Wetenschap en techniek op de basisschool, Ida
Oosterheert en Hanno van Keulen
Hoofdstuk 1
Doel van W&T in het onderwijs is om kinderen nieuwsgierig te maken en
geprikkeld te krijgen.
W&T onderwijs begint met een vraag of een probleem leidt tot een zoektocht
naar een antwoord of een oplossing.
W&T valt onder het domein Oriëntatie op jezelf en de wereld (OJW).
Onderwijs in W&T gaat over vragen stellen en ruimte nemen om antwoorden te
zoeken. Nieuwsgierigheid en de wil om praktische problemen op te lossen, zijn
de drijvende krachten achter W&T.
In W&T is het proces om tot een antwoord te komen het belangrijkste doel.
Belangrijker dan het antwoord zelf.
Hoofdstuk 2
Wetenschapswijsheid wordt beschreven door Program for International Student
Assesment (PISA). Hierin wordt gesproken over literacy, waarbij er een verwezen
wordt naar
* kennis van W&T
* inzicht in W&T
* bereidheid je in te laten met W&T
Hierbij wordt er onderscheid gemaakt tussen een cultureel en een functioneel
aspect.
-Cultureel is de algemene ontwikkeling die kinderen in staat stelt de wereld te
doorgronden. Zelf geen onderzoek doen of problemen oplossen.
-Functioneel is het herkennen van W&T in het dagelijks leven en wel in staat zijn
dit toe te passen.
Grote ideeën: een aantal van de belangrijkste wetenschappelijke en technische
inzichten waarmee we onze wereld begrijpen en veranderen. Robbert Dijkgraaf
stelde betacanon samen: 50 vensters uit de natuurwetenschappen waar ieder
beschaafd mens iets vanaf hoort te weten.
Er is een verschil tussen wetenschappelijke en technische kennis en kennis over
W&T. Dit verschil is je weet er iets van of je weet er alles van.
Kennis is een construct: je bouwt kennis op uit verschillende ideeën en
ervaringen en informatie die je hebt gehoord. Dit kan ook fout zijn: een knikker is
hard, een knikker bestaat uit moleculen dus een molecuul is hard.
Op de basisschool vooral kennismaken met gewone W&T, zoals tandwielen. Met
W&T stimuleren we de onderzoekende houding: nieuwsgierigheid gecombineerd
met de verwachting dat er begrijpelijke antwoorden te vinden zijn.
Hiervoor is een lijst samengesteld met contexten (omgeving waarin iets zijn
betekenis krijgt. Bijvoorbeeld tuin, menselijk lichaam, ziekte, voedsel,
energiegebruik mobiliteit, gebouwen en constructies, muziek, communicatie,
sport enz. Binnen deze contexten zijn er uitingen zoals die te onderzoeken zijn
, zoals: spinnenweb, tanden wisselen, MRI-scan, magnetron, batterij, vliegen,
beton, computers, trillingen enz.
Concept-contextbenadering, waarbij de betekenis van een concept (resultaat van
veel waarnemen, vergelijken, verbanden leggen en vaak abstract) afgeleid wordt
uit de situatie waarin het zich voordoet (context) in plaats van andersom.
Leerlingen kunnen nog minder goed conceptueel denken dus daarom het
concept in een context plaatsen die wel voor leerlingen te behappen is. Dus
zoveel mogelijk beginnen met concrete dingen en verschijnselen. Begin bij de
directe ervaring van het kind! Tevens zintuigelijk ervaren.
W&T wordt door wetenschappers onderverdeeld in disciplines, deze komen
veelal overeen met de diverse bèta studies aan universiteiten (ingenieurs-,
landbouw-, béta-, aard- en medische wetenschappen). Daarnaast wordt een
onderscheid gemaakt tussen systemen (natuurkundig, levend, aarde- en ruimte,
techniek en mathematisch systeem). Al deze verschillende systemen, disciplines
en perspectieven lopen door elkaar heen bij het onderzoeken van een vraag.
Bij W&T in het basisonderwijs gaat het er niet om alle disciplines en systemen te
kennen. Het accent moet liggen op de zoektocht en de kwaliteit daarvan. Het is
bijna altijd mogelijk een activiteit te combineren met de verschillende systemen.
Begin niet met de antwoorden maar met de vragen.
Bij het zoeken naar een antwoord op een vraag, kan je bepalen vanuit welk
perspectief je dat kan doen. Door middel van het ordeningsprincipe kan je op
een aantal manieren kijken naar de verschillende perspectieven. Er is
bijvoorbeeld een technisch, een wiskundig, biologisch, natuurkundig en aarde-
ruimte perspectief. Je kunt dus bij het bakken van een cake met verschillende
perspectieven kijken, afhankelijk van je vraag of interesse.
Hoofdstuk 3
4 didactische benaderingen voor W&T:
1. narratieve benadering
2. empirische benadering
3. opzoeken en uitzoeken
4. opzoeken en onderzoeken
Ad 1 Narratieve benaderingen
Hierbij wordt er gekeken naar de diepere betekenis of de zin van iets bij het
onderzoeken en ontdekken van een fenomeen (niet wetenschappelijk). Verhalen
worden ontwikkeld om betekenis te geven aan wat men meemaakt.
Ad 2 Empirische benadering
Hierbij wordt ervaringskennis gebruikt bij het onderzoeken en ontdekken van een
fenomeen. Hoe kom je aan deze ervaringskennis:
1. Je beschikt als leerkracht zelf over de kennis en brengt het over op
de kinderen (meestal door directe instructie).
2. Gebruik informatiebronnen.
3. Op onderzoek uitgaan met de kinderen.
Bij W&T is het belangrijk dat we de kinderen zelf laten ervaren en leren hun
ervaringen als onderzoeker tegemoet te reden. Kinderen gaan het zelf opzoeken
en uitzoeken, zelf bron van kennis en oplossingen kunnen worden.