Samenvatting Maw a5a periode 2
6.2
Bij samenwerking is er sprake van een gezamelijk doel. Samenwerking: het proces waarin
individuen, groepen en/of staten relaties vormen om hun handelen op elkaar af te stemmen voor
een gemeenschappelijk doel. Voor jager-verzamelaars was zo’nn doel bijvoorbeeld het bemachtigen
van een prooi, zoals een hert of bizon.
Van deze tijd zien we dat leerlingen gezamelijk aan een project werken, als politieke partijen samen
in een regering zitten en als landen met elkaar samenwerken zoals de Europese Unie. Samenwerking
kan positieve gevolgen hebben voor de sociale cohesie. Samenwerking vindt dus plaats op
verschillende niveaus: micro, meso en macroniveau. Sommige samenwerkingen zijn bedoeld voor
lange termijn en sommige voor korte. Aan samenwerking van langere duur gaan vaak
onderhandelingen, afspraken en contracten vooraf.
Er zijn verschillende redenen waarom actoren kiezen voor samenwerking, zoals samen staan we
sterken en profiteren van sterke punten van een ander. In het eerste geval kan je denken aan een
staking. Ze maken met vele mensen gebruik van de macht van het getal.
Voor samenwerking moeten mensen ook vaak wat opgeven, zoals tijd of geld. Ook hebben ze niet
helemaal precies hetzelfde ideaal of hetzelfde doel en daar moeten ze dus ook iets van inleveren.
Samenwerking is een kwestie van geven en van nemen. Ook is vertrouwen een belangrijke acceptie
voor samenwerking. Ze moeten elkaar sowieso niet wantrouwen. Als ze elkaar wantrouwen kan dat
negatieve gevolgen hebben voor het bereiken van het gemeenschappelijk doel (maken van een
werkstuk met een leerling die je niet vertrouwt). Daarom moeten actoren goed nadenken voordat ze
gaan samenwerken: willen we iets opgeven van onze eigen doelen en vertrouwen we de actoren met
wie we gaan samenwerken?
Mensen kunnen ook in conflict met elkaar komen. Conflict: een situatie waarin individuen, groepen
en/of staten elkaar tegen werken om eigen doelen te bereiken. Als actoren hun eigen doel willen
behalen ten koste van anderen is er sprake van een conflict. Samenwerking is het tegenovergestelde
van conflict. Je kan in conflict komen met een docent over je houding in de les. Macht en verschillen
in macht spelen tussen actoren vaak een rol bij conflicten. Een docent heeft meer te zeggen dan een
leerling, werknemers gaan staken en komen zo in opstand tegen de macht van hun werkgever en
Frankrijk en Duitsland wilden allebei hun macht vergroten door Elzas-Lotharingen te bezitten. Ook
komt conflict voor op micro, meso en macroniveau.
Samenwerking - conflict
Gemeenschappelijk doel - eigen doel
Handelen op elkaar afstemmen - elkaar tegenwerken
,Mensen werken niet alleen samen om hun gezamenlijke doel te bereiken. Ook doen ze dat soms om
een ideaal te realiseren waar iedereen baat bij heeft en niet alleen de mensen die samenwerken. Dat
is het geval als het over het algemeen belang gaat of over een collectief goed. Zoals schoon
drinkwater, onderwijs, volksgezondheid, infrastructuur en openbare orde en veiligheid. Mensen
werken mee door belasting te betalen en dragen zo bij aan een collectief goederen. Iedereen
profiteert evenveel van zon collectief goed. Collectieve goederen hebben als belangrijkste kenmerk
dat ze non-exclusief zijn: van een collectief goed kan niemand worden uitgesloten. Iedereen mag
evenveel genieten van schoon water, naar school gaan en over de weg rijden.
Tegenover collectieve goederen staan private goederen. Dat zijn goederen waarvoor mensen moeten
betalen. Voorbeelden: eten en drinken, een abonnement op een sportschool, een smartphone en
een vakantie. Mensen die niet betale voor deze goederen krijgen dit ook niet. Deze goederen zijn dus
ook exclusief.
