CT 1.3: Pedagogiek en psychologie
Ontwikkeling van het kind
,Hoorcollege 1
Praktische pedagogiek: van visie naar handelen.
Niveaus van pedagogisch denken
1. Praktijk: dagelijkse interacties tussen de opvoeder en het kind.
2. Praktijktheorie: doelen en middelen praktijk.
3. Objecttheorie: pedagogische wetenschap, onderzoek naar gedrag.
4. Metatheoretisch: het nadenken over de drie andere niveaus, reflectie- en discussieniveau.
Methodisch werken
• Planmatig, systematisch, en gestructureerd.
• Wat?, hoe?, en waarom? staan centraal.
• In de pedagogische denkniveaus 2, 3, en 4 maak je gebruik van methodisch werken, in de
praktijk niet.
• Methodisch werken in het sociaal werk: doelgericht, systematisch, situationeel, relationeel
(taakalliantie & emotionele alliantie), versterkend, moreel, en tastend.
• De plancyclus: oriënteren, diagnosticeren, plannen, uitvoeren, evalueren.
, Hoorcollege 2
De pedagoog in het werkveld.
Niveaus opvoedingsproblematiek
1. Opvoedingsvragen.
2. Opvoedingsspanning: wanneer opvoedingsvragen onbeantwoord blijven.
3. Opvoedingsproblemen: een verstoorde relatie, op dit niveau is de pedagoog betrokken.
Wat doe jij als pedagoog?
• Je versterkt de opvoedingsrelaties.
• Je herstelt de opvoedingsrelaties.
• Je brengt samenhang in de opvoeding.
Empowerment
• Ouders versterken in hun rol als opvoeder.
• Bijvoorbeeld door: de nadruk leggen op kwaliteiten, samenwerken, etc.
Opvoedsteun naar intensiteit en omvang
1. Informele opvoedsteun: informeel steuncircuit, opvoedsteun uit je netwerk.
2. Universele opvoedsteun: beschikbaar voor iedereen, bijvoorbeeld; algemene
voorlichtingsactiviteiten op het gebied van opvoeding.
3. Selectieve opvoedsteun: opvoedingsondersteuning die gericht is op bepaalde doelgroepen.
Doelgroepen die op basis van onderzoek een groter risico lopen op problemen.
4. Geïndiceerde opvoedsteun: voor ouders die zijn vastgelopen in de opvoeding, die intensieve
begeleiding nodig hebben.
Je Jeugdwet 2015
Belangrijke uitgangspunten:
• Preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden van jeugdigen en
hun ouders, met inzet van sociale netwerken.
• De-medicaliseren, bontzorgen en normaliseren door onder meer het opvoedkundige klimaat te
versterken in gezinnen, wijken, scholen, en in voorzieningen als kinderopvang en
peuterspeelzalen.
• Eerder de juiste hulp op maat te bieden om jeugdigen en gezinnen zo snel mogelijk, zo dichtbij
mogelijk en zo effectief mogelijk hulp te bieden, met aandacht voor de (kosten) effectiviteit van
de geboden hulp.
• Integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgaanspunt één gezin, één plan, één regisseur.
• Meer ruimte voor professionals om de juiste hulp te bieden door vermindering van regeldruk.