Atomen
Alles is gemaakt van atomen. Het atomaire model van Bohr laat zien hoe een atoom
er uit hoort te zien: de atoomkern bestaat uit protonen (positief) en neutronen
(neutraal/geen lading) en de schil bestaat elektronen (negatief). Atomen zijn
elektrisch neutraal.
De massa wordt gemeten in een eenheid genaamd atomic mass unit / amu /
atomaire massa eenheid.
- Protonen hebben een massa van 1,67 x -24 g = 1 amu
- Neutronen hebben een massa van 1,67 x -24 g = 1 amu
- Elektronen hebben een massa van 0,00055 amu = ongeveer 0 amu
Massagetal (A) = aantal protonen + neutronen = bovenste getal
Atoomnummer (Z) = aantal protonen in atoom = onderste getal
Er zitten vaak evenveel elektronen als protonen in het atoom.
Periodiek systeem
Het periodiek systeem is gemaakt
door Mendeleev waarbij alle
elementen zijn gerangschikt op
basis van hun atoomnummer. Het
heeft 7 rijen en 18 kolommen.
De rij geeft aan hoeveel schillen
de atoom heeft.
De kolommen tonen families van
bepaalde soorten elementen.
Binnen een familie zitten atomen
met dezelfde eigenschappen. Alle
atomen in dezelfde kolom
hebben hetzelfde aantal valentie
elektronen.
Moleculen
Een molecuul (weergegeven in ball and stick-model) is een groep van 2 of
meer atomen die de kleinste eenheid vormen waarin een zuivere stof kan
worden verdeeld en toch de samenstelling en chemische eigenschappen
van die stof kan behouden.
Molecuulformule
In een molecuul formule kun je de samenstelling van een molecuul zien. Bijvoorbeeld azijnzuur =
CH3COOH = 4 H-atomen, 2 O-atomen, 2 C-atomen.
Ionen
Ionen zijn atomen met elektrische lading, ze zijn niet elektrisch neutraal zijn.
Kation
Kationen zijn ionen met positieve lading, want er is 1 elektron minder dan het aantal
protonen (bijvoorbeeld Na +).
, Anion
Anionen zijn ionen met negatieve lading, want er is 1 elektron meer dan het aantal
protonen (bijvoorbeeld Cl -).
Ionbinding
Er ontstaat een aantrekkingskracht tussen de kationen (positief geladen deeltjes) en
anionen (negatief geladen deeltjes), waardoor er een ionbinding ontstaat (bijvoorbeeld Na
+ Cl = zout).
Isotopen
Isotopen zijn atomen met hetzelfde aantal protonen (dus hetzelfde atoomnummer), maar een
ander aantal neutronen (dus een ander massagetal). Bijvoorbeeld koolstof, namelijk Koolstof 12,
Koolstof 13, Koolstof 14.
Schillen
Een atoom heeft verschillende schillen. Om te kijken hoeveel elektronen
er in welke schil zitten, kijk je naar het atoomnummer, want het aantal
protonen is vaak gelijk als het aantal elektronen.
- 1e schil = 2 elektronen
- 2e schil = 8 elektronen
- 3e schil = 8 elektronen
- 4e schil = etc.
De buitenste schil heet de valentie schil. De elektronen in deze schil
heten valentie elektronen. Door het kolomnummer zie je hoeveel
elektronen er in de buitenste schil zitten.
Het aantal valentie elektronen wordt ook wel eens weergegeven door middel van stipjes, wat het
electron dot symbol wordt genoemd. Als een atoom 4 valentie elektronen heeft, betekent dat dat
hij nog 4 binding aan kan gaan om 8 elektronen in de buitenschil te krijgen.
Edelgassen
Edelgassen hebben 8 elektronen in hun buitenste schil, wat bijzonder is. Doordat ze 8
elektronen in hun buitenste schil hebben zijn ze stabiel en niet reactief.
Octet regel
De octet regel is dat alle elementen streven naar 8 elektronen in de buitenste schil, want
dan zijn ze het meest stabiel.
Elektronen overdracht / ion binding
Bij elektronen overdracht worden elektronen overgebracht, zodat beide elementen
8 elektronen in de buitenste schil hebben (bijvoorbeeld Na + Cl). Er ontstaat dan
een ion binding.
Covalente binding
Bij covalente binding worden elektronen gedeeld, zodat beide elementen 8
elektronen in de buitenste schil hebben (bijvoorbeeld CO2).
Elektronegativiteit
Elektronegativiteit is de mate waarin de atoom een aantal elektronen tot zichzelf trekt bij de
covalente binding. Hoe hoger het massagetal (dus naar rechts/omhoog), hoe meer
elektronegativiteit. Floor heeft dus de meeste kracht.
Je kunt de elektronegativiteit van atoomverbindingen berekenen door het verschil uit te rekenen.
Als je kijkt naar de OH groep is de elektronegativiteit van H 2,20 en van O 3,44. De
elektronegativiteit van de OH groep is dus 3,44-2,20 = 1,24.
, Apolaire covalente binding
Een apolaire covalente binding is een binding met een elektronegativiteit van 0 tot 0,5. Dit
betekent dat er een goede verdeling is tussen de elektronen.
Polaire covalente binding / dipool
Een polaire covalente binding / dipool is een binding met een elektronegativiteit van 0,5 tot
1,7. Dit betekent dat er in de binding meer verschuiving is naar het ene atoom. De sterkere
kant wordt aangegeven met delta -, de zwakkere kant met delta +.
Ion binding
Een ion binding is een binding met een elektronegativiteit van 1,7. Elektronen worden dus
niet gedeeld, maar er is gewoon een overdracht.
Naamgeving van organische verbindingen
Gecondenseerde formule > Structurele formule
1. Teken de ruggengraat (7 C-atomen)
2. Vul de rest in (H-atomen)
Gecondenseerde formule > Lijn diagram
1. Tel de ruggengraat en teken deze (7 C-atomen)
Koolwatersto en
Koolwatersto en verwijzen naar verbindingen die waterstof (H) en koolstof (C) bevatten,
bijvoorbeeld gas en steenkool. N staat voor aantal, waarmee je de hoeveelheid koolstofatomen
kunt berekenen.
Alkanen (CnH2n+2)
Alkanen / para ne zijn verzadigde koolwatersto en met enkelvoudige bindingen. Dit
betekent dat koolstof de kans krijgt om zich te binden met 4 waterstofatomen.
ffffi ff