CTP 6.2
WERELDECONOMIE
1. EEN WERELD VAN VERSCHILLEN
De OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, werd
na de Tweede Wereldoorlog opgericht en dient als orgaan voor overleg en
samenwerking op sociaaleconomisch terrein.
Een veelgebruikte welvaartsindicator, maatstaaf voor de welvaart, is het bbp per
hoofd van de bevolking. Je kunt dit zien als het gemiddelde primair inkomen. Het
BBP geeft echter niet de verdeling van inkomen in een land weer. Ook wordt de
productie van de informele sector niet meegerekend, waardoor een vertekend beeld
ontstaat.
De armoedegrens is het bedrag dat minimaal nodig is om menswaardig te kunnen
leven, dus om voldoende toegang te hebben tot kleding, drinkwater, voedsel,
huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs.
Inkomens tabellen kunnen een vertekend beeld geven van de koopkracht van
verschillende landen. Dit komt door prijsverschillen. Het probleem van
prijsverschillen kan worden ondervangen door niet de feitelijke wisselkoers te
gebruiken, maar de koopkrachtpariteit. Daartoe wordt in elk land berekent hoeveel
een standaardpakket goederen en diensten kost in de lokale munteenheid. Op basis
daarvan kan een omrekeningsfactor, of koopkrachtpariteit worden vastgesteld. De
koopkrachtpariteit is een theoretische wisselkoers die rekening houdt met de
verschillen in prijsniveau. Hij kan sterk afwijken van de werkelijke wisselkoers op
de valutamarkt.
De Human Development Index (HDI), is een indexcijfer, berekend als een gewogen
gemiddelde van een aantal indicatoren en ontwikkeld door de UNDP (United
Nations Development Programme). In deze welvaartsmaatstaaf speelt niet alleen het
inkomen een rol.
Er zijn nog enkele andere organisaties die internationaal van belang zijn. Het
Internationaal Monetair Fonds (IMF) is in 1944 opgericht met als doel het
internationale betalingsverkeer soepel te laten verlopen. Het IMF helpt landen met
een tekort aan buitenlandse valuta, ook wel deviezen genoemd. Het IMF verstrekt
leningen aan deze landen zodat de import in deze landen niet in gevaar komt. Naast
het IMF is in 1944 ook de Wereldbank opgericht. De Wereldbank richt zich speciaal
op ontwikkelingslanden. Ze verstrekt leningen tegen zachte voorwaarden, dat wil
zeggen een lage rente en een lange looptijd.
, 2. HET INTERNATIONALE ECONOMISCH VERKEER
Door goederen te ruilen en daarbij geld te betalen, is het mogelijk
productieprocessen op te splitsen in deeltaken. Deze verdeling van het
productieproces in deeltaken noemen we arbeidsverdeling of arbeidsdeling.
Terwijl bij de import de goederen het land binnenkomen, stroomt het geld het land
uit. Omgekeerd leidt de Nederlandse export tot een geldstroom van het buitenland
naar Nederland. Het verschil tussen de uitvoerontvangsten en de invoerbetalingen
met betrekking tot goederen noemen we het saldo op de handelsbalans. Als de
ontvangsten de betalingen overtreffen, heeft een land een handelsoverschot. In het
omgekeerde geval is er een handelstekort. In- en uitvoer zijn waardegrootheden, de
ze hebben een volume- en een prijscomponent. Het begrip volume bij invoervolume
en uitvoervolume verwijst naar hoeveelheden, zoals aantallen, kilo’s, liters.
Naast het goederenverkeer onderscheiden we het dienstenverkeer. Het
dienstenverkeer wordt ook wel onzichtbare handel genoemd. Het gaat dan met
name om geldstromen die te maken hebben met vervoersdiensten en reisverkeer.
Om de rol van de buitenlandse handel in een land te kunnen vergelijken met andere
landen worden quotes gebruikt, waarin de in- en uitvoer worden gerelateerd aan
het bbp.
waarde ingevoerde goederen en diensten
invoerquote= ∗100 %
bruto binnenlands product
waarde uitgevoerde goederen en diensten
uitvoerquote= ∗100 %
brutobinnenlands product
De quotes laten de mate van openheid van een economie zien. Naarmate de som van
de exportquote en de importquote hoger is, zijn er meer transacties met het
buitenland en is de economie opener. In het theoretische geval dat de quotes gelijk
zijn aan nul, spreken we van een gesloten economie of autarkie.
De quotes vertellen echter niet het hele verhaal. Een deel van de uitvoer kan
namelijk wederuitvoer zijn. De wederuitvoer omvat de goederen die zijn ingevoerd,
tijdelijk eigendom worden van een bedrijf in een bepaald land en vervolgens weer
worden uitgevoerd. Wederuitvoer gaat gepaard met een bijna even grote invoer. Bij
veel andere producten die worden uitgevoerd speelt de invoer ook een belangrijke
rol.
Bij grensoverschrijdende kapitaalstromen maken we een onderscheid tussen
geldstromen die betrekking hebben op buitenlandse beleggingen en die betrekking
hebben op de directe buitenlandse investeringen. De beleggingen zijn bedoeld om
inkomen te verdienen (rente, winst/dividend) of het vermogen te vergroten via
koerswinsten. De belegger is niet geïnteresseerd in zeggenschap. De directe
investeerder juist wel. Ondernemingen die in het buitenland investeren, zijn
ondernemingen die produceren in verschillende landen. We noemen ze
multinationale ondernemingen of multinationals. Multinationals hebben
verschillende motieven om te investeren in het buitenland. Een van de motieven is
onderzoek naar de aanwezigheid van bodemschatten. Als vervolg daarop wordt er
geïnvesteerd in de exploitatie van grondstoffen. Ook de aanwezigheid van andere
productiefactoren zoals arbeid en kapitaal speelt een rol.
2