Als mensen samenwerken om een collectief goed te realiseren, heet dat collectieve actie. Zo zou je
jagers die gezamenlijk op een dier jagen een voorbeeld kunnen noemen van collectieve actie: de hele
groep mocht profiteren van het resultaat van de jacht. Bij collectieve goderen in de 21 e eeuw kunnen
mensen er soms bewust voor iezen om niet bij te dragen aan de collectieve actie. Zij zetten dan geen
tijd, geld of moete in voor het gemeenschappelijke resultaat. (groepsopdracht, maar leerling doet
niks, lid van sportclub maar geen vrijwilligerstaak). De keus waar mensen voor staan om wel of niet
mee te werken, heet het dillema van de collectieve actie. Wel of niet meedoen aan samenwerking?
Opzich is het voor elke actor natuurlijk veel aantrekkelijker om niets op te offeren voor de
samenwerking, maar wel profiteren van het collectieve goed dat gerealiseerd wordt. Alleen als
iedereen zo denkt gaat het ten koste van het collectieve goed en komt het mogelijk niet tot stand. De
actoren die wel profiteren van het collectieve goed maar er niet aan bijdragen noemen we free
riders. Een voorbeeld hiervan vinden we bij mensen die belasting ontduien.
, 6.3 paradigmas over conflict.
De vier paradigmas die we onderscheiden verschillen op twee dimensies:
Actor versus structuur
Speelt het maatschappelijk gebeuren zich meer af op het niveau van interacties en relaties
tussen actoren of juist meer op macroniveau?
Consensus versus conflict
Is het sociale gebeuren gericht op evenwicht, stabiliteit en continuiteit of is de samenleving
een arena waarin groepen en individuen strijden om de beschikbare middelen?
Tekenen:
Functionnalisme paradigma wordt meer gekeken naar structuren dan naar actoren en gaat men
meer uit van consensus dan conflict. Daarbij wordt een samenleving bekeken als een levend wezen.
Elk deel heeft zijn eigen functie en in totaal is het een levend wezen. Zo bestaat een mens uit
verschillende lichaamsdelen zoals handen, voeten, hersenen en organen. Al die delen hebben een
eigen functie en samen vormen zij het menselijk lichaam. Zo wordt ook naar de samenleving
gekeken: mensen en taken hebben hun eigen functie en dragen op hun eigen manier bij aan het
gehele maatschappelijke systeem. Ze bevorderen orde, de harmonie en groei. Het is ook niet
normaal voor een conflict hier. Een conflict is ziek, pathologisch. Conflicten ontstaaan omdat relaites
tussen actoren niet goed functioneren, maar moeten zoveel mogelijk voorkomen worden. Conflicten
kunnen namelijk de maatschappelijke orde aantasten en dat is niet wenselijk.
Conflict paradigma kijkt net als het functionalise paradigma naar structuren, maar verklaart de
verhoudingen niet vanuit consensus maar vanuit conflicten. Een samenleving is een soort arena
waarin actoren juist met elkaar strijden om schaarse goederen zoals geld, macht, status en invloed.
Een samenleving zonder conflict is juist pathologisch, conflicten horen bij de samenleving.
Maatshcappelijke conflicten kunnen over alles gaan. Daarbij is het voortdurende strijd tussen
mensen en groepen om hun eigen belangen in de samenleving te maximaliseren en de eigen
opvattingen en wensen te realiseren (ten koste van anderen).
Conflicten zorgen voor maatschappelijke veranderingen (ongelijkheid mane en vrouw arm en
rijk).
Sociaalconstructivisme paradigma (interactionisme paradigma) is niet de structuur van een
samenleving, maar het gedrag van individuele actoren het startpunt voor het doen van onderzoek. Er
wordt onderzoek gedaan naar de betekenis die actoren geven aan handelingen en henzelf en
anderen, bijvoorbeeld in situaties van conflict en samenwerking. Daarbij zorgt de rol die mensen
hebben voor een verwachting bij anderen. Als mensen die verwachting dan niet bevestigen of
waarmaken, kan er een rolconflict ontstaann. Als een leraar zich opstelt als een van je vrienden, kan
dat tot rolconflict leiden. Of als je vriend je huiswerk geeft.