Samenvatting M1.1 Diagnostiek
Samenvatting diagnostiek
Inhoudsopgave
HOORCOLLEGE 1...........................................................................................................................................................1
PROBLEEM 1: ONWIL OF ONKUNDE?......................................................................................................................3
LITERATUUR.....................................................................................................................................................................3
LEERDOELEN.....................................................................................................................................................................3
1. Wat is de relatie tussen cognitief functioneren en gedragsproblemen?..................................................................3
2. Hoe kun je achter de onderliggende oorzaken van psychopathologie komen als diagnosticus? (Classificatie,
testdiagnostiek)..........................................................................................................................................................22
3. Wat zegt een IQ-score? (Mogelijkheden en beperkingen).....................................................................................28
TOEPASSINGSOPDRACHT 1..............................................................................................................................................31
PROBLEEM 2: VAN JE OUDERS MOET JE HET HEBBEN (INTERGENERATIONELE OVERDRACHT) 32
LITERATUUR...................................................................................................................................................................32
LEERDOELEN...................................................................................................................................................................32
1. Wat is de rol van (psychiatrische) problemen van ouders op de ontwikkeling van het kind en hoe wordt dit
verklaard?..................................................................................................................................................................32
2. Waar houd je rekening mee in de gezinsdiagnostiek en hoe voer je het uit?........................................................44
TOEPASSINGSOPDRACHT 2..............................................................................................................................................52
HOORCOLLEGE 2: ONTWIKKELINGSTRAUMA, VAN GENERATIE OP GENERATIE..............................53
PROBLEEM 3: BLACK AND WHITE NOISE (CULTURELE DIVERTSITEIT).................................................56
LITERATUUR...................................................................................................................................................................56
LEERDOELEN:.................................................................................................................................................................56
1. Wat zijn culturele verschillen in psychische problemen? (Prevalentie, beleving en uitingsvorm).......................56
2. Wat zijn beperkingen en mogelijkheden in testgebruik? (Afgestemd op cultuur)..................................................59
3. Hoe moet een diagnosticus zich opstellen (houding) en hoe kun je cultuurbewust hulpverlenen?.......................76
TOEPASSINGSOPDRACHT 3..............................................................................................................................................83
HOORCOLLEGE 3: DIAGNOSTIEK IN DE INTERCULTURELE KINDER/JEUGD GGZ..............................85
PROBLEEM 4: JIJ BENT ER VROEG BIJ!................................................................................................................90
LITERATUUR...................................................................................................................................................................90
LEERDOELEN...................................................................................................................................................................90
1. Welke aandachtspunten zijn van belang bij het diagnostiek testen van jonge kinderen en hoe verricht je de
diagnostiek bij jonge kinderen?.................................................................................................................................90
2. Welke psychiatrische stoornissen kun je bij jonge kinderen diagnosticeren en hoe doe je dat?..........................98
3. Hoe stabiel zijn diagnoses en problemen over tijd en hoe goed voorspellen problemen in de kindertijd de
problemen op latere leeftijd?...................................................................................................................................109
TOEPASSINGSOPDRACHT 4............................................................................................................................................116
INSTRUMENTEN..........................................................................................................................................................118
Hoorcollege 1
1
,Samenvatting M1.1 Diagnostiek
Diagnostiek:
- Onderkennen, verhelderen, verklaren, aangrijpingspunt voor behandeling
- Observatie, testen, adviseren, diagnose
- Diverse materialen, verschillende methodes, multidisciplinair
Classificatie vs diagnostiek
Classificatie is niet hetzelfde als diagnostiek. Er is steeds meer kritiek op het gebruik
van classificatie (labelen). Het is belangrijk om te kijken naar het individu achter de
classificatie.
Classificatie = een onderdeel van het diagnostisch proces. Het is het onderbrengen
van symptomen in een categorie vaal aan de hand van de DSM-5 of ander
classificatiesysteem.
Diagnostiek = het verkrijgen van een uniek, gedetailleerd en compleet beeld van de
problematiek van een specifiek individu op een specifiek moment. Met als doel
indicatiestelling en behandeling te bevorderen. Diagnostiek vraagt om een holistische
theorie van de persoon, waarbij verklaringen van de klachten gezocht wordt in
keergeschiedenis, biologische en omgevingsfactoren.
Een veelgemaakte fout is cirkelredenering en daaraan gerelateerd
verdinglijking/reïficatie: het construct wordt gezien als oorzaak van het gedrag. Bv.
kind is somber want het heeft een depressie.
Systematische diagnostiek
Valkuilen: benadering vanuit eigen referentiekader (beschikbaarheidsdiagnostiek) en
beoordelingsfouten die zorgen voor de onjuiste interventies.
Diagnostische cyclus (De Bruyn, 2009):
De diagnostische cyclus is slechts een variant binnen
een ruimere familie van prescriptieve modellen. Het
zijn conceptuele ordeningskaders die niet uitgewerkt
zijn op het niveau van concrete voorschriften en
regels
2
,Samenvatting M1.1 Diagnostiek
Beroepscode NVO
Soorten hypothesen
Onderkennende hypothesen: gaat meer op zoek naar een classificatie (is er sprake
van…)
Verklarende hypothesen: gaat naar de onderliggende factoren
Kortom:
Het is belangrijk om op systematische wijze te werk te gaan.
Meten = weten, maar diagnostiek ≠ classificatie en diagnostiek ≠ testen.
