Samenvatting inleiding recht
,Hoofdstuk 1 – Inleiding recht
1.1 Kennismaking met het recht
De mens is gelijktijdig deelnemer aan verschillende maatschappelijke verbanden. Hij is
bijvoorbeeld werkzaam in een onderneming en tegelijk inwoner van de Staat der
Nederlanden. Ieder mens heeft belangen die hij probeert te realiseren, zo kom je wel in
botsing met belangen van anderen. (zorgt voor juridische problemen)
Eigenrichting is in een geschil je gelijk halen door zelf geweld te gebruiken. Het recht van de
sterkste geldt dan. In beginsel mag alleen de overheid het recht met behulp van geweld
handhaven.
De overheid heeft het zogenoemde monopolie op de rechtshandhaving met behulp van
dwangmiddelen, zoals het opleggen van een geldboete of gevangenisstraf.
Een burger mag bij hoge uitzondering zijn probleem via eigenrichting rechtens geoorloofd
oplossen. Dat is het geval als de wet uitdrukkelijk in een specifieke situatie de bevoegdheid
tot eigenrichting aan de burger geeft.
1.1.2 Organisatie rechterlijke macht
In Nederland zijn er lagere rechters en hogere rechters. Deze rechters hebben een eigen
terrein waarop zij rechtspreken. De rechters zijn lid van de zittende magistratuur; we
spreken van zittende magistratuur, omdat de rechters in de rechtszaal blijven zitten als zij
aan het woord zijn.
Een juridisch probleem wordt eerst door een lagere rechter in een van de elf rechtbanken
bekeken en beoordeeld. De rechtbank is het eerste gerecht.
Als een van de partijen het niet eens is met de uitspraak van de rechter (vonnis) van de
rechter in een rechtbank, kan hij de zaak aan een hogere rechter voorleggen; hij kan dan in
hoger beroep gaan bij een van de vier gerechtshoven.
De Hoge Raad is er voor als je het niet eens bent met de uitspraak van het gerechtshof. Dit
heet in cassatie gaan. Ook een rechter in de hoge raad noemen we raadsheer.
De hoge raad spreekt recht met vijf raadsheren in cassatie gaan bij de Hoge Raad is iets
anders dan in hoger beroep gaan bij het gerechtshof. In hoger beroep kijkt de rechter nog
een keer of de rechter in de rechtbank alle feiten goed heeft beoordeeld.
,In cassatie wordt door de Hoge Raad niet opnieuw gekeken of de feiten wel kloppen, hij kijkt
alleen of de lagere rechter het recht juist heeft toegepast. Als dit zo is dan wordt de zaak
terugverwezen naar de lagere rechter, die opnieuw uitspraak moet doen.
1.1.3 Sancties op het niet-naleven van rechtsregels
Het recht stelt veelal een sanctie op het niet naleven van een rechtsregel. Een sanctie is een
middel om naleving van bijvoorbeeld een voorschrift af te dwingen, of is het een straf voor
een overtreding.
Het college van burgemeester en wethouders kan een last onder dwangsom opleggen. Dit
wil zeggen dat de overtreder voor bijvoorbeeld elke dag dat hij de overtreding niet
ongedaan maakt, een geldbedrag moet betalen.
1.2 Indeling van het objectieve recht
Het objectieve recht omvat de rechtsregels die door de overheid zijn vastgesteld of erkend
met het doel de samenleving te ordenen, en die in beginsel door sancties gehandhaafd
kunnen worden. Dit wordt ook wel het positief recht of geldend recht genoemd.
1.2.1 Onderscheid privaatrecht – publiekrecht
Bij privaatrecht gaat het over de rechtsverhouding tussen personen onderling. Onder
persoon moet niet alleen de natuurlijke persoon worden verstaan, maar ook de
rechtspersoon.
Een rechtspersoon is een organisatievorm die voor veel handelingen net als natuurlijke
personen aan het rechtsverkeer mag deelnemen. Een rechtspersoon kan bijvoorbeeld
grondstoffen kopen en geld lenen. Een rechtspersoon kan ook veroordeeld worden om
bijvoorbeeld aan een gedupeerde schadevergoeding te betalen.
