Aardrijkskunde thema 3
Les 1
Wat is aardrijkskunde? Tweedelig: fysisch-sociaal.
De drie w’s: wat? ; waar? (ruimtelijke spreiding) ; waarom daar? (ruimtelijke samenhang)
De geografische vierslag/zienswijze: waarnemen, herkennen, verklaren en waarderen.
Waarnemen: wat zie je? wat neem je waar? waar zie je dat? Hoe ziet het eruit?
Herkennen: waar doet het mij aan denken?
Verklaren: waarom is het daar? waarom ziet het er daar zo uit? wat wordt hierdoor beïnvloed?
Waarderen: wat betekent dat voor mij? wat betekent het voor die mensen? kan het ook anders?
denk ik er nog zo over?
Kijken vanuit verschillende perspectieven: fysisch-biologisch, economisch, historisch, sociaal,
cultureel, politiek, juridisch, individueel.
Geografische invalshoek: regionaal, thematisch, regionaal-thematisch.
Schaalniveaus: micro, meso, macro.
Benaderingswijze: encyclopedisch, exemplarisch.
TENTAMEN: toepassen geografische vierslag op een plaatje. Zo precies mogelijk,3/4 perspectieven.
Mental image/actueel wereldbeeld: het idee of beeld dat een mens heeft over de samenleving om
zich heen en in ruimere zin de wereld. Dit wordt gevormd door gebeurtenissen die iemand
meemaakt of zaken die iemand om zich heen ziet of hoort.
Kinderen bouwen tijdens de aardrijkskundeles een actueel wereldbeeld op door basisfeiten te leren
en vervolgens processen te verklaren.
Als kinderen aardrijkskundelessen krijgen volgens de geografische zienswijze leren ze systematisch
naar de wereld om zich heen te kijken.
Multiperspectiviteit: natuurlijke en menselijke factoren (onderverdeeld in: economische, culturele,
demografische en politieke factoren). Iets wordt bekeken vanuit verschillende invalshoeken.
Meervoudig bronnengebruik: tekst, kaarten, multimedia en omgeving.
Schaalniveaus: lokaal, regionaal, nationaal, continentaal, mondiaal.
Op een kaart wordt een schaal aangegeven door een schaalgetal of schaalstok. 1 cm = 10 km
Les 2
Toponiem: plaatsnaam. Ruimer geformuleerd: naam van een stad, plaats, dorp of landstreek.
Mental map: een kaart die iemand van een bepaald gebied in z’n hoofd heeft = doel van
topografieonderwijs.
Hoe leert een kind topo? > heel veel oefenen + wandkaart/globe/prikbord met foto’s en tekeningen
van actuele gebeurtenissen in de klas. De aan te leren topo moet niet losstaan van de
aardrijkskundige inhoud. Belangrijk: naast de aangeboden regio moeten er ook delen van
omringende regio’s staan.
Functionele topo: een actuele gebeurtenis gebruiken om de topo te leren. vb Filipijnen blz 294
Les 3
Kaart: tweedimensionale, verkleinde, vereenvoudigde weergave van de driedimensionale
werkelijkheid.