Integratie van informatie is belangrijk.
Probleem 1: onwil of onkunde?
Literatuur
- Didden (algemene inleiding, H1, 7, alleen relevante delen van 17 en 18)
- Dosen (H17) - Ponsioen
- Crocker - Emerson - Flynn
- Plomin - Goodman -
Schuiringa
Leerdoelen
1. Wat is de relatie tussen cognitief functioneren en gedragsproblemen?
Diagnostische criteria voor verstandelijke beperkingen (DSM-5)
Deficiënties in de intellectuele functies, zoals redeneren, problemen oplossen,
plannen, abstract denken, oordelen, schools leren en leren door ervaringen, wat
bevestigd moet worden door zowel een klinische beoordeling als een
geïndividualiseerde, gestandaardiseerde intelligentietest.
Deficiënties in het adaptieve functioneren die ertoe leiden dat de betrokkene
niet kan voldoen aan de ontwikkelings- en sociaal-culturele standaarden van
persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid. Zonder
blijvende ondersteuning beperken de deficiënties in het aanpassingsvermogen
het functioneren in een of meer aspecten van het dagelijks leven, waaronder
communicatie, deelname aan het sociale leven, schools of beroepsmatig
functioneren, en persoonlijke onafhankelijkheid thuis of in de directe sociale
omgeving.
De deficiënties in de verstandelijke functies en het aanpassingsvermogen
beginnen gedurende de ontwikkelingsperiode.
Lichte VB IQ tussen 50-70 ontwikkelingsleeftijd tussen 9-12 jaar
Matige ernstige VB tussen 35-50 ontwikkelingsleeftijd tussen 4-7 jaar
Ernstige VB tussen 20-35 ontwikkelingsleeftijd tussen 3-5 jaar
Zeer ernstige VB < 20 ontwikkelingsleeftijd onder 3 jaar
3
, Samenvatting M1.1 Diagnostiek
Didden (2017)
Hoofdstuk 1
Mensen met een lichte verstandelijke beperking (LvB) hebben een verhoogde kans om
een psychische stoornis te ontwikkelen. Zij moeten leven in een toenemend
ingewikkelde maatschappij die hoge eisen stelt aan hun cognitieve en adaptieve
vaardigheden. Wanneer er ook nog eens onvoldoende steun is vanuit het eigen
netwerk, is de kans op een stoornis groot.
Prevalentie
De kans op psychische stoornissen is groter bij mensen met LvB omdat:
- Het aantal risicofactoren is groter en de beschermende factoren kleiner. Hoe
meer risicofactoren, hoe groter de kans op een psychische stoornis.
Risicofactoren: de beperkingen in sociale en probleemoplossingsvaardigheden,
in de affectregulatie en in het aanpassingsvermogen.
- Bij mensen met LvB komen veel vaker somatische en genetische afwijkingen
voor en deze hangen samen met een psychische stoornis.
Beperkingen in het intellectuele en adaptieve functioneren, onderdelen van de
DSM-5-classificatie van een verstandelijke beperking, spelen hierbij ook een rol.
Het gaat hier om problemen met de informatieverwerking, de aandacht en de
zelfredzaamheid die deze mensen vatbaar maken voor een psychische stoornis.
Biopsychosociale model en integratieve benadering
Een psychische stoornis is het gevolg van ingewikkeld samenspel van genetische
factoren, persoonlijkheidskenmerken en omgevingsinvloeden. Het resultaat
van een transactioneel proces tussen individu en omgeving. Het functioneren van
mensen - inclusief de geestelijke gezondheid - wordt bepaald door biologische of
somatische factoren (bijvoorbeeld temperament, genetische afwijking), sociale
factoren (opvoedingsgeschiedenis, netwerk), individuele kenmerken (persoonlijkheid,
draagkracht en redzaamheid, motivatie), eisen vanuit de omgeving (draaglast) en
mate waarin mensen ondersteuning krijgen (compensatie}. Psychische stoornissen
komen voort uit een individueel bepaalde interactie tussen risico- en beschermende
factoren op biologisch, psychologisch en sociaal vlak.
Bij mensen met LvB is vooral de emotionele ontwikkeling belangrijk.
Problematische levensloop en interactie risicofacotren
Mensen met LvB hebben gemiddeld genomen een problematischer levensloop en in de
loop van hun leven treden een aantal risicofactoren op die de kans vergroten op het
ontwikkelen van problemen met de geestelijke gezondheid (niet IQ maar lage SES was
de oorzaak).
Oorzaken van een lichte verstandelijke beperking
Two group approach (geen scherpe afbakening tussen de twee groepen):
Familiair-culturele oorzaken. Verhoogde kans op LVB als ouders en/of de broer
en/of zus ook LVB hebben. Gezinsleden hebben naast hun genetische aanleg
ook hun fysieke en sociale omgeving gemeen: dus ook bv verwaarlozing en/of
mishandeling door ouders (risicofactor voor LVB). Bij veel kinderen met LVB is
sprake geweest van neonatale en obstetrische complicaties, zoals
vroeggeboorte, en epilepsie, cerebrale parese of een syndroom.
Neurobiologische oorzaken. Geringe invloed van sociale omgeving.
Oorzaak vooral somatisch (prenataal), oververtegenwoordiging van
geboortecomplicaties (laag geboortegewicht, vroeggeboorte).
Psychische stoornissen versus transdiagnostische factoren
4