Publiekrecht heeft betrekking op de rechtsverhouding tussen overheid en burgers. Het
staats- en bestuursrecht, evenals het strafrecht en het recht van de Europese Unie, maken
deel uit van het publiekrecht
Bestuursrecht is bijvoorbeeld het uitvoeren van wetten op diverse gebieden. Het college van
burgemeester en wethouders verleent bijvoorbeeld een vergunning om een
appartementsgebouw te bouwen in het centrum van de stad. Neemt het bestuursorgaan de
regels niet in acht, dan kan een belanghebbende een juridische procedure aanspannen
tegen dit bestuursorgaan.
Strafrecht is als een persoon verdacht wordt een strafbaar feit te hebben gepleegd. In het
strafrecht is het een zaak tussen de verdachte en de samenleving. Namens de samenleving
treedt het openbaar Ministerie op, deze wordt vertegenwoordigd door een officier van
justitie.
1.2.2 Onderscheid materieel recht – formeel recht
Het materiële recht bevat regels die rechten verlenen en verplichtingen opleggen tussen
burgers onderling en tussen burgers en overheid, maar ook tussen overheden onderling. Een
, voorbeeld is een koopovereenkomst tot levering van fietsen dat wordt beheerst door het
materiële recht.
Als er conflicten ontstaan, bijvoorbeeld wanneer de verkoper weigert de verkochte zaken te
leveren, dan zal een beroep moeten worden gedaan op het formele recht. Het wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering geeft regels voor de manier waarop de regels van het materiële
privaatrecht gehandhaafd worden.
1.3.1 Objectief en subjectief recht
Objectief recht bestaat voor een belangrijk deel uit geschreven en ongeschreven regels: wat
er mag, wat er moet, wat er verboden is. Het woord ‘recht’ heeft de betekenis van het
geheel van rechtsregels dat in Nederland op dit moment van kracht is.
Voorbeelden van objectief recht:
- Het is verboden een ander van het leven te beroven.
- Iemand die in ogenblikkelijk levensgevaar verkeert, moet worden geholpen.
- De eigenaar mag met uitsluiting van een ander in principe vrij van zijn eigendom
gebruikmaken. Dus: als iemand eigenaar is van een fiets, kan hij daarmee in beginsel
alles doen wat hij wil. Een ander mag niet tegen zijn wil de fiets gebruiken. Wie dat
toch doet, maakt in breuk op het subjectieve recht van de eigenaar – een recht dat
het objectieve recht hem geeft.
Het woord ‘recht’ heeft dan niet de betekenis van het geheel van geldende rechtsregels in
Nederland, maar slaat op een bevoegdheid die een persoon heeft tegenover één of andere
personen. Deze bevoegdheid wordt subjectief recht genoemd.
Het is het subjectieve recht dat geen ander een fiets tegen de wil van de eigenaar gebruikt,
omdat het objectieve recht dit bepaald. Een paar voorbeelden:
- Ik heb het vruchtgebruik van de appelboom van A. Ik mag de appels plukken die aan
de boom hangen (subjectief recht). De rechten en de plichten voor wat betreft het
vruchtgebruik zijn geregeld in Boek 3, titel 8 van het BW.
- B heeft als zekerheid voor een verstrekte geldlening een hypotheekrecht op het huis
van A (subjectief recht). De rechten en de plichten van de hypotheeknemer (B) zijn
geregeld in Boek 3, titel 9 van het BW.
Tussen subjectieve rechten en objectieve recht bestaat een verband. Het objectieve recht
verleent subjectieve rechten.
In het Nederlands recht komen subjectieve rechten toe aan personen. Deze personen, ook
wel rechtssubjecten genoemd, worden verdeeld in twee groepen.
De eerste groep is die van de natuurlijke personen. Natuurlijke personen zijn mensen. Zij
zijn de drager van subjectieve rechten.
Een rechtspersoon is ook een drager van subjectieve rechten. Een rechtspersoon is een
organisatie vorm die voor veel handelingen net als natuurlijke personen aan het
rechtsverkeer mag deelnemen. Dit kan bijvoorbeeld een eigenaar van een iPad zijn.