De structuur van het vak geschiedenis.
Kennisbasis:
ontwikkeling van historisch tijdsbesef bij kinderen.
ontwikkeling van beeldvorming van de historische werkelijkheid.
historisch denken en redeneren.
Beeldvormers:
De werkelijkheid: de schoolomgeving (dorp en stad, landschap, monument, straatmeubilair)
en voorwerpen (museum)
Afbeeldingen: schilderij, prent, tekening, foto, ansichtkaart en karikatuur; dia, film,
video/dvd, televisie/schooltelevisie, cd(-rom) ; wandplaat, poster en bordtekening,
prentenboek en strip ; model en maquette ; kaart (wandkaart en atlas)
Het gesproken woord: het verhaal: vertellen en voorlezen ; de feiten: uitleggen, bespreken,
verklaren en het gesprek ; de gastspreker; het interview ; historisch en hedendaags geluid
(radio)
Het geschreven/gedrukte woord: verhalende teksten; informatieve teksten; schema’s,
tabellen en grafieken; informatieve bronnen (archief)
Doen: leven als… ; spelen als… ; spelen met… ; schrijven, spreken, dichten en zingen;
tekenen, bouwen, en experimenteren; muurkrant en tentoonstelling; herdenken en vieren
Geschiedenis = beeldvorming van het verleden , o.a. door vertellen.
Vertellen:
Indringende manier om kinderen ‘iets’ te leren, dus effectief!
Kinderen worden ‘ooggetuige’ van de historische werkelijkheid.
Wat vertel je?:
Beeldend verhaal.
Zelfontworpen verhaal.
Geschiedenisverhaal:
De leerkracht vertelt historische feiten en ontwikkelingen in een historische ambiance.
Dus: feiten en fictieve elementen samen.
Tijdens het vertellen leren kinderen zich te concentreren. Het zijn momenten van rust in veelal drukke
schooldagen. Door het samen beleven van spanning en emoties kan er in de groep tevens een bijdrage
worden geleverd aan een positief sociaal klimaat. Daardoor wordt het goed werken in en met een groep
kinderen.
Voorbereiding:
Zoek bij voorkeur een bestaand verhaal.
Leef jezelf in in het verhaal (gevoelens, zintuigen, identificatiepersoon, details)
Werk je verhaal schematisch uit, niet volledig uitschrijven (directe rede, BN)
Spiekbrief. Openingszin en slotzin uitgeschreven.
Noteer vooraf kernwoorden op het bord.
Kijk uit voor historische diarree.
Opstelling klas
Afspraken maken vooraf (geen gefriemel, niet naar de wc tijdens de vertelling)
1