Samenvatting portaal
Hoofdstuk 1
Taalonderwijs
- Taal is er om jezelf uit te drukken en om contact te maken met anderen.
Kernfuncties
1. Kwalificatie
Eigen maken van kennis, vaardigheden en houdingen die je nodig hebt in de
maatschappij (denk aan beroep).
2. Socialisatie
Voorbereiding voor leven als lid van gemeenschap, denk aan cultuurkenmerken
(tradities, gewoonten en regels).
3. Subjectivering
Vorming van persoon, bewust worden van verantwoordelijkheden, aangesproken
voelen door omgeving, de vraag hierbij: is wat ik wens ook wenselijke voor de wereld
om mij heen?
Visies op taal
Traditioneel taalonderwijs
Kern: nadruk op schriftelijk onderwijs, apart aanbieden van doeldomeinen: luisteren,
spreken, lezen, schrijven, taalmethode wordt precies nagevolgd
Voordeel: overzichtelijk
Nadeel: aandacht voor domeinen is niet in evenwicht.
Thematisch cursorisch
Kern: thematisch aanbieden, betekenisvolle context
Voordeel: leerlingen ervaren de lessen als zinvol
Nadeel: Kost veel tijd, moeilijk om een balans te vinden tussen thematisch en cursorisch.
Taal bij alle vakken
Kern: taal gebruiken voor het leren van nieuwe inhouden
Voordeel: de taal wordt gebruikt in een betekenisvolle situatie
Nadeel: bepaalde taalonderdelen komen niet goed uit de verf, kan soms beter cursorisch
aangeboden worden.
Communicatief taalonderwijs
Kern: met het oog op een specifiek onderwerp vanuit de praktijk, vooral focussen op een
boodschap overbrengen doormiddel van spreken of schrijven en minder op de correctheid
van de taal
Voordeel: werken vanuit deze visie zorgt ervoor dat de leerlingen gemotiveerd raken over de
gekozen situaties
Nadeel: als deze situaties steeds moeten worden gekozen door de leerkracht kunnen de
onderwerpen waarover de lessen gaan onnatuurlijk of gedwongen voelen.
Whole-languagebenadering
Kern: taal wordt als geheel aangeboden, er wordt waarde gehecht aan wat kinderen
vertellen, leren door taal te gebruiken.
,Strategisch taalonderwijs
Kern: met stappenplan werken
Voordeel: leerlingen krijgen gemakkelijk grip op de taal
Nadeel: het stappenplan wordt een doel op zich i.p.v. de taaldoelen
Taakgericht taalonderwijs
Kern: niet alleen taal leren om taken uit te voeren, maar taken uitvoeren om taal te leren
Voordeel: werken vanuit deze visie zorgt ervoor dat de leerlingen gemotiveerd raken over de
gekozen situaties, de taal wordt gebruikt in een betekenisvolle situatie
Nadeel: als deze situaties steeds moeten worden gekozen door de leerkracht kunnen de
onderwerpen waarover de lessen gaan onnatuurlijk of gedwongen voelen, bepaalde
taalonderdelen komen niet goed uit de verf, kan soms beter cursorisch aangeboden worden.
Interactief taalonderwijs
Kern: betekenisvol, sociaal, strategisch. Voegt veel van de hiervoor genoemde visies samen,
met uitzondering van het traditionele onderwijs. Meeste methodes van nu hebben
interactief taalonderwijs als uitgangspunt. Drie pijlers:
1. Betekenisvol leren: kinderen leren in contexten
2. Sociaal leren: kinderen leren in samenspraak en samenwerking
3. Strategisch leren: kinderen leren concrete strategieën
Inhoud taalonderwijs op de basisschool:
- De kerndoelen geven aan welk aanbod een school moet realiseren.
- Dit zegt nog niks over het niveau van de leerlingen.
- In het referentiekader taal en rekenen staat beschreven wat leerlingen op
verschillende momenten moeten kennen en kunnen. Hierbij zijn 4 domeinen:
1. Mondelinge taalvaardigheid
2. Lezen
3. Schrijven
4. Begrippenlijst en taalverzorging
Incidenteel – spontaan en onbedoeld leren
Intentioneel – bewust opzoek naar kennis
Instructieve leersituaties – leerlingen leren via directe instructie
, Constructieve leersituaties – leraar gaat in op leervragen van leerlingen en bied via ankers
taalactiviteiten aan.
Ankers – rijke, probleemgeoriënteerde contexten die functioneren als kennisbron
- Hier moet de leraar een balans tussen vinden, de keuze is afhankelijk van:
- Visie op taalonderwijs en de inhoud van de leerstof
Leraar moet dit kunnen:
- Weten vanuit welke uitgangspunten de gehanteerde methode is geschreven
- Materiaal uit verschillende methoden gebruiken
- Buiten methode om lessen kunnen geven
- Reflecteren op zijn handelen
- Gemaakte keuzes kunnen verantwoorden
Goed taalonderwijs moet aan de volgende punten voldoen:
1. Bedoeld voor iedereen en is kindgericht
2. Het moet sprankelen
3. Doel en middel zijn
4. Balans van aandacht voor deelvaardigheden en voor het geheel
5. Doelgericht
6. Betekenisvol en functioneel
7. Taalontwikkelend
8. Gericht op bedoeling, proces en effect
9. Moet interactief zijn
Preverbale voorwaarden (niet in Portaal wel getoetst)
Een voorwaarde is iets waar je aan moet voldoen voordat je iets anders kan doen.
Wat heb je als kind nodig voor je gaat praten?
Een goed gehoor voor de structuren in de klanken.
Auditieve gerichtheid, ondanks dat geluiden om je heen luisteren, geluiden
selecteren die je wilt horen – je moet je focussen.
Een goed zicht, voor bijvoorbeeld liplezen (je moet iemand zien praten).
Visuele gerichtheid: Tactiel – door aanrakingen is iets waarneembaar. Aanraken,
voelen, iets in je mond stoppen.
Motorische beheersing heeft te maken met spieren in je mond, mond in bepaalde
standen zetten zodat je geluid kan produceren.
Intellectuele en neurologische ontwikkeling: De bedrading moet werken, intelligent
genoeg zijn om het te kunnen. Hersenen, oren, ogen, je mond en je vingers.
Summatief:
Geeft zich over het eindresultaat
Beoordeling zonder uitgebreide toelichting
Denk aan toets
Formatief:
Geeft zich op proces en eindresultaat
Beoordeling van proces, tussendoelen en eindresultaat
Goed taalonderwijs: