Samenvatting Basiskennis
Taalonderwijs
Hoofdstuk 2 Taalonderwijs en taal
Er zitten veel verschillende aspecten aan taalonderwijs, bijvoorbeeld mondelinge taalvaardigheid,
tekstschrijven, begrijpend lezen, spelling, woordenschat, taalbeschouwing etc. Je kunt dit in
samenhang aanbieden (lees casus taalronde, blz. 18), maar vaak worden de verschillende aspecten
geïsoleerd aangeboden.
Paragraaf 2.1 Taalonderwijs
2.1.1 Belang taalonderwijs
In alle situaties waarin kinderen in contact komen met anderen, ontwikkelen ze taalvaardigheid.
Waarom zou je taal nog op school aanbieden als kinderen spontaan leren? Argumenten:
1. Schriftelijke taalvaardigheid leren kinderen niet spontaan.
Soms leert een kind wel spontaan lezen en schrijven, meestal niet. Zeker de taalzwakkere
niet.
2. Niet alle kinderen kunnen zich zelfstandig een bepaald niveau van taalvaardigheid eigen
maken.
Er zijn kinderen met een andere moedertaal dan Standaardnederlands. Deze kinderen
hebben een achterstand, doe je daar niks aan dan wordt dat groter. Je moet bijv. bij deze
kinderen meer aandacht besteden aan elementaire communicatie en het vergroten van
woordenschat. Geldt ook voor taalzwakkeren.
3. Op school leer je een ander soort taalgebruik dan in het dagelijks leven.
Op school wordt Standaardnederlands gesproken. Dit is een wat officiëlere taal, nadruk op
goed formuleren en verzorgd spreken. Op school leer je de regels. Ook leer je schooltaal
(thema, persoonsvorm etc.) en uitdrukkingen die minder gangbaar zijn (over het paard getild
zijn). Alle regels, woorden en begrippen maakt een kind zich niet zo maar eigen
Taalonderwijs.
4. Bepaalde taalvormen leer je alleen met behulp van het taalonderwijs.
Veel kinderen kunnen geen brief schrijven zonder hulp of een samenvatting maken. Als
kinderen brieven moeten schrijven (communicatiemiddel) of verslagen moeten maken, gaat
het vooral om de inhoud en niet om de manier van vastleggen. Binnen taalonderwijs is er wel
ruimte om kinderen de regels van bepaalde taalvormen bij te brengen.
5. Als je kinderen plezier in het lezen van boeken wilt bijbrengen, dan moet je daar apart
aandacht aan besteden.
Belangrijke doelstelling: kinderen moeten met plezier lezen. Je kunt het plezier in lezen
alleen bevorderen als je kinderen op zijn minst in aanraking brengt met boeken. Het plezier
in lezen van boeken kun je nog verdiepen door gericht aandacht te besteden aan
bijzonderheden van teksten. Daar heb je dus apart onderwijs in jeugdliteratuur voor nodig.
2.1.2 Taalonderwijs op de basisschool
Op de meeste basisscholen wordt het taalonderwijs vrijwel altijd opgesplitst in verschillende
onderdelen of domeinen en hierbij wordt meestal een methode gebruikt. Bij het taalonderwijs ligt de
nadruk sterk op het schriftelijk taalgebruik en vaak staat de taalvorm centaal: hoe schrijf je woorden,
,hoe zijn woorden opgebouwd of hoe zitten zinnen in elkaar. Je ben als leerkracht sterk georiënteerd
op correct taalgebruik. Taalonderwijs is veel schrijven en overschrijven.
Traditioneel taalonderwijs lesgeven met behulp van een methode.
In de kerndoelen is taalonderwijs opgenomen. Hierbij wordt de volgende onderverdeling
aangehouden:
Mondeling onderwijs
Schriftelijk onderwijs
Taalbeschouwing, waaronder strategieën
Wij gebruiken nog een verfijndere verdeling van de domeinen:
Mondelinge taalvaardigheid
Spreken en luisteren, het voeren van mondelinge gespreksvormen. Lln. doen ervaring op met
bepaalde mondelinge taalvormen (spreekbeurt) en ze leren om bepaalde spreek- en
luisterstrategieën te hanteren.
Woordenschat
Aanleren van de betekenis van nieuwe woorden, uitdrukkingen, zegswijzen en
spreekwoorden. Lln. leren strategieën om achter de betekenis van onbekende woorden te
komen. Hangt samen met mondelinge taalvaardigheid.
Beginnende geletterdheid
Het vermogen om schriftelijke taal te begrijpen en te gebruiken. De ontwikkeling van
geletterdheid kent drie stadia: ontluikende (voorschoolse periode), beginnende (groep 1,2,3)
en gevorderde (na groep 3) geletterdheid. Belangrijk onderdeel bij beginnende geletterdheid
is aanvankelijk lezen (beginselen van het leren lezen), hierna volgt voortgezet lezen.
