taal, motoriek
(catatonie) en in gedrag
o Positief symptoom: symptomen die er extra bij komen maar er niet horen te zijn
o Negatief symptoom: symptomen die er niet zijn die er eigenlijk wel horen te zijn
Hallucinatie: zintuiglijke beleving die plaatsvindt zonder externe stimulus, kan op alle zintuigen
o Meestal auditief
o Normale vs. Abnormale hallucinaties
Wanen: dsm-5; wanen zijn vaste overtuigingen die niet ontvankelijk zijn voor verandering in het licht
van conflicterende evidentie.
o Bijvoorbeeld achtervolgingswaan, betrekkingswaan, somatisch, religieus.. etc.
o De meest bizarre wanen hebben meestal te maken met controleverlies
o Wel vs. Niet-bizarre wanen
Desorganisatie, in:
o Denken: voor anderen onnavolgbaar, associatief
o Handelen: moeite hebben met logische volgorde in handelen en taken afmaken
o Emoties: ongepast huilen of lachen, afstemmen op sociale context
o Motoriek: catatonie
Delusion-like beliefs: ook waanachtige denkbeelden zijn relatief veelvoorkomend in de algemene
populatie
Epidemiologie
Prevalentiecijfers: 3000-6000 nieuwe patiënten per jaar
o 8%: psychotische ervaringen
o 4%: psychotische symptomen
o 2-3-%: psychotische stoornis
o 0.6-0.7%: schizofrenie
Risicofactoren voor het ontwikkelen van een psychose: erfelijkheid, trauma’s, cannabis, opgroeien in de
stad, migratie/etnische minderheid
Psychotische stoornis nu
DSM-V categorie: schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
o Waanstoornis
o Kortdurende psychotische stoornis
o Schizofreniforme stoornis
o Schizofrenie
o Schizoaffectieve stoornis
o Psychotische stoornis door middel/drug/somatische aandoening
Vaststellen van een psychotische stoornis door: gespreksvoering, observaties, informatie van derden en
gestandaardiseerde meetinstrumenten
o Uitgebreid uitvragen van psychotische symptomen
o Doel: bepalen of een persoon voldoet aan de criteria voor “at risk mental state”
Uitsluiten of bevestigen van een acute psychose
Over een bepaalde periode allerlei psychopathologie en het functioneren in kaart
brengen, bij jonge mensen met een ultra hoog risico op een psychose
Positieve symptomen: die er wel zijn maar er niet horen te zijn (hallucinaties, wanen, desorganisatie)
Negatieve symptomen: die er niet zijn, maar eigenlijk wel horen te zijn (afgevlakt effect, passiviteit,
verlies van plezier, apathisch gedrag, sociaal terugtrekken, initatiefverlies, stereotype denken,
spraakarmoede, verminderd doelgericht gedrag, aandachtsproblemen)
Geen psychotische stoornissen: schizotypische/schizoïde persoonlijkheidsstoornis.
Psychotische symptomen bij andere stoornissen: depressieve/bipolaire stoornis, autisme