MEMO GESCHIEDENIS
TIJD VAN JAGERS EN BOEREN (TOT 3000 V.C)
1. De levenswijze van jagers-verzamelaars
Wanneer jagers en verzamelaars niet meer genoeg
voedsel in hun leefomgeving hadden, trokken ze
verder. Ze woonden in grotten, hutten en tenten gemaakt van dierenhuiden. In groepen van
20-30 mensen, sociale verschillen waren klein.
Mannen jaagden en maakten gereedschap
Vrouwen verzamelde voedsel maakte huiden schoon, en lette op de kinderen
Homo sapiens (moderne mens sinds 140.000 v.C.) maakte in vergelijking met voorgangers
meer gespecialiseerde gereedschappen en kunstwerken. In de prehistorie maakten deze
mensensoort grotschilderingen omdat ze geen schrift kende.
2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
De overgang van landbouw ontstond toen de laatste ijstijd op zijn einde liep (12.000 v.C.). Er
zijn 2 verschillende oorzaken waarom men voor een lange tijd ging vestigen:
Er was een klimaatverandering, er was vruchtbare grond en mensen wouden niet
meer wegtrekken ook al werd het weer enigszins kouder, ze zochten een oplossing
hiervoor een gingen zelf verbouwen
De bevolking groeide zo snel dat de natuur het niet kon bijhouden, men was daarom
gedwongen om zelf gewassen te verbouwen
Andere werelddelen hadden landbouw ook uitgevonden, door de ingrijpende gevolgen van
de overgang naar boerenbestaan, noemde men het een agrarische revolutie. Een
verandering van een zwervend naar een vast bestaan, gevolgen zijn:
Boeren produceerde op dezelfde oppervlakte voor 60-100 personen meer
Geboortecijfer steeg, vrouwen konden sneller achter elkaar kinderen krijgen
Rond 7500 v.C. begon men met veeteelt
Nieuwe steentijd: weven, potten, bakken en de productie van gepolijst steen, eerst
brons (bronstijd) en toen ijzer (ijzertijd)
Akkers vormden in plaats van bossen en er verschenen meer dorpen men paste de
omgeving aan
Mensen die overstapten op landbouw waren vaak minder gezond:
Infectieziektes (veel mensen) en misvorming (zware lichamelijke arbeid)
Waren kleiner en jongere levensverwachting dan jagers en verzamelaars
Voedsel was erg eenzijdig, en bij mislukte oogst was er honger snood
Sociale ongelijkheid
3. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
De eerste steden ontstonden in Soemerië (Ur, huidige Irak) rond 3300 v.C. Dit was mogelijk
door overstromingen van de Tigris en Eufraat. Hierdoor werd vruchtbare grond gevormd en
moesten boeren hun akkers wel kunstmatig irrigeren. De overvloedige oogsten zorgde voor
het groeien van de bevolking. Men kon zich gaan specialiseren leerlooier, pottenbakker,
kleermaker, smid, koopman (handelden, welvarende en invloedrijke groep) en priesters.
,Er ontstond een stedelijke samenleving met een arbeidsverdeling en hiërarchie. Er kwamen
verschillende socialen lagen. Boeren stonden onderaan. De steden hadden goede
bestuurders nodig: zij beschermde de stad tegen vijanden en lieten irrigatiesystemen
onderhouden later werden zij erfelijke koningen.
De ontwikkeling van steden en het schrift verliep tegelijk. Voor het besturen van steden was
het schrift een ideaal hulpmiddel, voor een goede administratie. De beheersing van het
schrift was niet makkelijk en kon door maar een klein aantal gelezen worden. Dit veranderde
geleidelijk en werd daarmee en essentieel onderdeel van de menselijke cultuur. De
prehistorie eindigde hier en was in elk land dus verschillend.
, TIJD VAN GRIEKEN EN ROMEINEN (3000 V.C – 500 N.C)
4. De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en
politiek in de Griekse stadstaat
Vanaf 850 v.C. ontstonden er verschillende polis, deze vormden samen het Atheens poleis.
Dit was autarkisch (zelfvoorzienend) en autonoom (vrij van extern bestuur, zelfstandig).
Er zijn verschillende soorten manieren om te besturen: monarchie, 1 persoon, tirannie, 1
persoon door staatsgreep, aristocratie, regering van adel, oligarchie, groep niet adel en
democratie, een bevolking met rechten. De democratie in de Griekse stadstaat:
- Raad van 500
- Volksjury
- Volksvergadering
- 10 strategen ostracisme
Pluto, Aristoteles en Socrates wouden de wereld op een rationele manier ontdekken.
5. De groei van het Romeins imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa
verspreidde
Er werd een Republiek gesticht zodat niet 1 iemand alle macht zou hebben:
- Senaat = vergadering machtigste families
- Consul = 2 leden met de meeste macht samen
- Volksvergadering = stemrecht kon weten keuren
- 10 volkstribunen = onderzochten de wet
Er was een groot verschil tussen de patriciërs (hoogste) en plebejers (laagste). Julius Caesar
greep macht en gaf het door aan zijn neef Augustuswanneer hij werd vermoord. Het werd
toen weer een monarchie (Pax Romana = relatieve vrede). Er werd veel uitgebreid aan het
keizerrijk van Augustus, waar Rome als stadstaat begon ontstond een Romeins imperium.
Door deze expansie verspreidde de Grieks-Romeinse cultuur, we spreken dan van
romanisering.
6. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
In de 4e en 5e eeuw voor Christus ontwikkelden de Grieken hun bouwkunst en
beeldhouwkunst tot op hoog niveau. Gebouwen hadden een fronton, balk, dwarsbalk
(architraaf), kapiteel en zuilen. Het wordt klassieke kunst genoemd omdat het altijd waarde
bleef hebben.
7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van
Noordwest-Europa
Steeds meer Germanen uit Noordwest-Europa drongen het Romeinse Rijk binnen. Keizer
Theodosius splitte het Rijk in tweeën en verdeelde het over twee zonen. Het Rijk was te
groot geworden om goed te besturen. Het West-Romeinse Rijk bleef problemen hebben met
de volksverhuizingen van de Germanen. Dit zorgde ervoor dat handel en ambacht verdween
en dit resulteerde in het einde van het West-Romeinse Rijk in 476. Constantinopel,
vernoemd naar Constantijn (zoon Theodosius) werd de hoofdstad van het Oost-Romeinse
Rijk. Dit zorgde voor een oosters schisma met Rome. Het Oost-Romeinse Rijk is uiteindelijk
in 1453 overgenomen door de Turken.