Voortgezet technisch lezen
Volgt na aanvankelijk lezen. Technisch lezen is het ontcijferen van letters en het hardop lezen
van woorden, maar ook efficiënte leesstrategieën. Doel: decoderen van teksten. Het gaat dus
alleen om het vlot en nauwkeurig lezen. Dit wordt geoefend met niveaulezen.
Begrijpend lezen
Andere vorm van voortgezet lezen. Gaat om begrijpen van tekst, achterhalen van de
bedoeling. Je kunt hier achter komen door vragen te stellen aan de lln.
Stellen
Schrijven van teksten. Kinderen moeten dit kunnen bij verschillende tekstsoorten.
Jeugdliteratuur
‘Literair’ in ruimere zin. Het gaat om jeugdboeken in ruime zin en omvat zowel informatieve
boeken als fictie. Het doel is lln. in aanraking te brengen met verschillende literaire genres,
hun literaire smaak te ontwikkelen en ze te laten genieten van het lezen van jeugdboeken.
Taalbeschouwing
Lln. leren te reflecteren op de taalvorm, de manier waarop iets wordt verwoord en het
gebruik van taal. Het gaat erom dat kinderen in de vorm van taal bijzonderheden en
regelmaat ontdekken. Belangrijk onderdeel: traditionele grammatica (zinsontleding,
woordsoorten benoemen. Daarnaast: algemene taalverschijnselen (kantelen op twee
manieren uitspreken).
Spelling
De meest voorkomende woorden correct kunnen schrijven en de belangrijkste
spellingsregels kunnen toepassen. Ook interpunctie.
, Paragraaf 2.2 Het taalsysteem
Taal is communicatie. We gebruiken het om ideeën, ervaringen en meningen over te brengen of om
onze gedachten te ordenen of onze gevoelens te uitten. Taal heeft dus verschillende functies.
2.2.1 Functies van taal
We onderscheiden verschillende functies van taal:
De communicatieve of sociale taalfunctie
d.m.v. taal maken we contact met andere mensen. We gebruiken taal als
communicatiemiddel. Een spreker wil steeds een boodschap doorgeven aan de hoorder. We
spreken ook wel van de sociale functie van taal. Dat begrip geeft meer aan dat het bij talige
communicatie gaat om de interactie tussen mensen. Er zijn verschillende soorten sociale
taalfuncties (zelfhandhaving, zelfsturing, sturing van anderen en structurering van het
gesprek).
De conceptualiserende of cognitieve functie
Je gebruikt taal als een hulpmiddel om je gedachten te ordenen en greep te krijgen op de
werkelijkheid. Dit kan gebeuren als je een mening moet geven over een onderwerp waar je
nog niet veel vanaf weet. Al zoekend naar woorden krijg je vaak meer greep op de zaak. Je
gebruikt taal om de werkelijkheid om je heen te orderenen. We kennen de volgende drie
cognitieve taalfuncties:
- Rapporteren Dit doe je wanneer je een verslag doet van iets wat in de werkelijkheid
voorkomt. Je kunt dingen benoemen, beschrijven en misschien ook vergelijken.
- Rederneren Je gaat een stapje verder dan beschrijven, want je bewerkt de
gebeurtenis door een extra denkstap in te bouwen, bijvoorbeeld chronologisch
orderenen. (conclusies trekken, relatie tussen middel-doel leggen, relatie tussen oorzaak-
gevolg leggen, probleem oplossen)
- Projecteren Je probeert je te verplaatsen in de gedachten en gevoelens van iemand
anders.
De expressieve taalfunctie
Mensen gebruiken taal ook om te experimenteren, om hun gevoelens te uitten, om iets te
zeggen dat anderen nog niet eerder zo gezegd hebben. Je kunt taal gebruiken als
expressiemiddel.
2.2.2 De verschillende niveaus van taal
De menselijke taal onderscheidt zich van alle andere taalsystemen, doordat het gebonden is aan
bepaalde regels. Je kunt fouten maken op de verschillende niveaus van taal:
Niveau Regels voor
Fonologisch niveau Uitspraak
Morfologisch niveau Opbouw van woorden
Syntactisch niveau Volgorde van woorden
Semantisch niveau Betekenis
Pragmatisch niveau Gebruik
Orthografisch niveau Spelling
Een ander belangrijk kenmerk van ons taalsysteem is dat we in principe een oneindig aantal
taaluitingen kunnen produceren. Dat komt doordat tal een recursief systeem is. Dat houdt in dat een
element van de taal weer eenzelfde element van de taal kan bevatten. Bijv. Ik vermoed dat hij liegt